Verklaring van kapitein G.J. van Buuren
Afschrift.
Verklaring van G.J. van Buuren, Kapitein der Infanterie.
12 Mei 1940.
Op weg naar commandopost van Commandant I-8 R.I. om contact op te nemen met Commandant I-8-R.I., kwam ik bewesten Rhenen loslopende groepjes terugtrekkende soldaten tegen. Officieren waren daarbij niet aanwezig.
Gekomen bij de Westrand van Rhenen bij de badloods snijpunt Rijksstraat - weg naar Coerheuvel, zag ik bij de badloods bij een vrij sterke troep soldaten een officier. Ik heb daar gestopt om inlichtingen te vragen en om daar ter plaatse hem opdracht te geven, de terugtrekkende troepen tegen te houden en te verzamelen. Genoemde officier bleek te zijn de Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen, die mij in zeer zenuwachtige toestand vroeg, of hij niets doen kon, want dat hij hier moest rusten op last van Commandant III-11 R.I. Hij smeekte mij hem een pertinente opdracht te geven om wat te doen. De plaatselijke situatie niet kennende en daar hij mij niet kon zeggen waar zijn Bataljonscommandant, Commandant III-11 R.I. was, heb ik hem de opdracht verstrekt, i.p.v. te rusten, aldaar op de weg stelling te nemen en terugtrekkende troepen tegen te houden en bij de badloods te verzamelen. Kapitein Franssen vroeg mij daar eenige speling te mogen hebben in de plaats van zijn opstelling bij de badloods, teneinde zich bewesten het pleintje een stelling te kunnen innemen. Dit heb ik toegestaan. Daarop heb ik mij verder begeven in Oostelijke richting door de hoofdstraat van Rhenen, alwaar ik ook steeds terugtrekkende troepen in los verband doch van grootere sterkte en met zakdoeken zwaaiende tegenkwam.
Bij het viaduct aangekomen kwam ik tegen de Reserve Kapitein Höpink (A.G.), die komende van commandopost 8 R.I. een Sectie Pag. kwam controleeren bij het viaduct.
Deze Reserve Kapitein Höpink heb ik eveneens opdracht gegeven, bij het viaduct met de aldaar liggende troepen en zijn stukken pag. stelling te nemen, teneinde de vele troepen, welke uit Oostelijke richting terugtrokken op te vangen en aldaar tegen te houden.
Mij werd medegedeeld van terugtrekkende troepen, behoorende tot I-8 R.I. en bezetting vormende van het bastion in de Grebbe, dat de Duitschers de Grebbe genomen hadden.
Mij verder begevende naar de weg naar Hotel Grebbeberg kwam ik in een zijspan Luitenant Cornelissen tegen van de 2e Sectie 4e Compagnie Politietroepen, welken ik aanhield om deze nadere gegevens te vragen. Ook deze bevestigde mij, dat de Duitschers de Grebbe hadden gepasseerd. Hierop ben ik teruggekeerd naar Rhenen om contact op te nemen met Commandant III-11 R.I., teneinde tot elken prijs bij het viaduct Rhenen en Rhenen zelf stand te houden. Niemand van de troepen van III-11 R.I. kon mij de juiste plaats van Commandant III-11 R.I. zeggen.
Ik heb daarop een geïmproviseerde dorpsverdediging georganiseerd door bij het aantreffen van een officier en een vaandrig opdracht te geven, een bepaalde lijn achter elkaar in te nemen. De gasofficier van III-11 R.I. ontmoetende, heb ik hem een schriftelijk bevel voor Commandant III-11 R.I. gegeven, om in Rhenen zoo noodig een dorpsverdediging te voeren en tot elken prijs staande te houden.
Daarna was mijn plan, mij oogenblikkelijk weder te begeven naar commandopost IVe Divisie teneinde Commandant IVe Divisie op de hoogte te stellen van het door mij waargenomen.
Bij de Westrand van Rhenen gekomen zijnde, trof ik daar niet meer de Compagnie van Franssen.
