Verklaring van reserve-kapitein der Jagers Ir. E.F.E. Bongaerts

Verklaring afgelegd door de Reserve-Kapitein der Jagers Ir. E.F.E. Bongaerts,
Commandant Verbindingsafdeling 24 R.I., geboren 31 Maart 1903, van beroep
Directeur van het Centraal Rijksbureau van het Ministerie van Economische Zaken,
wonende Johan van Oldebarneveltlaan 60 te 's-Gravenhage, in de 411e Vergadering
der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 30 October 1950.
-----------------------------------

    In de vroege morgen van 13 Mei te ongeveer 5.00 uur ben ik met de Verbindingsafdeling aangekomen bij kilometerpaal 107 op de weg Amerongen - Rhenen. Wij zijn per rijwiel vanuit Amerongen voorwaarts gegaan. De afdeling had ik goed in de hand. De voertuigen waren achtergelaten.
    Kort na mij kwam Majoor De Kruyf met het 3e Bataljon aan. Hij is iets verder het bos ingegaan en daar in stelling gekomen. Met de Verbindingsafdeling ben ik vlakbij het buiten van Waller in stelling gegaan.
    Ik weet niet of de Overste zich toen al in de villa bevond. Wij zagen steeds meer troepen terugvloeien vanuit Rhenen in de richting Amerongen. De Kapitein-Adjudant Rompen kwam uit de villa en keek naar de terugvloeiende troepen. Hij ging weer naar binnen en kwam korte tijd later met de Overste terug. Zij zijn beiden naar de grote weg gegaan om de troepen, die terugvloeiden, op te houden. De Overste had mij opdracht gegeven mij met enige manschappen eveneens naar de grote weg te begeven met hetzelfde doel. Bij de grote weg kreeg ik opdracht de mensen, die wij tegen hadden gehouden, aan de kant van de weg te laten zitten en hen gelegenheid te geven om te eten. Er is geen eten aangevoerd. De keukenwagen was niet bij ons in de buurt. De Overste is niet bij mij gebleven, doch teruggegaan naar de villa. Onder de terugvloeiende troepen bevonden zich gedeelten van I-24 R.I., doch er waren ook veel manschappen van andere onderdelen bij.
    Even nadat de Overste in de villa was gegaan, is hij weer naar buiten gekomen en op een duo van een motor weggereden om contact op te nemen met Commandant IVe Divisie, de Kolonel Van Loon. Na korte tijd kwam hij weer terug en ging de villa in.
    Later heb ik de Overste weer gezien. Hij vertrok toen met één van zijn toegevoegde officieren, de Kapitein Krijnen, per auto. Ook de Luitenant Van der Sluis Veer was officier-toegevoegd aan de Overste Smit, doch deze was er niet bij. Toen de Overste mij zag, liet hij de auto stoppen en deelde mij mede, dat hij het commando over het Ie Bataljon van Kapitein Bückert ging overnemen. Majoor De Kruyf zou het commando over het Regiment waarnemen.
    De Overste heeft niet gezegd wat hij precies bij het Ie Bataljon ging doen. Hij is doorgereden in de richting Rhenen.
    De terugvloeiende gedeelten van het Ie Bataljon, die door mij waren verzameld, heeft de Overste niet medegenomen. Deze mensen zijn later door de Militaire Politie naar voren gebracht.
    Ik heb niet gezien, dat de Overste bij kilometerpaal 107 deze troepen heeft geordend.
    Toen de Overste en Kapitein Krijnen met de auto in de richting Rhenen vertrokken, arriveerde de Militaire Politie om de teruggevloeide manschappen over te nemen. Ik ben naar de Kapitein Rompen gegaan en ik heb gevraagd of ik nu van de zorg voor de teruggevloeide manschappen ontslagen was en zo ja, wat mij verder te doen stond. Kapitein Rompen zei, dat ik kon terugkeren naar de Verbindingsafdeling, welke nog steeds bij de villa lag. Daar heb ik de hele dag gezeten, zonder verdere opdrachten te krijgen. Daar wij voldoende brood en koffie bij ons hadden heb ik geen maatregelen genomen om de keukenwagen aan te trekken. Ook het IIIe Bataljon, dat iets verderop zat, heeft de hele dag rust gehad. Dit Bataljon was 's avonds geheel uitgerust en had voldoende voeding gehad (opmerking in de kantlijn: Over de voeding van het IIIe Bataljon heb ik niet gesproken; ik weet hiervan niets), zodat het geschikt was om ingezet te worden. Dit is echter niet geschied.
