Verklaring van dienstplichtig soldaat-ordonnans J. van 't Klooster
Verklaring afgelegd door de dpl. soldaat-ordonnans J. VAN 't KLOOSTER van de 4e Compagnie
Luchtdoelmitrailleurs, van beroep loodgieter, wonende te Utrecht, in de 400e Vergadering der
Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 11 september 1950.
--------------------
Ik was ingedeeld als motorordonnans bij de Compagniescommandant. Gedurende de oorlogsdagen heb ik verschillende berichten van de commandopost der compagnie te Zeist naar de pelotons aan de Grebbeberg gebracht. Op 10, 11 en 12 Mei ben ik naar de Grebbeberg geweest.
Eén van onze pelotons stond op de Grebbeberg bij de zandafgraving aan de zijde van de Rijn. Een ander peloton stond op de Koerheuvel bij het kerkhof. Ik meen, dat een ander peloton zich in de buurt van Achterberg bevond.
Het peloton op de Grebbeberg stond ongeveer 15 meter van de rand van de afgraving. Wanneer er een bom in de buurt zou vallen, dan was de kans groot dat het hele peloton door de ontstane zandverschuiving mee naar beneden zou worden gesleurd. Daarom is het peloton verplaatst. In de nacht van 9 op 10 Mei heb ik een bericht naar dit peloton overgebracht. Ik heb het overhandigd aan Vaandrig KATER.
Bij het overbrengen van berichten van Zeist naar de Grebbeberg is het herhaaldelijk voorgekomen, dat ik onderweg vanuit bosranden beschoten werd. Ik dekte dan en wanneer het vuren werd gestaakt, ging ik weer verder.
Op het kruispunt bij Leersum ben ik door een Nederlandse patrouille beschoten. Ik was door een patrouille aangehouden en nadat ik het wachtwoord en het teken had gegeven, kon ik doorrijden. Een patrouille die nog geen 100 meter verder stond en had kunnen zien, dat de eerstgenoemde mij doorliet, wilde mij weer laten stoppen. Ik had haast want ik moest een met xxx gemerkt bericht overbrengen en reed door. De patrouille opende het vuur op mij en ik moest terugkomen. Ik heb de commandant van deze patrouille toen verteld wat ik van hem dacht. Aan een officier, die naderbij kwam, heb ik het geval uitgelegd en de patrouillecommandant kreeg een uitbrander. Ik kon doorrijden.
Ik kan niet met zekerheid verklaren wanneer ik onder vijandelijk vuur en wanneer ik onder vuur van eigen troepen ben geweest. De toestanden waren nogal chaotisch.
Toen ik op een avond tegen schemer bij het peloton op de Koerheuvel aankwam, begon plotseling alles te schieten. Ik dekte naast mijn motor in het veld. Het vuren heeft 20 minuten geduurd en werd toen door één van de officieren tot zwijgen gebracht. Het bleek dat de Nederlandse troepen op elkaar aan het schieten waren.
Tijdens een tocht naar het front ben ik op de weg Amerongen - Rhenen door vliegtuigen beschoten. Ik dekte. Enige soldaten in mijn omgeving werden gewond, doch ikzelf kreeg geen letsel.
Bij een beschieting tussen Driebergen en Doorn ben ik door een schampschot aan de hand getroffen. Het was niet ernstig. Ik weet niet vanwaar het schot afkomstig was.
Toen ik op 10 Mei bij Vaandrig KATER op de Grebbeberg was, heb ik daar een beschieting vanuit de lucht meegemaakt. Het hele peloton heeft zich voor dit vuur gedekt. De rollaag van een muur werd afgeschoten.
Het optreden van Vaandrig KATER was - voor zover ik dit heb kunnen beoordelen - flink. Hij was zelf nog erg jong en zijn manschappen waren allen veel ouder. Voor de oorlog maakte men hier wel eens grapjes over tegen hem. Men vroeg hem wat hij zou doen als er oorlog was, en gaf hem de raad in dat geval maar hard weg te lopen. Hij antwoordde daarop: "Ik hoop, dat jullie net zo goed zullen vechten als ik dat zelf hoop te doen". In de oorlog is hij inderdaad flink opgetreden en allen waren vol lof over hem.
Op 13 Mei heeft Vaandrig KATER met zijn peloton langs de terugtochtsweg van de troepen van de Grebbe tegen gronddoelen opgesteld gestaan. Ik ben daar met een bericht bij hem geweest. Hij was toen erg kalm. Hij kende nooit vrees, althans hij heeft dit nooit laten merken.
Ik heb de terugtocht van de troepen van de Grebbeberg gezien. Alles ging erg onordelijk. Terwijl allen terugtrokken, ben ik naar voren gegaan om het bevel tot terugtrekken aan Vaandrig KATER te brengen, die met zijn peloton opgesteld stond tegen vechtwagens. Hij was toen erg kalm en stond in stelling op een zijpad in de bocht van een weg nabij Elst. Men verwachtte ieder ogenblik de Duitse pantserwagens tegenover zich te krijgen. De terugtrekkende soldaten riepen, dat de pantserwagens vlak achter hem zaten. Het peloton van de Vaandrig en ik zijn als één van de laatste onderdelen teruggegaan, doch wij hebben geen Duitsers gezien.
Vaandrig WITTEWAAL is ook flink opgetreden. In het begin van de oorlog was hij wel bang, doch hij heeft zich spoedig hersteld en was verder ook zeer kalm. Ik ben bij zijn peloton geweest, terwijl de Koerheuvel vanuit de lucht werd gebombardeerd. Ik heb toen gezien, dat korporaal DE BRUIJN alleen achter een stuk bleef doorvuren terwijl de anderen weggingen om zich te dekken.
Het flinke optreden van de beide Vaandrigs vormt een fel contrast met het slechte optreden van andere officieren waarvan ik de namen niet weet, doch die zeer bang waren en niet wisten wat zij moesten beginnen.
Toen onze compagnie bevel had gekregen zich in de Hollandse Waterlinie terug te trekken en wij op weg gingen, heerste er grote wanorde op de terugtochtsweg. De voertuigen reden vier of vijf dik op de weg. Ik vroeg onze compagniescommandant, Luitenant VAN WAARDT, die zich nog in Zeist bevond, of hij mij wilde mededelen waarheen wij moesten terugtrekken, opdat ik dan zou kunnen trachten ons onderdeel uit de chaos te halen en naar onze plaats van bestemming te dirigeren. De Luitenant vertelde mij, dat wij naar Gouda moesten. Ik heb onderweg onze troepen opgevangen en langs een stille route naar Gouda geloodst. Daar zijn wij in stelling gekomen. Luitenant VAN WAARDT, die later was vertrokken, is onderweg verdwaald, doch hij is uiteindelijk weer bij ons aangekomen.
De soldaat AUPING heeft ook ordonnansdiensten verricht. Hij verving mij soms. Hij is ook wel eens naar het front geweest. Ik ben gedurende de oorlogsdagen niet ziek geweest, doch wel eens wegens oververmoeidheid in slaap gevallen. Het is mogelijk, dat hij dit bedoelt wanneer AUPING zegt, dat hij mij vervangen heeft, terwijl ik niet lekker was.
's - Gravenhage, 11 September 1950.
J. van 't Klooster.
Opgenomen: St.
|