Verklaring van reserve-tweede luitenant H. de Vries
VERKLARING van de
krijgsverrichtingen en terugtocht 10 Mei - 14 Mei l940.
Als commandant van de achtersectie, welke de steunpunten in de tussenverdediging bezette, had ik in de eerste dagen vrijwel niets anders te doen dan gedurende de nacht en ook overdag een wacht- en piketregeling te doen onderhouden.
In de loop van de Zondagmiddag trok de sectie van adjudant Bison (sectiecommandant 1e sectie 2-II-8 R.I.) uit de voorste stellingen terug op mijn stellingen. Van de meegenomen wapens heb ik een dankbaar gebruik gemaakt en deze tussen mijn steunpunten in stelling laten komen alzo de defensieve kracht van de tussenverdediging van 2-II-8 R.I. vergrotende! Tegen het vallen van de avond bemerkte ik kleine vijandelijke groepjes in het naast en schuin voor ons gelegen terrein,welke onze steunpunten beschoten. Aangezien het reeds donker begon te worden en de afstand nog groot was, gaf ik aan mijn personeel de opdracht nog niet te schieten, in elk geval niet voor er een goede schietkans was! Het was mijn bedoeling om zodra het geheel donker zou geworden zijn het overcomplete personeel, (van de eerste sectie) het voorterrein in te sturen, met als opdracht deels als patrouille deels als voeling zoekende en weerstandbiedende troep te fungeren. Hiervan is niets gekomen aangezien ik toen (het uur weet ik niet vast te stellen) d.m.v. een ordonnans bericht van de Compagniescommandant kreeg om onmiddellijk terug te trekken naar de school in Achterberg. Aan den adjudant Bison gaf ik toen opdracht (hij zat in het meest rechtse steunpunt) om met die groep mijn terugtocht te dekken en tien minuten na mij in genoemde richting terug te trekken.
De terugtocht verliep vlot en in zeer goede orde. (De kapitein was reeds, voordat ik het bericht kreeg, teruggetrokken) Bij de school vond ik de rest van de troep met den Compagniescommandant. Aangezien de a.o.i. Bison niet direct kwam opdagen en de Compagniescommandant zich hierover kwaad maakte en zich nogal opwond, en ik hem de zaak trachtte uit te leggen, ik zou en ik moest persoonlijk terug om te zien waar de anderen bleven. Met een ordonnans ben ik toen terug gegaan doch kon mijn stelling niet meer bereiken aangezien mitrailleurvuur dit onmogelijk maakte. Weer teruggekomen bij de school vond ik daar echter de a.o.i. Bison met het overige personeel die teruggetrokken waren langs een andere weg. De Compagniescommandant was inmiddels weer vertrokken. Ik wist dat nu teruggetrokken moest worden naar de Jeugdherberg. Daar aangekomen was er niets van de anderen te zien en heb ik daar gewacht op den Kapitein met de rest van de troep. Na een half uur kwamen deze en werd mij de opdracht gegeven met de troep te gaan liggen op de weg die naar de schietbanen in de buurt van Veenendaal loopt. Daar zijn we eenige uren gebleven; waar de kapitein was is mij niet bekend. Tegen een uur of drie kwam de kapitein weer bij de troep en moesten we van plaats veranderen. We werden toen gelegd in de nabijheid van de artillerieopstellingen op de Nieuwe Veenendaalscheweg. Daar bleven we tot het aanbreken van de dag; waarna onze troep weer verplaatst werd naar de boschrand aan de kant van Remmerden ten Westen van de autoweg, achter artillerieopstellingen. Daar zijn we de verdere dag gebleven.
In de loop van de middag ging de kapitein weg terwijl hij voor mij de order achterliet op de troep te passen. Waarheen hij ging was mij niet bekend! Enige minuten daarna verschenen er pl.m. 40 bommenwerpers die de artillerieopstellingen bombardeerden. Enige mensen van mijn troep hadden toen, ondanks herhaalde waarschuwingen, de onvoorzichtigheid met geweer en mitrailleur op de vliegtuigen te schieten. Onze aanwezigheid in de bosrand bleef toen niet onopgemerkt, doch tot een bombardement kwam het niet. Toen de vliegtuigen verdwenen vond ik het in verband met het vermelde raadzaam mijn troep te verplaatsen naar een boomgaard pl.m. 500 meter Westelijker. Dit geschiedde terwijl ik een ordonnans achterliet om dit aan den kapitein, zodra deze terug zou komen, te vermelden. Na enige tijd meldde de ordonnans zich weer bij mij met de mededeling dat de kapitein terug gekomen was op die plaats en hij hem het bericht had overgebracht. De kapitein had volgens hem geen bericht meegegeven en was doorgefietst in de richting straatweg Rhenen - Utrecht. Toen verkeerde ik in de mening dat hij naar onze troep zou terugkomen en wachtte zijn komst af.
Inmiddels passeerden ons steeds grote troepen die van de Grebbeberg terugtrokken en mij aanraadden terug te trekken. Aangezien echter nog steeds de kapitein niet terug was en ik hem wilde afwachten besloot ik te blijven en stuurde ordonnansen op de fiets uit om den kapitein te zoeken. Deze keerden onverrichter zake terug. Daarna heb ik nog een half uur gewacht. Er kwamen steeds meer troepen uit het Grebbe-gebied terug en een 1e Luitenant van een afdeling die ook terug trok verzekerde mij dat alles moest terugtrekken naar Elst waarna hij mij een kaart gaf. Aangezien ik geen pertinente orders van de kapitein had besloot ik na overleg met de a.o.i. Bison ook terug te trekken naar Elst. Daar aangekomen trof ik de kapitein aan!
Op bevel van een mij onbekende kapitein die daar alles regelde moest ik in stelling komen achter de weg welke loopt van de Rijksweg naar het veer. Na hier enige uren gelegen te hebben, in welke tijd de troep zich zo goed mogelijk ingegraven en opgesteld had, kregen wij het bericht van genoemde kapitein om naar Amerongen terug te trekken. Vandaar moesten wij op last van een majoor naar Wijk bij Duurstede waar we onze kapitein wederom aantroffen. Na hier een kop koffie en een snee brood genuttigd te hebben, kreeg ik het bericht van een 1e Luitenant persoonlijk (deze regelde de zaak in deze stad) dat we naar Vreeswijk moesten. Dit moest, ondanks dat de kapitein niet te vinden was, volgens hem onmiddellijk geschieden. Het was toen middernacht en men kon in de geheel onbekende omgeving niets zien of vinden. In Vreeswijk gekomen waar de kapitein ons opwachtte, vernamen wij in de middag de capitulatie van Nederland.
Naar waarheid opgemaakt,
Te Velde, 15 Juni 1940
(get.) De 2e Luitenant H. de Vries.
|