    Ik heb niet gezien, dat de Kapitein Krijnen in de richting Rhenen is afgemarcheerd. Toen ik hem zag, vertrok hij met Overste Smit in de auto naar Rhenen.
    De Overste trad zeer beslist en flink op. Hij was niet zenuwachtig. Hij zat er erg over in, dat hij geen bericht kreeg van de Kapitein Bückert. Van de teruggevloeide mensen van het Ie Bataljon had hij gehoord, dat de toestand bij dat onderdeel niet rooskleurig was.
    De Overste is naar de Commandant IVe Divisie gegaan omdat wij geen telefonisch contact met hem hadden.
    Op een critiek moment, toen veel mensen terugvloeiden, was de houding van de Overste kordaat en vastberaden.
    In de loop van de dag kwamen steeds meer troepen uit Rhenen terug. Tegen de avond (opmerking in de kantlijn: Beter "in den middag" onder groot voorbehoud bedacht ik dat het omstreeks 3 uur was) kwam een officier, ik meen een Kapitein, die vroeg waar onze commandant zich bevond. Ik heb hem verwezen naar de villa waar Majoor de Kruyf als waarnemend Regimentscommandant zich bevond. Later vernam ik, dat deze officier bevel had gebracht, dat wij moesten terugtrekken. Majoor de Kruyf wilde eerst bevestiging hebben van dit bericht. Ik weet niet of het bevel dat de Kapitein bracht in code was gesteld. Het duurde geruime tijd voor wij bevestiging van dit bevel ontvingen. Toen deze bevestiging kwam, zijn wij regelmatig teruggemarcheerd naar Amerongen.
    Van Kapitein Rompen had ik opdracht gekregen om met de Verbindingsafdeling en de Regimentsstaf terug te marcheren tot aan het begin van Amerongen. Daar zou ik nadere orders krijgen.
    Bij Elst kwamen wij voor een barricade van zandzakken waar Kapitein Van Buuren zich bevond. Deze gelastte mij ter plaatse in stelling te gaan. Ik deelde hem mede welke orders ik had en daarop kreeg ik toestemming verder te gaan.
    Bij het begin van Amerongen stond Kapitein Rompen op ons te wachten en gaf opdracht een zijpad in te gaan en daar te rusten. De Kapitein Rompen gaf mij opdracht mijn keukenwagen, welke zich nabij Elst bevond, aan te trekken en de troep een warme maaltijd te geven. Ik ben op de fiets er op uitgegaan om de keukenwagen te halen. Het viel niet mee daar er een grote verwarring was door allerhande voertuigen, die van de Grebbeberg terugkwamen. Ik heb mijn keukenwagen vrij vlot gevonden en meegenomen naar Amerongen. Toen mijn mensen eten hadden ontvangen, heb ik de keukenwagen uitgeleend aan een onderdeel in mijn omgeving dat geen keukenwagen meer ter beschikking had.
    Ik had opdracht gekregen op een bepaald tijdstip op het kruispunt in Amerongen te komen om nadere orders in ontvangst te nemen. Toen ik daar op het afgesproken tijdstip aankwam, stond de Overste daar met Kapitein Rompen. Hij wees mij een bepaald punt aan waar ik mij moest opstellen, teneinde terug te trekken op Vreeswijk. Toen mijn onderdeel op het punt gereed stond, sloten zich steeds meer troepen van het Regiment achter ons aan. Het Ie Bataljon heb ik niet meer gezien. De Overste deelde ons mede, dat hij aan de Kolonel had gevraagd of 24 R.I. de terugtocht mocht dekken. Dit verzoek werd toegestaan. Te 19.30 uur is ons onderdeel als laatste uit Amerongen afgemarcheerd. Wij hebben een paar uur moeten wachten voordat alle troepen gepasseerd waren.
    Kapitein Van Heyst heb ik pas in Vreeswijk gezien.
    De Overste was bij deze terugtocht ook rustig en correct in zijn optreden zoals altijd. De Verbindingsafdeling had oorspronkelijk opdracht gekregen per rijwiel vooruit te gaan. Toen ik de Overste meldde dat ongeveer de helft van onze rijwielen weg was, zodat ik de Verbindingsafdeling zou moeten splitsen in een gedeelte dat per fiets ging en een gedeelte dat te voet ging, gaf de Overste opdracht dat allen te voet moesten gaan.
