Verklaring van dienstplichtig wachtmeester S. Roodenburg
Verklaring afgelegd door den dienstplichtig wachtmeester S. Roodenburg van 3-4 R.H.
in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen van 6 Mei 1947.
-----------------------------------
Ik ben met mijn groep onder de Luitenant De Vos van Steenwijk op 10 Mei 1940 opgetreden bij de brug te Heumen. Ik had toen niet het commando over mijn groep, dit had de wachtmeester Dijkstra. Diens groep was namelijk verdeeld, weshalve hij door de Luitenant De Vos van Steenwijk bij mijn groep werd geplaatst en als beroepswachtmeester het commando kreeg.
Eén groep van de Luitenant De Vos van Steenwijk ging rechtstreeks naar de brug. Wij moesten rechts af naar het kanaal. We liepen naar de derde kazemat vanaf de brug. Deze was verlaten. Langs de dijk begaven we ons toen naar de midden kazemat. Toen we er dicht bij waren kregen we plotseling hevig vuur uit deze bunker. We hebben ons plat op de grond geworpen. We zijn daarop teruggetrokken naar de verlaten kazemat, waar we juist vandaan kwamen. Vandaar gingen we naar een boerderij, die recht voor de midden kazemat lag. Toen we daar waren, hoorde ik dat vanuit de eerste en midden kazemat over en weer geroepen werd. Ik hoorde duidelijk "Ja" en "Neen" roepen. In de toegangsdeur van de midden kazemat zag ik militairen staan. Ik wilde op deze bunker vuren, doch de wachtmeester Dijkstra, meenende dat het Hollanders waren, wilde dit niet. We lagen bij de boerderij hevig onder vuur en zijn daarom teruggetrokken naar de Luitenant De Vos van Steenwijk bij de Rooms-katholieke Kerk. Hier hebben wij de mitrailleur in stelling gebracht, doch niet gevuurd. Dijkstra en ik zijn boven op de zolder van de pastorie geweest. De Luitenant Valckenier Kips heb ik boven niet gezien. Ik keek door een gat in het dak, veroorzaakt door een voltreffer, en zag veel Duitschers, die waarschijnlijk met bootjes waren overgestoken. Dit heb ik aan de Luitenant De Vos van Steenwijk gemeld en gezegd, dat we dreigden omsingeld te worden. Daarna zijn wij als achterhoede teruggetrokken op Druten. De Luitenant De Vos van Steenwijk ging langs een andere weg terug dan wij. Onderweg hebben we versperringen aangelegd. Ik moest met mijn mitrailleur stelling nemen bij de laatst aangelegde versperring. Dit was nog vrij dicht bij Heumen. De opdracht daartoe kreeg ik van de Luitenant De Vos van Steenwijk. We stapten op de fiets en na pl.m. 20 meter afgelegd te hebben kregen we hevig vuur. We sprongen van den weg af in het Bosch. De mitrailleurschutter (Verboom) bleef echter op de weg staan, hij was erg zenuwachtig en durfde er niet af, ondanks mijn aandringen. De mitrailleur is bij de bunkers aan de brug niet tegen de dijk in stelling geweest. Rietmatten heb ik op de dijk niet gezien.
Vóór Druten trof ik wachtmeester Dijkstra weer met een aantal menschen. In Druten was het geheele eskadron weer bij elkaar. We zijn in Druten 1 nacht gebleven en 's morgens 11 Mei naar Amerongen getrokken. Daar hebben we een dag en een nacht in een boerderij gelegen. Ik heb nog een Steenfabriek aan den Rijn doorzocht op parachutisten, doch niets gevonden.
12 Mei tegen den middag kregen wij bevel op te rukken. Er werd niet bij gezegd waar wij naar toe moesten. Wij kwamen terecht in Rhenen en moesten oprukken naar den Grebbeberg. Wij zijn echter niet zoover gekomen omdat er te veel vuur lag. Een eind over het viaduct (van Rhenen uit) hebben wij bij een paar villa's een bruggenhoofd gevormd. Plotseling kregen wij vuur vanuit de richting Rhenen. Wij trokken daarom terug naar het viaduct. Aldaar aangekomen (het was toen nacht) kwamen wij onder hevig vuur te liggen. Ik heb met een paar mensen in een villa rechts van den weg gezeten. In den morgen van 13 Mei werd het vuur zoo hevig, dat zoo goed als iedereen vluchtte. Ik ben met eenige anderen (Luitenant Valckenier Kips, Wachtmeester Du Bie, Korporaal Streefkerk, Korporaal Knies en naar ik meen ook de Luitenant De Vos van Steenwijk) eenige huizen teruggetrokken. Ik maakte de opmerking, dat het geen werk was terug te trekken, aangezien de Kapitein Gelderman van de Marechaussee 's nachts alle terugtrekkenden had tegengehouden. De Luitenant De Vos van Steenwijk zeide, dat zijn Peloton rechts van ons lag, waarop ik besloot te gaan kijken of het er nog was. De Kornet Dudok van Heel, daar aanwezig, zei mij, dat hij ook bleef.
