Verklaring van reserve-kapitein Th.J. Besling
Verklaring van den Reserve Kapitein Th.J. Besling van 2-II-19 R.I. afgelegd in de
vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen van 17 Februari 1947.
--------------------------------
Het was de bedoeling, dat het Bataljon uit de alarmkwartieren op 11 Mei te 23.30 uur zou vertrekken om de gereedstelling in de Holle Weg te betrekken, teneinde via een noodbrug over de Grebbe een tegenaanval te ondernemen.
De luitenant SUILEN had opdracht van den Bataljonscommandant om met zijn sectie vooraf over de Grebbesluis te gaan in Zuidelijke richting naar den Rijndijk en een schijnaanval met veel lawaai te ondernemen teneinde 's vijands aandacht af te leiden. Ik meen me nu te herinneren, dat de sectie van de Vaandrig Menzo er ook bij was. Het Bataljon moest langs den weg naar Wageningen en met de blanke wapens de vijand verslaan. Bij de opmarsch was er niet meer zicht dan ongeveer 10 Meter.
De houding van den Majoor VAN APELDOORN was bij dit alles niet bepaald resoluut. Zijn opdrachten waren vaag.
We hebben uren gelegen in de voorste verdedigingslijn 100 á 200 Meter vanaf de Grift in de Holle Weg. We zijn tusschen front- en stoplijn geweest, voorbij het voetbalveld, De kop van het Bataljon lag ter hoogte van het Hotel tegenover villa de Ridder bij den driesprong. Onze opmarsch werd gehinderd bij het viaduct, zoowel tijdens de heen- als terugtocht door artillerievuur. Achteraf is gebleken, dat de vijand van onze opmarsch op de hoogte was, Een vijandelijke voorpost had een zendertje in het huis bij het viaduct. Dit is aan mij en enkele andere officieren verteld na onze gevangenname op Fort Honswijk (toen wij werden afgevoerd naar Wageningen), door een 1e luitenant van de SS, die zelf met deze zender had gewerkt. Ik vertel nu het gesprek, zooals ik het mij herinner: "U hebt op dien Zaterdagavond getracht een aanval te doen. Dit was ons bekend omdat wij een radiozender hadden in de kelder van het huis bij het viaduct." De SS officier had ons namelijk zien passeeren en had dit doorgegeven, zoodat de vijand gewaarschuwd was. Dit heb ik nooit eerder aan iemand verklaard. Deze SS officier heeft ons laten ontwapenen op Honswijk en was verder onze geleider op marsch naar Wageningen. Ik schat zijn leeftijd tusschen de 35 en 40 jaar.
In de Holle Weg zelf, waar ik ook lag, kregen we mitrailleurvuur, doch hadden hiervan geen last, Wij hoorden de kogels tegen de takken van de boomen ketsen. Ik weet niet of het vuur van eigen of van 's vijands zijde kwam.
Als verklaring, waarom wij uren in de voorste lijn gelegen hebben, heeft de Kapitein van ALEWIJK mij het volgende verteld:
Door granaatinslagen in de omgeving ontstond er een eigenaardige lucht. De gasverkenners dachten aan een gasaanval. Wij moesten de gasmaskers in de gereedstelling brengen. De Majoor had zijn gasmasker laten liggen in de safe van de kelder wan het gemeentehuis te Rhenen. Hij gelastte de Kapitein VAN ALEWIJK (onder protest) om dit gasmasker te gaan halen. Toen de Kapitein in den kelder was kwam de Majoor ook binnen. De Kapitein heeft getracht den Majoor te bewegen met spoed naar den troep terug te keeren. Hierna zijn ze samen teruggegaan.
Een Genie-officier (de Kapitein VAN WALSUM?) vroeg daarna aan den Majoor: "Wanneer wilt U de brug uitleggen?", waarop de Majoor aan den Genie-officier vroeg wat deze er van dacht. Deze vond het reeds te licht, waarop de Majoor antwoordde: "Dan gelast ik de oefening af".
Ons Bataljon was per rijwiel, zoodat wij op deze wijze moeilijk het viaduct konden passeeren, aangezien dit onder artillerievuur lag. De rijwielen hadden wij aanvankelijk achtergelaten ter hoogte van het voetbalveld aan den kant van den weg. Bij den terugtocht hebben wij ze allemaal onbeschadigd teruggevonden. Het Bataljon is ordelijk - sectiesgewijs - teruggemarcheerd naar Rhenen. Het was weer licht, toen wij om plm. 2.30 uur in Rhenen aankwamen.
Op last van den Kolonel VAN LOON heeft de Luitenant VAN DEVENTER (Artillerie-officier van den Divisie-Staf) mij per auto gehaald en gebracht naar de Plantage Willem III. Daar waren vrij veel gedesorganiseerde militairen bijeen. Deze waren afkomstig uit de voorposten en behoorden hoofdzakelijk tot 8 R.I. Hieruit moesten wij een compagnie formeeren. Naar ik meen was het toen Zondagmorgen. De Kolonel is meerdere malen bij mij geweest en heeft met eigen auto geweren en patronen aangevoerd, voor de menschen van III-8 R.I., die ik had geregistreerd. Deze menschen kwamen oorspronkelijk uit Wageningen en verschillende van hen waren naar de voorpostenstelling gegaan zonder veldzakboekje en herkenningsplaatje. Toen ze van deze stellingen terugkwamen hadden allen hun wapens achtergelaten en velen ook hun ransel, gasmasker, enz.
