Verklaring van luitenant-adjudant H. Moskie

Verklaring van den Kapitein-Adjudant H. Moskie, destijds Luitenant-Adjudant
van Commandant 8 R.I., afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire
Onderscheidingen d.d. 24 Juli 1947.
--------------------------------

In den nacht van Donderdag op Vrijdag zijn wij de stellingen gaan bezetten. Om 5 uur was alles bezet.
De eerste dag was alles betrekkelijk rustig. Wij hoorden wel, dat de Duitschers waren opgerukt tot de rand van Wageningen. Wij trachtten steeds contact te houden met den Commandant van de voorposten. Het contact was echter spoedig verbroken. Er zijn patrouilles uitgezonden om opnieuw verbinding te krijgen, maar dit is niet gelukt.
Bij de inleidende beschietingen van de Duitschers hadden wij veel voordeel van onze uitkijkpost. Op de vijandelijke artillerie bij de Papierfabriek Wageningen werd het vuur geopend, waarna deze stukken tot zwijgen werden gebracht. Wij hadden den indruk, dat de Duitschers aanvankelijk lichte artillerie gebruikten. Daarna kregen wij berichten uit het voorterrein betreffende vliegtuigaanvallen en beschietingen vanuit boomen. Later bleek, dat de Duitschers ook gebruik maakten van zgn. fopprojectielen, die een verwarrende invloed op de troepen in voorste lijn hadden.
Toen de frontlijn werd aangevallen (12/5) is de Overste Hennink met den Majoor Landzaat een heelen tijd naar voren geweest. Intusschen kreeg ik van den Majoor Jacometti het telefonisch verzoek om vuur uit te brengen voor Kruiponder. Het vuur moest ongeveer 100 meter korter liggen dan het daar voorbereide vuur. Eenigen tijd later kreeg ik bericht van den Majoor Jacometti, dat het vuur prachtig lag. Een vijandelijke concentratie werd daar uiteengeslagen.
Voor de tweede maal vroeg de Majoor weer vuur aan op hetzelfde punt, want de Duitschers trachtten zich daar opnieuw te verzamelen, met hetzelfde resultaat.
Op een gegeven moment kwam er bericht binnen, dat de Majoor Jacometti was gesneuveld.
Volgens verschillende berichten van I-8 R.I. waren de Duitschers doorgedrongen tot in de stoplijn, waarvoor een door I-8 R.A. voorbereid vuur lag. Dit vuur lag voor het gat in de stoplijn. Hierop is in overleg met de officier-inlichter (reserve-officier afkomstig uit Groningen) van I-8 R.A. verzocht dit vuur af te geven. De gebeurtenissen volgden toen elkaar zeer snel op. De Overste Hennink kwam na een heelen tijd terug. Ik heb hem over den toestand ingelicht. Wij hadden nog steeds contact met den Divisie-commandant. Op 13 Mei na ongeveer 13.30 uur was er geen telefonische verbinding meer met den Divisie-commandant.
Op een gegeven moment kwam er een telefonische vraag binnen van den Kapitein Van den Berg (waarnemend commandant van II-8 R.I.) of er iets bekend was over teruggaan. De toestand was daar critiek. Ik deelde hem mede, dat de orders luidden "standhouden" en dat hierin geen wijziging gekomen was. Op dat moment kwam de Overste binnen, die het telefoongesprek overnam en het vorenstaande bevestigde. Dat was in de namiddag.
De voorposten waren al heelemaal teruggegaan. (Deze voorposten waren toen vermengd met Duitschers. De Luitenant Soeters, Commandant van de 8e Batterij 6 Veld kreeg van den Overste Hennink opdracht om zich met de teruggevloeide troepen te melden bij den Commandant IVe Divisie, teneinde daar een nieuwe opdracht te ontvangen. De bedoeling was om deze menschen te gebruiken voor het uitvoeren van een tegenstoot, teneinde de voorposten te hernemen. Dit is niet doorgegaan, omdat de Duitschers te ver waren doorgedrongen op den Grebbeberg).
Op den 13en Mei zou de groote tegenaanval plaats hebben vanuit de richting Achterberg met vier bataljons. Ik heb hiervan niets gemerkt. Ik heb wel verschillende malen eigen artillerievuur gehoord, dat over ons heen ging.
Ik kan mij niet meer herinneren, dat de Overste op een bepaald moment heeft gezegd, dat de uitkijkpost kon vervallen.