In den morgen van 13 Mei zag ik twee zware mitrailleurs, links en rechts van den weg bij het viaduct onbeheerd staan. Ze lagen een wegbreedte van elkaar. Ik had geen verstand van zware mitrailleurs, doch de Korporaal Knies heeft mij de werking van het wapen uitgelegd. Ik ben daarop achter de linker mitrailleur gaan liggen en Korporaal Knies achter de rechter. Ik lag gedekt achter een luxe auto en achter zakken zand. Plotseling (er lag een oogenblik artillerievuur) viel vlakbij de plaats waar mijn mitrailleur stond een voltreffer. Gelukkig was ik net weg; ik had met Knies namelijk dekking gezocht in een villa. Mijn mitrailleur raakte daardoor defect. De auto werd ook beschadigd (deuk in de radiateur). Toen het artillerievuur ophield, besloot Knies om mijn mitrailleur te gaan nakijken en ik ging achter zijn (dus de rechter) mitrailleur liggen. Toen Knies goed en wel bij mijn oorspronkelijke mitrailleur aangekomen was, werd hij gewond. Hij bloedde aan het hoofd en viel achterover. Een mij onbekende Luitenant (die het meisje genoemd werd) rende naar hem toe. Ik heb niet gezien wat er verder met Knies gebeurd is. Wel weet ik, dat hij met een auto is weggebracht. Ik ben nog een tijd achter de mitrailleur gebleven en heb gevuurd op Duitschers, die aan de overkant tusschen de huizen op en neer liepen. Er kwamen Hollandsche krijgsgevangenen, die door de Duitschers tot op hun hemd waren uitgekleed, uit de door de Duitschers bezette huizen. Ik heb gehoord, dat deze gevangenen hadden mogen vluchten. Ze werden op hun vlucht door de Duitschers onder vuur genomen. Ik heb gezien, dat een groep van deze krijgsgevangenen bij een houtfabriek werd opgesteld met de handen omhoog. Tusschen hen door vuurden de Duitschers op ons.
Toen het mij achter de mitrailleur te warm werd, ben ik naar de villa aan de rechterkant van de weg (van Rhenen uit) gegaan. Vandaar heb ik op de Duitschers gevuurd. In deze villa waren wij nog steeds met bovengenoemde zes man. Later zijn wij in een kippenschuur behoorende bij deze villa gegaan. De mitrailleur hebben wij nog opgehaald en in deze schuur gebracht, toen een soldaat, die door Wachtmeester Du Bie was meegebracht, toen hij water ging halen, zeide hem te kunnen maken. Deze soldaat was echter overstuur en van het repareeren kwam niets. Er is nog getracht om met de mitrailleur te vuren, doch het lukte niet. Wij schoten toen met karabijnen. Vanuit de kippenschuur heb ik mij onder vuur naar buiten gegeven om de bajonet van mijn geweer, die er was afgevallen, op te halen alsmede om de kippen te voederen. We schoten met onze karabijnen o.a. op Duitschers die zich tusschen de spoorrails achter het station bevonden.
De Luitenant Valckenier Kips vulde onze houders met patronen uit de mitrailleurtrommels. Ik heb niet gezien dat hij zelf schoot.
Tenslotte was onze munitie zoo goed als op, ik had nog 5 patronen. Bovendien kregen we in de schuur vuur in den rug. We besloten toen onder elkaar (het was toen ongeveer 15.00 uur) terug te trekken. Een eind buiten Rhenen kwamen we weer bij het eskadron. Onderweg door Rhenen heb ik de Kapitein Gelderman, die weg was gegaan om versterking te halen, zien terugkeren. Hij zat in een open auto.
De Luitenant Hollert heb ik niet meer gezien nadat Knies werd afgevoerd.
Wachtmeester Dijkstra heb ik in Rhenen niet gezien, hij hoorde bij het peloton Dudok van Heel.
De wachtmeester Du Bie en Streefkerk waren flink. Bijzondere daden van hen kan ik evenwel niet noemen. Zij zijn gebleven tot het laatste toe.
Van de wachtmeesters Stertjan en Buitelaar weet ik niets af.
De Ritmeester van Pallandt heb ik op 13 Mei 's morgens vroeg voor het laatst in Rhenen gezien. De Kapitein Gelderman zeide toen tegen hem dat hij met zijn eskadron over het viaduct moest en links en rechts van de weg het bosch moest zuiveren. De ritmeester antwoordde dat hij dit eerst aan zijn Commandant moest vragen. Nadien heb ik de ritmeester niet meer gezien.
's-Gravenhage, 6 Mei 1947.
(get.) S. Roodenburg.
Opgemaakt M.
Typ. B.
|