Als kader stond tot mijn beschikking een 2e Luitenant van de Artillerie, Soeters? (was ook gevlucht) en enkele korporaals. Doordat deuren klepperden vloog de helft van de aanwezigen van de plantage weg (zoo zenuwachtig waren zij). Ik kreeg plm. 30 geweren. Die waren afkomstig, naar ik meen van een aanvoerplaats, waar ook de levensmiddelen vandaan kwamen. De Kolonel kwam zelf met de geweren aandragen en reikte ze persoonlijk uit. Bij deze nieuwe formatie was ook aanwezig een groep van mijn Compagnie. Deze groep kwam van de sectie van den Luitenant de Haas van 8 R.I. en had gelegen bij het Nieuwe kanaal. Zij hadden daar in het vlakke terrein gelegen. Toen de burgers kwamen om de loopgraven te maken kwam er vijandelijk vuur en vertrokken zij weer, waarop deze groep, toen omsingeling dreigde, terugtrok. De Kolonel is op een gegeven moment (ochtend van 13 Mei) naar de commandopost gegaan aan de Grebbe. Ik moest wachten op nadere orders. Deze kwamen niet. Hierop heb ik tweemaal een ordonnans gestuurd. De eerste om 10.00 uur, kon de commandopost niet bereiken door vijandelijk vuur, de tweede om 11.30 uur die meldde, dat de commandopost geheel leeg was. Voor de juiste tijdstippen kan ik U wel mijn genoteerde gegevens toezenden. De oorspronkelijke aantekeningen heb ik verbrand. In Duitsche krijgsgevangenschap heb ik alles opnieuw genoteerd.
Ik heb gewacht op Plantage Willem III of de kolonel ook nog terugkwam. Een Kapitein der Jagers (van 24 R.I.) met plm. 10 man, heeft zich bij mij gemeld en vroeg mij of ik dit tijdstip wilde noteeren. Hij was zeer ontdaan. Hij zei, door zwaar mitrailleurvuur te worden achtervolgd. Ik ben blijven zitten en merkte niets van deze achtervolging. Hij vertrok.
In den namiddag te plm. 17.00 uur kwam een sergeant van mijn compagnie met de opdracht: "alles terugtrekken op kasteel Zuilenstein". Ik gaf hierbij de Luitenant Soeters opdracht om met de gewapende manschappen de achterhoede te vormen. Ik heb mij nog kwaad gemaakt, omdat hij de bevolen afstand van 300 meter tweemaal verkortte (uit angst) tot plm. 10 meter.
Ik heb destijds wel bij het Departement van Onderwijs een gevechtsverklaring ingediend.
Naar aanleiding van ingediende voordrachten:
van den dpl. Veneboer heb ik zelf niets gezien. Ik heb alleen over hem gehoord van den Luitenant Suilen. Deze is zeer betrouwbaar. Ik weet niet waarom de kolonel mij speciaal voor deze opdracht heeft uitgezocht.
Toen wij bij de oprijlaan van Zuilenstein Westelijk van Amerongen stonden, was daar ook een Kapitein van Loon. Ik zei hem: "ik verwacht orders en die komen niet". "Weet U ook wie hier orders geeft". Ik heb hem daar geholpen met het verkeer te regelen. Ik heb een auto met den kapitein Lefevre de Montigny aangehouden en heb hem gevraagd naar den Kolonel. Hij antwoordde mij "die zoek ik ook en ik kom daarna terug".
De Kapitein is niet meer teruggekomen.
Daarna passeerde Commandant 19 R.I. de Overste Smits en gaf mij opdracht voor den Bataljonscommandant, dat deze het regiment zoodra het vereenigd was, naar Cothen moest brengen. Nog later passeerde mij Majoor van Apeldoorn in een auto en gaf ik hem deze order door. Hij antwoordde hierop: "Dan draag ik hierbij deze opdracht aan je over", waarop ik later het regiment naar Cothen heb gebracht. (een bataljon onder den Reserve veldprediker Ds. Gerritsen.
De Luitenant Soeters (moet zijn Luitenant Suilen?) was een van de beste officieren van het bataljon. Hij was moedig. Op fort Hondswijk had hij een zeer heftig gesprek met Reserve 1e Luitenant Ir. K.L.A. de Leeuw, over de order omtrent het verlaten van de stelling op den Grebbeberg bij de spoorbrug in den namiddag van 13 Mei. Ik weet niet van wien Luitenant Suilen deze opdracht heeft gekregen. Zijn Sectie is los van ons teruggekomen. Hij is uit Vreeswijk per motor naar Hondswijk gekomen. Hij vond de toestand niet zoo precair dat hij terugtocht noodzakelijk achtte.
's-Gravenhage, 17 Februari 1947.
w.g. Th.J. Besling.
|