Verklaring van reserve-kapitein A. Zwarts
Hoofdkwartier Van De Generale Staf Commissie Van Onderzoek ----------------- |
PROCES-VERBAAL
Op heden de 27e Januari 1948 verscheen voor onze Commissie A. Zwarts, geboren 2 Aug. 1894, wonende Johan de Witlaan 2 te Arnhem, in 1940 Reserve Kapitein, C.-3-III-8 R.I., die ons het volgende verklaarde:
"Ik ben voor mijn optreden tijdens de oorlogsdagen, reeds ondervraagd door een commissie onder voorzitterschap van Gen.Maj.Govers. Van 1 December 1939 tot 5 Mei 1940 ben ik ziek geweest en na mijn terugkomst op 5 mei ben ik op 6 en 7 Mei met verlof geweest, verband houdende met het overlijden van mijn beide ouders in het voorjaar, hetgeen enkele regelingen noodzakelijk maakte. Ik ben dus 8 Mei weer teruggekomen bij mijn compagnie. De Reserve 1e Luitenant Hoorn, die een commando elders heeft gehad, is op 9 Mei teruggekomen en aangezien hij personeel en de stellingen niet kende, heb ik hem 10 Mei aan mij toegevoegd gehouden. Over de in mijn vak geplaatste 6-veld en zware mitrailleurs had ik geen bevelsbevoegdheid. Mijn commandopost bestond uit een stukje loopgraaf in ophoging van ongeveer 12 meter lengte en op enige afstand daarachter een schuilplaats. Het terrein, waarin mijn compagnie stond opgesteld was zeer onoverzichtelijk, omdat voor de oorlog niet was toegestaan opruimingen te verrichten. Verband met mijn sectiecommandanten had ik uitsluitend door middel van ordonnansen, gezichtsverband was er niet. De verbinding met de B.C. bestond uit een veldkabel, 30 à 50 cm. boven de grond en is al vroeg in de morgen kapot geschoten. De sectie van de Luit. de Haas op mijn Noordvleugel stond niet onder mijn bevelen, doch rechtstreeks onder de B.C. Met die sectie had ik een seinlampverbinding. Het terugtrekken van de Sectie de Haas en van mijn Noordelijke sectie onder Sergt. v.d. Esschert heb ik gemerkt, doordat deze langs een omweg vurende bij mijn commandopost zijn aangekomen. De Luit. de Haas was min of meer de kluts kwijt, de Sergt. v.d. Esschert heeft zoveel mogelijk van zijn sectie verzameld en stelling genomen in het terrein links achter de commandopost. Wat er bij de rechter en op één na rechtersectie gebeurd is weet ik niet, want daar kon ik niets van waarnemen. Van de recht voor mij gelegen eerste sectie kon ik de opstellingen enigszins waarnemen. De Duitschers hebben mijn commandopost aangevallen uit N.O., O. en Z.O. richting. De commandopost is verdedigd met een mitrailleur op de borstwering en met gebruikmaking van geweren achter schilden en met handgranaten. Naar schatting hebben wij ons enige uren verdedigd. Verbinding met de B.C. had ik niet. Enige uitgezonden ordonnansen zijn gewond teruggekomen. Toen ik na overleg met de Luit. Hoorn tot de conclusie gekomen was, dat onze verdediging geen kans had op succes en verder slechts kon leiden tot nodeloze verliezen, heb ik besloten de strijd te staken en een witte zakdoek aan een bajonet laten opsteken. De Duitsers zaten toen op korte afstand voor mijn commandopost en mij was bekend, dat de Noordvleugel van de Compagnie op mij was teruggetrokken."
Voorgelezen, volhard en getekend,
A. Zwarts.
De Commissie van Onderzoek,
V.E. Nierstrasz,
Gen.Maj. tit. b.d.
F.A.J. de Klerck,
Luit.Kol. der Art.
|