Verklaring van dienstplichtig soldaat Chr. Hendriks
Verklaring van den dienstplichtige soldaat Chr. Hendriks van M.C.-I-8 R.I. afgelegd
voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 27 Februari 1947.
------------
Korporaal Raats was mijn stukscommandant.
Direct nadat wij in de stellingen kwamen moet hij verdwenen zijn want ik heb hem niet meer gezien. Wij zaten in een pilbox op de Grebbeberg. Naderhand is Sergeant Hulshof er bij gekomen.
Wij hebben in het begin met de zware mitrailleur in het wilde weg geschoten, omdat wij niets zagen. Later begonnen de Duitschers ons met artillerievuur te beschieten.
De dienstplichtige Groot Wassink en B. Bosch en Sergeant Hulshof zaten in de koepel. Jan Leerink en ik zaten in de linker schuttersput van de loopgraaf. Toen wij beschoten werden zijn wij met vieren (Leerink, Veldkamp, nog een soldaat en ik) de berg afgegaan naar het 2e stuk van de stelling waar de Sergeant van Meeteren stukscommandant was (aan de kant van de Rijn).
Wij waren daar reeds 2x geweest om munitie te halen. Ik wilde Sergeant van Meeteren spreken om te vragen wat wij moesten doen. Zij stonden daar ook al klaar om weg te gaan. Op dat moment was de Sergeant er niet. Later heb ik hem wel weer gezien. Wij zijn toen richting Rhenen gegaan dwars door het bosch, en kwamen terecht in de buurt van het Paviljoen, aan de kant van Wageningen en hebben daar een tijd gezeten, in de stoplijn. De mitrailleur was stuk, vermoedelijk heet geschoten. Bij het Bataljons Bureau vóór het viaduct, werden wij tegen gehouden door de Militaire Politie (M.P.) die ons gebracht heeft naar de kelder van het Bataljons Bureau. De volgende morgen kwam Kapitein Dales, die beurde ons op. Nadat wij uit de ramen van het Bataljons Bureau hebben geschoten zijn wij naar het Paviljoen gegaan en zijn daar aan het knetteren gegaan. Daar waren Kapitein Dales, Kapitein Hopink van de Pag. (met leeren jas), Majoor Landzaat en een klein aantal menschen. Wij hebben door de ramen geschoten richting Wageningen, op de groote weg (waar een prikkeldraadversperring op de weg komt). De Duitschers schoten het paviljoen in puin en het begon te branden. Ik ging met een vaartje door de loopgraaf naar Hotel Grebbeberg. Vanaf het balkon zag ik dat beneden verschillenden van ons krijgsgevangen waren gemaakt. Onder hen waren Leerink, van Aalten, en een stuk of 10 anderen. De Duitschers gebruikten hen als dekking en richtten hun machinepistolen op mij. Ik schoot op een onderofficier die apart stond (ik zag aan de onderscheidingsteekens op zijn mouw dat het een onderofficier was). Soldaat van Zon riep: "niet schieten, niet schieten". Zij begonnen op mij te schieten, waarop ik naar binnen ging en naar beneden de loopgraaf in. Toen ik boven op de stelling kwam stonden er 2 Duitschers voor mij en werd ik gevangen genomen. Zij namen mij mee naar Wageningen. Ik zag onderweg geweldig veel materiaal en menschen. Wij moesten hard loopen met de handen in de hoogte.
Leerink was niet zoo erg bang.
In de villa van de Ridder hebben wij ons moed ingedronken. Ik herinner me niet daar de zaak kort en klein te hebben geslagen.
Wij namen Kip mee, die gewond was, op een tafelblad van Rhenen naar Wageningen. Onderweg is hij gestorven, en moesten wij hem daar laten liggen.
Van 12 op 13 Mei hebben wij heelemaal niet geslapen.
Majoor Landzaat stond rechtop in het Paviljoen. Wij lagen op onze buik voor de ramen. Er lag menige doode Hollander in het Paviljoen.
's-Gravenhage, 27 Februari 1947.
(get.) Chr. Hendriks.
|