Later kregen wij verschillende infiltraties op onze linkervleugel. Bij Kruiponder waren de Duitschers ook doorgedrongen.
In de loop van den 13en Mei kwamen er steeds meer menschen terugvloeien. Die troepen waren zeer vermoeid.
De Overste heeft Maandagmiddag (12 Mei) een ronde gemaakt en alle menschen hun plaats aangewezen. Toen het donker begon te worden, namen verschillende menschen hun opstelling op de borstwering in. De Overste is met mij de loopgraven van den commandopost langs gegaan om aanwijzingen te geven en de menschen op hun gemak te stellen. Ieder kreeg precies de sector aangewezen, waarin hij moest vuren, wanneer zich vijandelijke doelen voordeden. De vuurdiscipline was soms moeilijk te handhaven.
Het loopgravenstelsel van den commandopost was omgeven door een prikkeldraadversperring. Bij het verlaten van den commandopost had ik geen papieren bij mij. Ik was er bij toen de geheime stukken werden verbrand (13/5).
Er zijn maatregelen beraamd om onder geen voorwaarde het vaandel in handen van de Duitschers te laten vallen. De Overste nam maatregelen om het vaandel door twee militairen, waaronder de sergeant Thomassen, zoo mogelijk naar Commandant IVe Divisie te laten brengen, daar de commandopost geheel door den vijand was omgeven. Het vaandel werd gewikkeld om het lichaam van den sergeant Thomassen, die tevens een bericht meekreeg over den toestand. Hoe het precies verder in zijn werk gegaan is, kan ik mij niet meer herinneren. Die menschen zijn weggegaan en van hen heb ik niets meer gehoord.
Daarna hebben Overste Hennink en ik nogmaals een ronde gemaakt door het loopgravenstelsel van den commandopost, waarbij ik door een granaatscherf gewond werd in rug, heup en been. Ik kon eerst Donderdagmorgen met een ambulance-auto van een Roode Kruis Transportcolonne uit Groningen naar Utrecht vervoerd worden.
De Luitenant Wolters had zijn werkzaamheden in den commandopost.
Wanneer de Overste het voorterrein in was, was ik in den commandopost aanwezig.
Wij hebben de tunnel naar den commandopost van I-8 R.A. afgesloten, om uitwijken te voorkomen. Vóór die afsluiting heeft de Overste zelf opdracht gegeven en dit geschiedde met behulp van posten. Het is mij niet bekend, dat de Luitenant Wolters met het vaandel om zijn lichaam heeft geloopen. Ik herinner mij ook geen vliegtuigaanval op dien middag op de commandopost.
Kapitein Hulleman was Commandant van de Verbindingsafdeeling van 8 R.I. Hij was flink. Ik heb wel gemerkt, dat de Kapitein een tijdje weggeweest is, maar weet niet waarvoor.
Ik weet, dat er vrachtauto's met mitrailleurs gekomen zijn bij den commandopost. Het aantal mitrailleurs kan ik mij niet herinneren en ook niet wie of ze schietklaar gemaakt hebben.

Grisel was één van de weinige beroepsonderofficieren in den commandopost. Het is mogelijk, dat hij op één van de eerste dagen naar voren is geweest. Het staat mij voor den geest, dat wij gietijzeren handgranaten hadden, die in den commandopost van slagpijpjes zijn voorzien. Ik kan mij niet herinneren dat het halfscherpe waren.
Van het verhaal, dat Grisel met den Overste Hennink naar voren is gegaan om naar den commandopost van den Majoor Landzaat te gaan kijken, weet ik niet af. Ik weet wel, dat in den namiddag van Maandag verschillende soldaten bezig waren met het weer vuurklaar maken van hun lichte mitrailleurs.

Kense heeft een goede en resolute indruk op mij gemaakt.

Keizer heeft geen speciale indruk op mij gemaakt; Pieper ook niet. Bij de verdediging van den commandopost werkte iedereen mee. Pieper is door een scherf in zijn arm gewond.

Bovenstaande verklaring berust alleen op mijn herinnering uit de oorlogsdagen.

's-Gravenhage, 24 Juli 1947.

(get.) H. Moskie.

Opgenomen: FMV.
Typ.: K.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.39 MB)