Deze haalde ik in plm. ter hoogte van de oprijlaan van de villa van de Heer Waller. De Kapitein Franssen vragende, waarom hij niet in de Westrand van Rhenen was gebleven, antwoordde hij, dat hij een betere stelling zocht. Daarop heb ik hem opgedragen, nu in elk geval stelling te nemen aan den Rijn, welke vlak langs de weg stroomt en de oprijlaan van Huize "Waller", hierbij een goed schootsveld voor zich hebbende, met opdracht alles tegen te houden, zoonoodig schieten op terugtrekkende troepen.
Daarop heb ik mij verder begeven naar de commandopost, alwaar ik alvorens verslag uit te brengen nog de patrouille politietroepen ter sterkte van 1 sergeant en plm. 6 man, opdroeg zich op te stellen op de kunstweg Elst - Rhenen, nabij de Stokweg, met opdracht zoo noodig het vuur te openen op vluchtende eigen troepen.
Na verslag uitgebracht te hebben omtrent het gebeurde, kreeg ik opdracht, om met genoemde patrouille politietroepen op te rukken in Oostelijke richting en alle terugtrekkende troepen weder onder bedreiging van vuur op te drijven in de richting Rhenen.
Komende bij deze patrouille, meldde de Commandant mij, dat troepen waren tegengehouden met uitzondering van de compagnie Franssen, waarbij gevoegd een Mitrailleurcompagnie en een Compagnie Pag., welker Compagnieën zich onder protest onder de bevelen hadden moeten stellen van Kapitein Franssen, omdat de Kapitein Franssen hen medegedeeld had, op last van Commandant IVe Divisie bij monde van Kapitein van Buuren alle terugtrekkende troepen onder zijn commando te stellen, teneinde bij Remmerden (steenfabriek aldaar) - plm. 1 km. bewesten Hstr.weg - een stelling in te nemen.
Woedend, dat Kapitein Franssen tegen mijn orders in een nog meer Westwaarts gelegen stelling wilde innemen, heb ik hem achtervolgd. Gekomen bij de meubelfabriek, trof ik een Compagnie Pag. aan, welke zich gereed maakte in Westelijke richting terug te trekken. Aan de Commandant vragende, waarom hij dat deed, antwoordde hij mij, dat hij handelde op last van Kapitein Franssen, die bij Remmerden een stelling zou gaan innemen.
Ik heb de Commandant Pag. opdracht gegeven rechtsomkeert te maken, hem ontheffende van het onder de bevelen staan van den Kapitein Franssen en zich te melden bij Commandant IVe Divisie voor een nieuwe opdracht.
Mij begevende naar de Steenfabriek trof ik aldaar de Compagnie van Franssen aan, waarbij tegelijkertijd Commandant III-8 R.I. aankwam en de Kapitein Franssen rekenschap vroeg van het gebeurde, aangezien het op deze wijze terugtrekken, landverraad was.
Na eenige woordenwisseling, welke zeer heftig was en waarbij ik bemiddelend optrad, heeft Commandant III-11 R.I. door zeer tactvol optreden en toespreken van den troep, bereikt, dat de troep weder rechtsomkeert maakte en merkbaar opgelucht weder in Oostelijke richting trok.
Commandant III-11 R.I. in mijn auto meenemende, wenschte niet voorbij Kapitein Franssen te rijden, aangezien de Majoor van der Ploeg zeker was, dat het zelfde zich zou herhalen, aangezien de Commandant III-11 R.I. reeds eenige malen den Kapitein Franssen voor zwakheden had terecht gewezen (dekking zoeken holle weg).
Daarna heb ik Majoor van der Ploeg naar Rhenen gebracht, alwaar hij zijn Bataljon verzamelde voor het verder uitvoeren van zijn opdracht.
Te horen getuigen:
a. Chauffeur de Bruin, die mij reed.
b. Oppasser van Majoor v.d. Ploeg.
c. Sergeant Politietroepen, 2 Sectie 4e Compagnie
Voor eensluidend met het in inkt geschreven origineel,
De Secretaris van de Commissie van Onderzoek Generaal Majoor V.E. Nierstrasz.
De Reserve Kapitein,
(get.) Mr. C.J. Breukelman.
|