Verklaring van dienstplichtig wachtmeester D. de Ridder
Verklaring van den dienstplichtig Opperwachtmeester, destijds dienstplichtig
wachtmeester D. de Ridder van 1-I-16 R.A. afgelegd in de vergadering van de
Commissie Militaire Onderscheidingen van 27 Maart 1947.
Wij stonden ongeveer 50 Meter voor een zware veldbatterij. Die heeft over ons heen geschoten. Het rechter stuk stond vlak bij het kruispunt. Het linker stuk stond aan den zandweg.
Ik kwam van het land van Maas en Waal. Ik was wachtmeester hulprichter (commandant van de Batterij staf) en kreeg opdracht van den kapitein De Bruine om mij te begeven via Maurik en Rijswijk naar Amerongen. Daar moest ik den kapitein opwachten. In den nacht van 11 op 12 Mei is de kapitein bij mij gekomen. Ik kreeg opdracht van den kapitein om de batterij in stelling te brengen aan den eersten grintweg. Wij hebben daar 5 minuten in stelling gestaan. De majoor Loke bepaalde dat wij in stelling moesten komen in een duinpan. De kapitein wilde de verantwoordelijkheid hiervan niet op zich nemen omdat we daar geheel ongedekt voor zicht uit de lucht stonden. We zijn toen 50 Meter terug gegaan en hebben de stukken opgesteld in Oostelijke richting (Wageningen). Dit geschiedde in den nacht van Zaterdag op Zondag.
De batterij, die in het land van Maas en Waal tijdelijk achter bleef was 2-I-16 R.A. (Kapitein Monsma).
Wij hebben daar onze tweede batterij in stelling zien komen. Deze stukken waren ingegraven. Wij hebben om 4 á 5 uur kriekenvuur afgegeven. Dit heeft ongeveer een uur geduurd (de tweede batterij stond rechts van ons). Toen het dag werd (op 13 Mei) werden wij door een vliegtuig waargenomen. Hierna kregen wij beschietingen van artillerie. Wij zijn toen in een gegraven schuilplaats gegaan (deze behoorde niet bij onze batterij). Wij zaten met onze staf daarin: kornet De Jong, wachtmeester Knoll, Luitenant Rutgers en nog een paar soldaten. De wachtmeester Knoll zat bij den uitgang en kwam op een gegeven moment schreeuwend naar binnen: "Wij hebben gewonden in de batterij!" Wij zaten 40 á 50 Meter van de batterij af en hebben 5 gewonden uit de batterij gehaald. De korporaal De Wit is daar gesneuveld. De andere manschappen waren in andere schuilplaatsen en in het bosch. De wachtmeester Wesseling trof ik aan bij het linker stuk (hij had niet geschuild) en bloedde hevig aan het hoofd. Wij hebben hem weggesleept uit de stelling naar de greppel. Projectielen van ons vatten vlam, waardoor de heide ging branden. Wachtmeester Knoll heeft noodverbanden van mij en zichzelf verbruikt. We hebben den wachtmeester Wesseling op een brancard gelegd en 200 á 300 Meter links van ons naar de jeugdherberg (hulpverbandplaats van de Infanterie) gebracht. De brancard lag in de stellingen. Soldaat Kross hebben wij daarna gehaald; hij had scherven in zijn been. Dit hebben wij gespalkt.
Korporaal Snikkers en nog twee anderen hebben wij daarna gehaald. Eén van die twee was de wachtmeester Dumai. Knoll heeft mij gewaarschuwd en zijn wij samen de gewonden gaan halen.
Ik herinner mij iets van het schroeien van kleeren van Wesseling en Knoll. Mijn kleeren waren niet verbrand. Ik had mij over de hei laten rollen.
Tijdens het halen van de gewonden zaten wij onder artillerievuur.
Drie stukken van ons waren buiten gevecht gesteld. Het linker stuk was door een voltreffer totaal vernield. Het rechter stuk is later verplaatst. Wij zagen uit de richting van Vreewijk Duitschers aankomen en hebben toen dit rechter stuk op last van den kapitein De Bruine 40 Meter verder in stelling gebracht richting Zuid. Wij hebben niet geschoten. Even daarna kreeg ik van den kapitein De Bruine bevel om terug te trekken.
Na het gewonden transport heb ik mij aangeboden bij den kornet De Jong. Hij zei: "De telefoonverbinding met de majoor is verbroken, ga je met mij mee?" De majoor Loke zat in een hotel aan den straatweg. Met de kornet De Jong ben ik het bosch ingegaan. Onderweg ontmoetten wij den Luitenant De Flines (van de Afdeelingsstaf). Deze gaf ons opdracht direct terug te gaan naar de kapitein De Bruine, die zich onmiddellijk in verbinding moest stellen via den kornet De Jong met den Afdeelingscommandant. De kornet De Jong is toen weggegaan en ik heb geholpen met het herstellen van de telefoonlijnen. Hierna heb ik mij weer gemeld bij den kapitein De Bruine.
Ons rechter stuk heb ik onklaar gemaakt en het stuk is daar blijven staan. Onze voorwagens zijn niet naar boven gekomen.
Ik heb wel gehoord dat een majoor van de Infanterie de stukrijders van onze batterij, die op weg waren naar Amerongen, heeft teruggestuurd. De stukrijders zouden op advies van de Luitenant Irish Stephenson zijn teruggestuurd.
Ik heb de kapitein De Bruine hooren zeggen: "Mijnheer Rutgers blijft bij mij, de Luitenant Irish Stephenson gaat naar de voorwagens" (van 11 op 12 Mei). De kapitein De Bruine was de Luitenant Irish Stephenson liever kwijt dan rijk.
Ik heb mijn menschen zooveel mogelijk bij elkaar gehouden.
In het kasteel Amerongen heeft de Luitenant Irish Stephenson gedurende een half uur met getrokken pistool gestaan tegenover een burger die volgens hem een spion was.
De Afdeelingspost was in het bosch achter de batterij.
's Gravenhage, 27 Maart 1947.
(get.) D. de Ridder.
Opgen. FMV.
Typ. M.
|