    De terugtocht ging, vooral in het begin, zeer langzaam daar de weg overbelast was. Met de Verbindingsafdeling marcheerde ik aan het hoofd van de colonne van 24 R.I. Ik weet niet of delen van ons Regiment een achterhoedestelling hebben ingenomen. Ik moest contact houden met de troepen achter mij teneinde het verband in het Regiment te bewaren. Soms moest ik enige tijd wachten totdat de rest van het Regiment weer opgesloten was.
    Terwijl wij terugtrokken, reden nog voertuigen en artilleriebespanningen ons voorbij. Tijdens de terugtocht bevond de Overste zich in zijn auto. Hij begaf zich naar het hoofd van de colonne en liet dat het geheel langs zich trekken om te zien of alles in orde was. Daarna begaf hij zich weer voorwaarts en controleerde daarna weer de troepen.
    Toen wij een grote afstand hadden afgelegd en er niets meer fout kon gaan, kwam de Overste bij mij en zei, dat hij met de auto nu vooruit ging naar Vreeswijk. Ik moest het commando over de Verbindingsafdeling overgeven en met de Overste in de auto meegaan. Ook de Kapitein-Adjudant bevond zich in de wagen. Onderweg zijn wij vastgelopen tegen een inundatie, die juist werd gesteld. Mogelijk waren wij een verkeerde weg ingeslagen, maar ik vermoed dat wij ons op de goede weg bevonden en door de inundatie werden overvallen. Wij zijn een eindje teruggereden en vonden toen een weg waarlangs wij in Vreeswijk konden komen. In Vreeswijk ging de Overste zich melden bij de Kolonel Nijland.
    Bij het begin van de gemeente kregen de troepen brood en verder moesten wij onze mensen onderbrengen en laten rusten. Te 17.00 uur moesten wij ons bij de Overste melden om nadere orders in ontvangst te nemen. Toen ik mij te 17.00 uur meldde, deelde de Overste ons mede dat Nederland had gecapituleerd. Tijdens de terugtocht en in Vreeswijk waren de troepen geheel in de hand en er is geen paniek geweest.
    Vlak voor Vreeswijk heb ik Majoor Bender met 11 Grensbataljon (G.B.) gezien. Dit onderdeel was vóór 24 R.I. in Vreeswijk (opmerking in de kantlijn: Dit heb ik niet verklaard; ik heb alleen gezegd dat ik de Majoor Bender vlak vóór Vreeswijk heb gezien; waar zijn bataljon was is mij niet bekend). Er is mij niets bekend over het inzetten van 11 G.B. en ook niet of dat onderdeel de terugtocht heeft moeten dekken.
    Ik heb heel veel moeite gehad om mijn troepen onder te brengen in Vreeswijk. Het was er erg vol met terugkomende troepen. Een gedeelte van mijn mensen heb ik uiteindelijk kunnen onderbrengen op de zolder van de Rooms-katholieke pastorie en de overigen in het ruim van enige schepen die leeg in de haven lagen. Ik heb, voor zover ik daartoe gelegenheid had, even gerust bij de mensen in het ruim van de schepen (opmerking in de kantlijn: Ik heb dáár niet gerust). Het was er erg koud.
    Kapitein Van Heyst is met zijn onderdeel in de Rooms-katholieke kerk onder dak geweest. Ik kan mij herinneren, dat Overste Smit voor de kerk een toespraak tot zijn mensen hield. Wat de Overste zei, weet ik niet, doch ik had de indruk, dat zijn woorden doel troffen. De mensen stonden aandachtig te luisteren.
    Ik denk, dat de Overste op 14 Mei in het geheel geen rust heeft gehad. Hij is de hele dag druk bezig geweest met een Luitenant Koning van een ander onderdeel (opmerking in de kantlijn: Van deze naam ben ik niet zeker), die hij gevangen had genomen, verdacht van verraad of slappe houding.
    De mening van alle officieren was, dat de Overste zich flink heeft gedragen. Het was een bezwaar dat de Overste vrij doof was, zodat het moeilijk was vragen aan hem te stellen.

's-Gravenhage, 30 October 1950.

(get.) Ir. E.F.E. Bongaerts.

Opgenomen: St.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 3.44 MB)