Verklaring van reserve-officier van gezondheid Dr. C.A. van Hees
Reserve Officier van Gezondheid Dr. C.A. van Hees van III-8 R.I., verklaart bij zijn
verschijning voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 24 April 1947:
Ik was Commandant van de hulpverbandplaats van 8 R.I. (in het vak van I-8 R.I.) op de Grebbe in het bosch tegenover Hotel Grebbeberg.
De verbandplaats was ondergronds en was meen ik ingericht door de Heide-My. De onderkomens waren met elkaar verbonden door een tunnel, deze weer verbonden door gangen. De verbandplaats was verbonden met de waterleiding in Rhenen, bovendien was er nog een waterput. De onderkomens waren zeer laag wat hoogst vermoeiend was met de noodgedwongen operaties die wij moesten doen.
Sinds Vrijdag hadden wij geen telefonische verbinding meer, later heb ik een hospitaalsoldaat uitgestuurd om te vragen om auto's te zenden vanuit de hoofdverbandplaats in Zeist.
De hospitaalsoldaten moesten de gewonden onder vuur uit het voorterrein halen, zij kregen dan van 2 kanten vuur, zoowel van de Duitschers als van eigen menschen. Wat betreft de voedselvoorziening waren wij ingedeeld bij een aanleunend troepenonderdeel. Dit bataljon werd op een gegeven oogenblik verplaatst, waardoor wij geen eten meer hadden. Hierdoor moest ik ook mijn gewonden kwijt. Ik heb toen een boodschap gestuurd naar de commandopost om te vragen of zij wilden zorgen dat ik auto's kreeg, wat aanvankelijk ook gebeurde, later niet meer.
Ik kreeg op een gegeven moment bericht dat er gewonden in het voorterrein waren, waardoor ik 6 menschen met brancards heb uitgestuurd. Zij kwamen niet terug, toen ben ik met een dienstplichtige, de naam kan ik mij niet meer herinneren, naar voren gegaan tot aan de Grebbedijk, daar zagen wij ze aankomen zonder gewonden. Zij hadden niets gezien. De hulpverbandplaats eind Wageningsche Afweg was leeg. Wij zijn teruggegaan naar onze verbandplaats. Later heb ik van Luitenant Lugten gehoord dat hij gevangen was genomen met de gewonden.
Ik ben 1 maal in Rhenen geweest in het kantonnement Ziekenverblijf.
Met collega De Bas ben ik ook dikwijls rond gegaan.
Er zijn verder geen Officieren van Gezondheid uit geweest om de ziekendragers te controleren of gewonden bij te staan.
Op een gegeven oogenblik hadden wij het idee dat er boven ons hoofd werd gelopen en geschoten. Ik zei: "wie gaat er even mee kijken wat er te doen is?". Sergeant Westerdijk ging direct mee. Het bleek dat dit waarschijnlijk Hollandsche troepen waren geweest. Deze Sergeant heeft ook verschillende berichten overgebracht. Hij was bij ons toegevoegd.
Nadat ik even weg was geweest op zoek naar voedsel en de verbandplaats weer inkwam stonden manschappen en enkele officieren, o.a. Paris bepakt klaar met hun fiets om terug te trekken. Zij waren nogal overstuur. Ik heb ze tot reden gebracht en beloofd om te doen informeren naar de juiste stand van zaken op de commandopost. Ik kreeg geruststellende berichten, wat achteraf volkomen onjuist bleek te zijn. Even later kregen wij artillerievuur.
Enkele dagen later, nadat wij opeens zeer veel gewonden hadden gekregen werden er handgranaten naar binnen gegooid. Wij hadden geen roodekruisvlag naar buiten gestoken met het oog op oriëntatie van Duitsche vliegtuigen. Op het laatst hebben wij de vlag buiten gestoken, zij hing dwars over den weg. Er werden steeds meer handgranaten gegooid. Elk onderkomen had een in- en uitgang. Zij gooiden bij den ingang, later ook bij den uitgang. Boven dreigden er ook handgranaten door de luchtkoker naar binnen te worden gegooid. Ik schreeuwde toen: "hier zit een Roodekruisformatie". De Duitschers schreeuwden: "komm eraus". Hierop ben ik naar buiten gegaan waarop ik direct bij een Luitenant werd gebracht. Even later kwamen de stoottroepen.
