Verklaring van kapitein G.J. Gouda
Kapitein G.J. Gouda, Commandant 1-III-8 R.I.
Oudwijkerlaan 33 - Utrecht (hoofd opl. school)
Ik ben steeds commandant geweest van de rechtervoorpostencompagnie. In den nacht hebben we bericht gekregen dat om 11.00 uur graad '3' was ingetreden en om 5.00 uur de stelling bezet moest zijn. Om 4.30 uur waren we aanwezig. Inmiddels was graad '4' afgekondigd. Ik had 18 steunpunten plus 1 cp. In het vroege voorjaar waren er 6 steunpunten bijgekomen, die klaar waren of goed bruikbaar. Ik heb alle voorste groepen laten bezetten. In de tankgracht was niet meet dan 60 cm. water en ik wilde deze beschermen met de voorste groepen. Dit had ik op 17 en 18 april bij de oefening gedaan. Ik heb den bataljonscommandant ook mondeling mededeeling gedaan van mijn opstelling, waarop deze mij een verwijt maakte en opdracht gaf de voorste steunpunten te ontruimen. Dit was in den voormiddag van Vrijdag. De opdracht is uitgevoerd. We hebben nooit een overzicht gehad van de stelling noch van de voorposten, noch van de mitrailleuropstellingen. We kenden alleen ons vak. Eenige tijd later kreeg ik per telefoon opdracht om weer de voorste steunpunten te bezetten. Dit is gebeurd en was plm. 16.00 uur klaar. Verder is er Vrijdags weinig gebeurd. Den heelen dag en ook 's nachts hebben we patrouilles uitgezonden langs de straatweg en langs den dijk tot in Wageningen.
Plm. 16.00 uur kreeg ik bericht, dat menschen met rare pakjes en rare voertuigen op weg waren naar wageningen. Ik heb de versperring toen laten plaatsen. De laatste 4, 5 palen mochten er pas in, wanneer de eigen lichte troepen binnen waren. Ook dit is gebeurd. Doordat de tankgracht niet af was, was de afsluiting niet volledig. Bovendien hadden we veel last van het gemis aan opruimingen gehad. Vrijdagnacht is er flink geschoten door Duitsch infanterie- en veldgeschut. Dit stond plm. 2.00 à 3.00 uur in Wageningen achter het slachthuis en achter de drukkerij van Zomer en Keuning, later ook in de tuintjes van de nieuwe huizen. Ik heb die gezien toen ik er langs kwam als gevangene en heb er enkele stukgeschoten zien staan.
Weldra kreeg ik bericht dat onze flankdekking aan de Hoop stukgeschoten was: het was licht beton en dat is door de schietsleuf vernield. Ook het stuk 6-veld is onbruikbaar geschoten. Het stuk 6-veld stond onder commando van den bt.C.
Plm. 8 à 9.00 uur meldde vaandrig Bijlsma dit en wilde terug. Ik achtte dit niet juist en heb hem een lichte mitrailleur laten opstellen in het witte huis 'Rijnzicht', zodat hij naar ze kon vuren.
Ca. 11.30 kreeg ik van vaandrig Nahuizen (sectiecommandant 4e sectie) bericht, dat op zijn linkerflank een witte vlag op de stelling stond en dat de menschen weg waren. Ik heb hem gezegd stand te houden en heb artillerievuur op de linkerflank aangevraagd.
Ongeveer 13.00 uur bericht dat de linkercompagnie zich over had gegeven. De artilleriesteun is te laat ontvangen. In den middaag plm. 15.00 uur is de vaandrig Bijlsma (sectiecommandant 2e sectie) op eigen initiatief met zijn sectie teruggetrokken. Zijn opdracht luidde 'Standhouden', en ik zou onvoorwaardelijk standgehouden hebben. Ik weet zeker dat s.m.i. Blom (sectiecommandant 3e sectie) veel later gevangen is genomen. Ik heb hem in zijn hemd met de handen omhoog in Wageningen zien komen (plm. 17.00 uur). De groep van vaandrig Bijlsma is in de stelling van Luitenant Lindeman gebleven. De groep van den sergeant capitulant Reijmers is nog door lt. Lindeman aangeroepen om te blijven maar hij is doorgerend en teruggetrokken naar de oude stellingen. Hij heeft mij dit zelf medegedeeld zeggende dat dit in opdracht van vaandrig Bijlsma geschiedde. Hij is er niet langer dan een half à één uur gebleven (zonder munitie mee te nemen) en toen terug gelopen naar de Grebbeberg. Hij heeft niets meer uitgevoerd.
