Verklaring van dienstplichtig soldaat B. Hagen
Verklaring op 17 Juni 1940 voor Rijksrechercheur.
---------------------
Bertanus Hagen, geboren te Rheden, 3 December 1912, wonende Dorpsstraat 44 te Rheden, verklaarde:
Van 10 tot en met 14 Mei 1940, diende ik als soldaat-telefonist bij den Staf-I-8 R.I. Ik was als telefonist toegevoegd aan den Kapitein Collette, commandant 2-I-8 R.I.
Daar waren ook telefonist J. Gerritse, wonende te Velp, en Van Hal wonende te Lobith. Wij deden dienst in den commandopost van Kapitein Collette, gelegen nabij den rijksweg Rhenen-Wageningen en Heimersteinschelaan, ongeveer 500 meter van de Grebbe en 300 meter van de villa Heimerstein. Op vrijdag, 10 Mei 1940, des nachts te 1.30 uur, hebben wij dezen post betrokken, tot Zondagmiddag, 12 Mei 1940, ongeveer 2 uur. In dezen commandopost waren geregeld aanwezig, de Kapitein Collette, Vaandrig Donkersloot, sergeant Bosveld, de telefonisten en 4 of 5 ordonnansen. Van de ordonnansen ken ik Toelen en Scholten. Op Vrijdag, 10 Mei 1940, gebeurde er niets bijzonders. Zaterdag, 11 Mei 1940, was er Duitsch granaatvuur boven den commandopost. Bij den commandopost was een uitkijkpost.
Deze uitkijkpost is, voor zoover ik weet, niet gebruikt.
Ik heb van Vrijdagmorgen, 10 Mei 1940, niet meer geslapen voor 15 Mei 1940. Toelen deed de ordonnansendiensten. Hem was niets te veel. Hij was de steun van den Kapitein en zelfs zijn adviseur. De aanwijzingen, die Toelen gaf, werden door de Kapitein opgevolgd. Toelen deed alles, hoewel er vier of vijf ordonnansen waren. Toelen had er een zeer goeden kijk op. Als allemaal waren geweest als Toelen, dan was de zaak honderd procent voor elkaar geweest. De vaandrig Donkersloot is wel eens uit den commandopost geweest. De Kapitein is er in het geheel niet uitgeweest.
Hij heeft zich nimmer persoonlijk met zijn soldaten, in de stellingen, in verbinding gesteld. Toelen onderhield dit contact op voortreffelijke wijze en hield den Kapitein op de hoogte. Als er iets gebeuren moest, dan deed Toelen het voorstel en voerde daarna deze bevelen, in overleg met den Kapitein, uit. Als hij het niet met den Kapitein Collette eens was, zeide hij, hoe het zijns insziens moest gebeuren en zoo gebeurde het dan ook. In den nacht van Zaterdag op Zondag, 11 en 12 Mei 1940, te ongeveer middernacht, kwam de 1e luitenant Timmermans, met een gedeelte der manschappen van zijn sectie, aan den commandopost.
Deze manschappen waren zenuwachtig. Zij dachten, dat de Duitschers achter hen zaten. In den commandopost stonden zij met het geweer klaar, gericht op de deur van den commandopost, omdat zij dachten, dat de Duitschers direct deze post zouden binnenvallen.
