Verklaring van luitenant-kolonel K.G.A. Feist

Verklaring van den Luitenant-Kolonel K.G.A. FEIST, Commandant 1e Eskadron
4e Regiment Huzaren (destijds Ritmeester der Huzaren), afgelegd in de
vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 17 April 1947.
--------------------

  In den nacht van 12 op 13 Mei 1940 zaten alle vier de Pelotons in de loopgraven.
  13 Mei kreeg ik de opdracht mij bij den Regiments-Commandant te melden. Ik moest mij met 2 Pelotons bij hem melden. Eén Peloton werd in reserve geplaatst bij den commandopost van de Overste DE MAREES VAN SWINDEREN, het andere Peloton werd in de loopgraven ingezet.
  Het Peloton van Baron VAN LYNDEN is later weer in de loopgraaf opgesteld. Dit Peloton zat links in de loopgraaf, terwijl het Peloton van JANNINK rechts zat in de buurt van een zwaren mitrailleur.
  Op den commandopost van den Overste DE MAREES VAN SWINDEREN heb ik opdracht gekregen mij te melden bij den Majoor DE KRUIF. Deze was met het commando belast over mijn Eskadron, over het Eskadron van Ritmeester VAN DER VOORT VAN ZIJP en vermoedelijk over het Eskadron van Baron VAN PALLANDT. Het Eskadron van Baron VAN PALLANDT zat rechts van mij tusschen de rivier en het viaduct. Dit Eskadron lag vrijwel in voorste lijn. Het is later teruggegaan.
  Tusschen het Eskadron van VAN DER VOORT VAN ZIJP en mijn Eskadron zat aanvankelijk een groep Infanterie, welke later is teruggetrokken.
  Mijn Eskadron zat aangeleund aan het viaduct - naar ik meen 300 meter er vandaan. Het Eskadron van VAN DER VOORT VAN ZIJP zat naar schatting 100 meter achter mij in een loopgraaf. Het front van dit Eskadron was Noord-Oost, naar ik meen.
  Overste DE MAREES VAN SWINDEREN zat op zijn commandopost ongeveer 1 kilometer achter ons. Daar bevond zich ook een Majoor der Infanterie, VAN APELDOORN. Zij zaten aanvankelijk in dezelfde kelder. Van de verhouding tusschen hen heb ik weinig kunnen merken.
  De opdracht om terug te trekken heb ik vermoedelijk om 12.30 uur verkregen. Ik had twee ordonnansen uitgestuurd voor aanvulling van de munitie. Deze kwamen terug zonder munitie met de mondelinge opdracht, dat ik mij onmiddellijk moest terugtrekken in de richting van Leersum. In de loopgraaf heb ik nog gewacht op schriftelijke bevestiging van dit bericht. Toen dit bericht uitbleef, heb ik een onderofficier (ik meen wachtmeester DIJKSTRA) naar den commandopost van den Overste gestuurd om dit bericht te verifieëren. De wachtmeester kwam terug en meldde mij, dat de commandopost was verlaten. Ik ben toen zelf met een ordonnans naar den commandopost van den Majoor DE KRUIF gegaan. De commandopost van den Majoor DE KRUIF was in dezelfde loopgraaf als van een gedeelte van het Eskadron VAN ZIJP. De commandopost van den Majoor DE KRUIF was ook verlaten; ik weet niet hoeveel tijd hij tevoren was verdwenen.
  Ik heb om ongeveer 2.30 uur (namiddag) opdracht gegeven aan mijn Eskadron om terug te trekken. De Eskadrons VAN ZIJP en VAN PALLANDT waren vermoedelijk eenigen tijd tevoren al teruggetrokken.
  Op een zeker tijdstip merkte ik, dat Duitsche patrouilles (vermoedelijk) rechts van mij over de spoorbaan gingen en daardoor begreep ik, dat het Eskadron van VAN PALLANDT meer achterwaarts verplaatst was. Ik zat op dat moment in de loopgraaf in de buurt van het viaduct.
  Voor een huisje bij het viaduct stond een zware mitrailleur, die door de Infanterie was achtergelaten en door één van mijn menschen werd bediend. Het was een korporaal; zijn naam weet ik niet. Het huisje heeft enkele treffers gekregen van licht geschut, vermoedelijk 3,7.
  Overste DE MAREES VAN SWINDEREN was rustig. Waarom hij teruggetrokken is met het Regiment, weet ik niet.
  Achter den commandopost van den Overste lag een Eskadron bij de Nieuwe Watertoren (Koerheuvel). De Eskadronscommandant is op de motorfiets naar den Overste gegaan om hem te melden, dat er een Duitsche afdeeling tot in de nabijheid van zijn commandopost was doorgedrongen.
  Ik heb vernomen (van wien herinner ik mij niet meer) dat bij het in de auto stappen van den Overste met Majoor DE KRUIF er op hen geschoten werd.
  Bij het terugtrekken richting Leersum ben ik steeds onder vuur geweest (het eerste gedeelte).
  Voor ik de opdracht kreeg terug te trekken, naderde een onderofficier het viaduct met een witte vlag. Hij kwam in de loopgraaf en deelde mij mede, dat in opdracht van de Duitschers hij mij mede moest deelen, dat de zware mitrailleur op moest houden met vuren, aangezien anders de Nederlandsche krijgsgevangenen in de buurt van de Houtfabriek "De Stoomhamer" zouden worden neergeschoten. Ik heb hem onmiddellijk doorgestuurd en het vuren laten doorgaan. Ik heb het voorgevallene aan den Regimentscommandant gerapporteerd. Dit bericht werd later bevestigd door den Luitenant VALCKENIER KIPS, die zich aan de andere zijde van den weg bevond.
  Toen ik terugtrok had ik - naar schatting - per mitrailleur een trommel patronen over.

  Betreffende DAMVELD kan ik mededeelen, dat hij op een zeker moment vol trots naar schatting 10 gaten in zijn jas toonde. Hij heeft dit opgeloopen, terwijl hij aan de overzijde van de spoorbaan een stuk 4,7 aan een trekker gehaakt had en terugkeerde naar de loopgraaf. Er was een officier van de Infanterie bij; de naam is mij onbekend.

  Betreffende BARTELS. Over het beleid bij het terugtrekken van zijn Peloton kan ik niets bijzonders mededeelen.
  Hij heeft onder vijandelijk vuur onderdeelen van een zwaren mitrailleur gehaald, die lag op een wagentje aan de andere zijde van den weg. Met deze onderdeelen heeft hij den mitrailleur hersteld, die door de Infanterie was achtergelaten en die zij onbruikbaar hadden gemaakt door er de drukbodem uit te halen.
  Hierna heeft BARTELS een huzaar geïnstrueerd hoe de mitrailleur te bedienen.

  Betreffende JANNINK, VAN LYNDEN en de andere Pelotonscommandanten kan ik niets bijzonders mededeelen tijdens het terugtrekken.

  Korporaal-ziekenverpleger GROENEVELD was heel flink. Hij heeft blikjes met alle mogelijke dingen gehaald uit de kelders van huizen, welke beschoten werden door artillerievuur, terwijl ik mij meen te herinneren dat van één van de huizen een gedeelte boven zijn hoofd instortte. Later heeft hij ook nog water gehaald. Van munitie herinner ik mij niets.

's-Gravenhage, 17 April 1947.

(get.) K.G.A. Feist.

Opgenomen: K.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.12 MB)