Toen kreeg Lt. Lindeman (sectiecommandant 1e sectie) den aanval; dien voorste stelling is uitgemoord, behalve een gewonde soldaat Könning. De vaandrig Bijlsma is gewond geraakt en buiten kennis. Hij heeft zich behoorlijk verdedigd. 't Was een flinke jongen. De opstelling is plotseling bestormd en de overlevenden zijn in een schuilnis gestopt en verbrand of met handgranaten bestookt.
De Lt. Lindeman zag met de groep uit het Pasje plm. 16.00 uur de Duitschers naderen. Ze hebben nog even gevuurd en zijn toen teruggetrokken over de Rijn. Hij heeft geen bericht gezonden en had ook geen opdracht. Ik had nog telefonische verbinding met den B.C., die mij vertelde dat de sergeant Reijmers was weggegaan, terwijl er nog maar drie Duitschers in het voorterrein waren (bericht van uitkijkpost Plasserwaard). Ordonnansenverbinding had ik wel met de secties, doch die konden door het artillerievuur nauwelijks wegkomen. De telefoonverbinding was zeer slecht: dit was ook zoo op 17/18 April, doch blijkbaar niet te repareren. Naar ik van de Bt.C. gehoord hen was de verbinding met de R.C. (regimentscommandant Hennink) reeds verbroken. Omstreeks 15.30 uur is vaandrig Nahuizen teruggetrokken langs de straatweg (ik meen met twee groepen) tot bij de Grenshoeve. Hij heeft sergeant van Ek uitgezonden naar den B.C. om te vragen wat hij moest doen. Een groep zou toen door Maj. Voigt links van de bataljonscommandopost geplaatst worden en de andere rechts van de mijne. Inmiddels was de vaandrig Nahuizen echter verdwenen en serg. van Ek is in de Grenshoeve gevlucht en weer door het terrein naar de bataljonscommandopost gekomen.
Van de S.M.I. Blom heb ik even later plm. 16.30 uur bericht gekregen dat hij om 14.00 uur een witte vlag had laten halen van de stelling van vaandrig Tack (aan den afweg bij Schut) Dit is door een vrijwilliger, ik meen Michelbrink geschied; (de sergt. Meierink heeft behoord tot het steunpunt van s.m.i. Blom, en kan hieromtrent informatie verschaffen).
Ik heb de vaandrig Tack er later op aangesproken dat hij zonder bericht was vertrokken. Hij heeft mij toen gezegd, dat de jongens al 2 uur eerder wegwilden. Ik vond dit geen reden en toen zei hij, dat de Duitschers rondom hem zaten en hij er doorheen geglipt is. Ik trok dit in twijfel, waarop hij zweeg. Ik heb de zware mitraileurs zeer gemist. Zij hadden nog prachtig vuur kunnen uitbrengen. Tack heeft schromelijk zijn plicht verwaarloosd en daardoor andere menschen opgeofferd. Ik ben daar zeer verontwaardigd over geweest. Toen hij wegging waren de drie opstellingen links van hem nog intact.
Van het bataljon waren tenslotte nog de Bat.cp. mijn cp. en de groep van majoor Blom aan de Wageningse afweg over. De s.m.i. Blom heeft zich als een leeuw verdedigd en heeft tot de laatste patroon gevochten. Hij heeft de Duitschers zware verliezen toegebracht. Hij heeft zich tenslotte om plm. 17.15 uur overgegeven.
Mijn cp. was rondom omsingeld door Duitschers. De Bat.C. (Voigt) heeft mij telefonisch gevraagd wat ik ervan dacht. Ik heb geantwoord dat de opdracht was 'standhouden tot het uiterste'. We hebben afscheid genomen. Beide commandoposten lagen onder artillerievuur en waren omsingeld, van teruggaan was geen sprake. Inderdaad was verder verzet eigenlijk nutteloos. Even later kwam van de linkeruitkijkpost van mijn cp. de mededeeling, dat vele menschen uit de bataljonscommandopost kwamen, ca 40 à 50 man stonden erachter in de boomgaard. Ik heb mijn menschen (6 stuks) nog een tijd moed ingesproken. Toen een Duitscher verscheen (plm. 16.45) aan den ingang zijn we naar den uitgang gegaan waar we door een lichte mitrailleur werden beschoten. Tot driemaal toe hebben we geprobeerd hieruit te komen.
De man aan de ingang riep 'Heraus'. We zijn eruit gekomen en de ingang werd bestreken door een stormtroepman met een mitrailleur die in een appelboom zat. Ze naderden door de slooten en waren niet te zien. Het zat er stikvol met Duitschers, beschilderd en besmeurd. De man die mij gevangen nam stelde mij persoonlijk aansprakelijk er voor dat er geen menschen meer in de cp. zouden zitten. We zijn toen langs den weg afgevoerd: beschoten door beide partijen. Ik ben in Weinsberg gevangen gezet.
Voorgelezen, volhard en geteekend,
w.g. G.J. Gouda.
|