De lamp moest uit. De Kapitein deed niets. Toelen nam de leiding en zeide, dat Timmermans naar zijn post terug moest. Hij had hierover met den Majoor Landzaat getelefoneerd. Ik luisterde toen mede en hoorde, dat de Majoor tegen Toelen zei, dat er maar eenige Duitschers in het voorterrein van de Nude waren, die geweldig tekeer gingen. Luitenant Timmermans moest ten spoedigste naar zijn stelling terug, desnoods met de bajonet op het geweer. Toelen heeft dit aan Timmermans medegedeeld. Timmermans is met eenige manschappen weggegaan. Een gedeelte bleef in den commandopost achter. Majoor Landzaat heeft aan Kapitein Collette gevraagd, of de stelling van Timmermans bezet was. Ik heb Krijtz met een mitrailleur binnen zien komen. Toelen regelde alles, ook de kwestie Krijtz. Vóórdat Krijtz binnen kwam heeft de Kapitein geroepen: "Daar zijn de Duitschers". Toelen nam het initiatief en ging naar den ingang, waardoor Krijtz later binnen kwam. Het heeft mij verwonderd, dat er toen in den commandopost geen dooden zijn gevallen. Dit is alleen te wijten aan het optreden van Toelen, die volkomen logisch en met doortastendheid optrad. De soldaten van Luitenant Timmermans en van Sergeant-Majoor Pas, zijn door Toelen in de stelling van Luitenant Timmermans gebracht. Dit geschiedde op last van Majoor Landzaat. Kapitein Collette had Toelen verzocht, dit in orde te maken.
Toelen ging bij herhaling naar de sectiecommandanten, waaronder de vaandrig de Ridder, die in het Hoornwerk zat. De andere ordonnansen onttrokken zich zoveel mogelijk aan hun werk. De Kapitein Collette zag dit wel. Er ging geen leiding van hem uit. Hij vond het maar het beste, als Toelen alles deed. Hij wist, dat het dan in orde kwam.
Op Zondagmiddag, 12 Mei 1940, te ongeveer 12.30 kwam er van Majoor Landzaat een telefonische bericht, dat er stand gehouden moest worden tot de laatsten man en den laatsten kogel en dat ieder, die wegliep, moest worden doodgeschoten. Ik maakte dit bericht in duplo. Op dit bericht moesten de verschillende sectie-commandanten na lezing, hun paraaf plaatsen. Toelen was niet in den commandopost, op het tijdstip dat dit bericht kwam. Kapitein Collette gaf den ordonnans Gerritse de opdracht, om dit bericht naar de sectiecommandanten te brengen. Op dat moment was Toelen binnen. Gerritse vroeg aan Kapitein Collette of er iemand met hem mee kon. Toelen nam het bericht toen uit handen van Gerritse en zeide, dat hij het wel zou doen.
Toelen is toen weggegaan. Na eenigen tijd kwam Toelen terug. Hij was toen aan zijn rechterwang gewond. De Kapitein droeg Toelen op, zich aan de verbandplaats te laten verbinden. Op dat moment was aan den commandopost niets te doen. Toen Toelen weg was, zeide de Kapitein Collette, dat de commandopost verplaatst moest worden naar de hulp-verbandplaats, ongeveer 500 meter achter ons.
Van te voren was nimmer over de verplaatsing van dezen commandopost gesproken. Ik heb toen tegen Kapitein Collette gezegd, dat er niets aan de hand was. Onze telefoonlijnen lagen in sleuven.
Ik maakte bezwaar om de post te verplaatsen, mede in verband met het gebrek aan telefoondraad. Bovendien moest ik dan de telefoonlijn door het bosch leggen. Op dat moment was de telefoonleiding nog volkomen in tact. De Kapitein deelde mede, dat ik met twee andere telefonisten naar buiten moest, om kabel te halen en aan te leggen. Ongeveer 5 minuten later was de telefonische verbinding verbroken. De Kapitein verliet toen voor den eersten keer den commandopost, ook de anderen volgden hem. Hij liep op een draf den commandopost uit, in de richting van Ouwehands Dierenpark.
Wij gingen draad halen De Vaandrig Donkersloot was bij ons en ging mee tot Ouwehands Dierenpark. Ik ging met de telefonisten naar den centraalpost van Luitenant Schluter om draad te halen.