Zij namen alles af, portefeuilles, ringen, etc. Hierna heeft die Luitenant ze allen op een rijtje gezet en moesten zij alles weer terug geven. Velen van deze soldaten waren dronken.
Ik heb de gewonden opgeladen op brancards. De stoottroepen vielen ons telkens weer lastig. De Luitenant zei toen: "breng de zwaar gewonden naar de Duitsche verbandplaats en zeg daar dat hier nog veel gewonden liggen en dat zij die komen ophalen". Met een auto van 15 R.A. zijn wij naar de Duitsche verbandplaats gereden en werden daar aan het werk gezet.
Later zag ik een sleeperswagen aankomen waarop dooden en gewonden lagen. Deze wagen werd getrokken door Nederlandsche krijgsgevangenen. Deze liepen zonder jas met naakt bovenlijf.
Later op den middag van 13 Mei zijn wij naar de Duitsche verbandplaats gegaan op de Boerderij "Noda" bij de weg Wageningen naar de Grebbe. Terwijl wij daar aankwamen zag ik stuka's aankomen die de Grebbeberg bombardeerden. Er kwam nog een Nederlandsch vliegtuig die ons onder vuur nam. De verbandplaats kreeg alleen materiaalschade, geen dooden. Naast ons werd Duitsche artillerie opgesteld, 6 stukken, ik meen kaliber 10 veld.
Op een gegeven oogenblik kwam er een Duitsche Commandant van de S.S. Divisie op de hulpverbandplaats waarvoor wij moesten verschijnen. Hij zei ons dat wij ons vrij mochten bewegen als wij ons beperkten tot onze eigen gewonden, later hebben wij ook Duitsche gewonden verzorgd. 's Avonds plm. 11 uur vroeg hij naar den commandant. Ik zei: "dat ben ik". Ik had 17 niet-gewonden die moesten helpen, ook die niet bij het hospitaalpersoneel behoorden en moest ik mij garant stellen dat zij niet zouden ontvluchten.
Er werd een auto gevraagd om de gewonden naar Arnhem te brengen. Met een auto van 15 R.A. is chauffeur Van de Wetering met naast zich een Duitscher naar Arnhem geweest. In Arnhem aangekomen bleef die Duitscher daar. Hij zei "ik ga niet meer terug, ik blijf hier. Jij kunt terug gaan als je wilt". Van de Wetering is teruggekomen en heeft nog verschillende malen gewonden naar Arnhem gebracht.
Bij Boerderij "Noda" was ook een schuur vol met Duitsche dooden, deze werden gedeeltelijk daar begraven. Tegenover de boerderij waren ook schuren en huizen die als verbandplaats werden gebruikt.
Dinsdag 14 Mei kregen wij weer bericht van de Duitschers dat wij mee moesten naar de Grebbe. Wij hebben 2x klaar gestaan om mee te gaan, toen moesten wij ineens naar de Gevangenis in Arnhem. Van daar uit werden wij naar Duitschland gebracht. Alle Hollandsche gewonden waren inmiddels weggevoerd.
Ik heb 1 Bataljon Duitschers van de Grebbe zien komen. Dit waren plm. 300 man. De rest zou volgens zeggen van Duitsche artsen vermist of gesneuveld zijn. Ik kreeg den indruk dat het bataljon plm. 750 of 1000 man groot was geweest.
Betreffende het verslag van Overste Henning: dit kan ik niet heelemaal onderschrijven, daar ik mij de juiste toedracht niet goed meer herinner.
Betreffende chauffeur Te Brunsveld (van 15 R.A.): Deze heeft zich onmiddellijk bereid verklaard om berichten over te brengen. Ik kende hem niet daar hij van een ander regiment kwam. Hij maakte gebruik van de motorfiets van den dominee. Hij heeft ook het bericht naar de commandopost gebracht waarin ik vroeg of zij auto's wilden sturen voor 70 gewonden. Hij kwam met een bericht terug waarin werd gevraagd hoeveel van die 70 gewonden er zittend en hoeveel er liggend moesten worden vervoerd. Op den terugweg werd hij door een granaat getroffen. Over hem ben ik zeer te spreken.
Betreffende chauffeur Van de Wetering: Deze is zeer te prijzen, hij was zeer moedig.
's-Gravenhage, 24 April 1947.
Dr. C.A. van Hees.
Opgemaakt: J. v.d. B.
|