Verklaring van dienstplichtig soldaat J.G.F. Charisius
Verklaring afgelegd door de dpl.soldaat J.G.F. CHARISIUS van 1-II-24 R.I., geboren 13 november 1908, van beroep hoofdcommies bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, wonende te 's-Gravenhage, in de 410e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 26 October 1950.
Mijn C.C. was de Kapitein BARTELS.
Mijn verzoek om een onderscheiding baseer ik op het feit, dat ik verdienstelijk werk heb gedaan door enige mensen het leven te kunnen redden. In de verwarring, die op 13 Mei was ontstaan, heb ik aanwijzingen kunnen geven waardoor het vuur op eigen troepen grotendeels tot zwijgen is gekomen.
Wij kwamen in een stelling, die pas door de Nederlanders was heroverd. Tussen de stellingen bevonden zich nog achtergebleven Duisters. Wij bevonden ons in volkomen onbekend terrein en werden van alle zijden beschoten. Onze mensen schoten in het wildeweg.
De opstelling lag bij een inundatieterrein. De soldaten bevonden zich allen in overdekte gevechtsopstellingen. Ik was facteur. Men had mij opgedragen op post te staan bij een niet ontplofte granaat. Daardoor was ik ongedekt en had tevens een goed overzicht over het terrein.
Eigen troepen gingen langs ons naar voren in Z.O. richting. Deze troepen werden door ons compagnie onder vuur genomen. Dit geschiedde omdat onze soldaten in de overdekte opstellingen geen goed overzicht hadden. Vanaf de plaats waar ik mij bevond, zag ik het gevaar. Ik liep heen en weer door de stelling om onze mensen te waarschuwen, dat zij op eigen troepen vuurden. Terwijl ik heen en weer liep, werd ik door de achtergebleven Duitsers beschoten.
Er moeten nog Duisters in onze onmiddellijke nabijheid zijn geweest. De Nederlanders hadden het terrein pas heroverd en ik zag nog veel Duitse kledingstukken en aanwijzingsborden liggen. De borden stonden nog overeind en gaven aan waar de Duitse hulpverbandplaats was. Aan het knallen van de geweren kon ik duidelijk het verschil horen tussen eigen en vijandelijk vuur. Ik weet niet precies waar het Duitse vuur vandaan kwam. De Duitsers waren goed gecamoufleerd, zodat zij niet te zien waren.
Ik heb ongeveer de hele middag dit waarschuwingswerk gedaan. Ik weet niet waar Kapitein BARTELS was. De Luitenants EYSINK en ik meen CORMAN bevonden zich in de loopgraaf en zullen mijn optreden vermoedelijk hebben gezien. De fourier, die zich in een boerderijtje nabij de stelling bevond, heeft mij zien lopen en mijn roepen gehoord.
Ik riep: "Niet schieten, eigen troepen". Onze mensen vuurden op de Nederlanders, die voorwaarts gingen en niet op de Duitsers omdat deze laatsten niet waren te zien.
Te plm. 17.00 kwam - naar ik meen - Luitenant EISINK met het bericht, dat wij moesten terugtrekken. Wij waren - naar ik meen - Regimentsreserve en hadden niets anders behoeven te doen dan afwachten.
Door de spanning waarin ik verkeerde, heb ik een shock gekregen. Ik bevond mij vrijwel in open terrein en werd beschoten door mitrailleurs, artillerie en eigen artillerie. Dit alles heeft mij erg aangegrepen. De andere soldaten hadden een dak boven hun hoofd, ik had echter niets.
Door mijn optreden heb ik een aantal Nederlandse soldaten het leven kunnen redden. Dit staat vast, want ik heb gezien, dat enige soldaten door eigen vuur zijn gesneuveld. Door mijn optreden was het eigen vuur soms geheel tot zwijgen gebracht.
Prof. V.d.HORST, die mij in de Valeriuskliniek te Amsterdam voor mijn shock heeft behandeld, was van mening, dat ik alles had gedaan wat ik psychisch en physisch had kunnen doen. De Professor heeft mij met andere patiënten in de collegezaal aan studenten getoond en daarbij uiteengezet, dat ik mij zoveel had ingespannen als in mijn vermogen lag, totdat ik was ingestort.
's-Gravenhage, 26 October 1950.
J.G.F. Charisius.
Opgenomen: St.
|