Vaandrig Donkersloot ging naar Majoor Landzaat. Aan Luitenant Schluter hebben wij medegedeeld, dat de commandopost verlaten was en namens Kapitein Collette moest worden verplaatst naar de hulpverbandplaats. Luitenant Schluter gaf ons toen de opdracht, de telefoonlijnen van het Bataljon te herstellen. Inmiddels was het 11e Regiment door de sleuven van onze telefoonlijnen gekropen. Deze waren toen grondig vernield. De Luitenant Schluter deelde mede, dat de commandopost later zou worden verplaatst. Wij moesten toen bij den Majoor blijven. Wij zijn daar blijven vechten, tot dat wij door Duitschers omsingeld waren. Des Maandags-avonds zijn wij, met sergeant Van Doorn teruggetrokken op Leersum. Doordat de Kapitein Collette plotseling, zonder eenige mededeeling aan den Bataljonscommandant of aan zijn Sectiecommandanten in den looppas den commandopost verliet, hetgeen door de manschappen der 4e sectie werd geconstateerd, liepen deze ook uit hun stellingen. Het was een vluchten van jewelste. Hiervan is de Kapitein Collette, volgens mij, de schuld. Er was geen enkele reden om den commandopost te verlaten. Ik ben van meening, dat de Kapitein, toen hij zag dat Toelen gewond was, geheel de kluts kwijt was en daarom wegvluchtte. Het verplaatsen naar de hulpverbandplaats was absoluut onjuist. Deze verbandplaats bood geen beschutting voor een commandopost, althans veel minder dan de bestaande.
Op dezen commandopost was op Zaterdag een splinter van een granaat terecht gekomen. Door het gat van de kachelpijp, was toen een weinig zand in den commandopost gevallen, hetgeen van geen beteekenis was. In en om den commandopost is niets voorgevallen. In de loopgraven der 4e sectie, nabij den commandopost, zijn geen dooden of gewonden geweest. Toelen was onze eerste gewonde. Het besluit, om de commandopost te verplaatsen, was een hopeloos besluit, waardoor het moreel onzer manschappen geheel weg was. Daar zijn de Duitschers het eerst op den Grebbeberg gekomen. De Kapitein Collette heeft aan zijn Sectiecommandanten geen kennis gegeven van de verplaatsing van den commandopost, ik verondersteld, dat na het verlaten van den commandopost, toen de Sectiecommandanten geen berichten meer kregen en zij Toelen niet meer zagen, den Sectiecommandanten den moed in de schoenen is gezakt. Hiervoor draagt de Kapitein Collette de schuld.
Toen ik op Zondag 12 Mei 1940 onder leiding van Luitenant Schluter werkte en ik mij in den centraalpost bevond, heb ik over vlaggen op Ouwehands Dierenpark hooren praten en gehoord dat vlaggen omlaag waren gehaald. Toen ik aan den rijksweg Rhenen-Wageningen, bij Ouwehands Dierenpark was, zag ik daar een vlag hangen. Wij hebben deze vlag omlaag gehaald omdat over vlaggen gesproken was. Ouwehand ken ik. Ik vond hem niet sympathiek en geweldig brutaal. Bedoelde vlag had ik daar al eerder gezien. Of deze vlag daar hing, met een ander doel, dan ter aanduiding, dat het Dierenpark geopend was, weet ik niet.
Toelen heeft den moed er in gehouden. Als Toelen berichten wegbracht ging hij vaak over de Grebbesluis, waarin de ijzeren balken nog lagen. Iedereen is overtuigd, dat de Duitschers het eerst door de verlaten stellingen van Kapitein Collette zijn gekomen. Toen de stellingen van den Kapitein Collette verlaten waren, bestonden er met den commandopost van Kapitein Rammelrooy (Rangelrooy), die rechts van den rijksweg onder aan de Grebbe zat, nog telefonische verbindingen. Ik constateerde dit, toen ik op dien Zondagmiddag aan den centraalpost was. Toen wij den commandopost, op last van Kapitein Collette, verlieten was er nog geen enkel bericht van dooden of gewonden in onze compagnie geweest.
Dit is de geheele waarheid.
Voorgelezen, volhard en in concept geteekend.
w.g. B. Hagen.
|