Verklaring van sergeant-capitulant A.W.J. Vos
Verklaring afgelegd door den sergeant-capitulant A.W.J. Vos van 1-II-8 R.I. in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 9 Januari 1947.
------------
Ik was destijds commandant van de 3e Sectie van 1-II-8 R.I. en had de beschikking over 3 lichte mitrailleurs. Mijn Sectie was opgesteld ongeveer 500 meter links van den sluis in de Grebbe. Wij lagen ingegraven in den dijk. De bovenkruin van dezen dijk was ongeveer 8 meter breed en was aan de Westzijde verbreed. De stellingen zijn door burgers gemaakt, doch waren nog niet gereed. In mijn vak was een gedeelte van ongeveer 30 meter waar geen borstwering was. De schuilplaatsen en mitrailleurnesten waren nog niet voldoende met zand bedekt. Bij den bouw werd gebruik gemaakt van groote grijpers, die over den dijk reden.
Op 11 Mei 1940 kwamen wij onder vijandelijk artillerievuur uit de richting Wageningen (kaliber 7 cm). Mijn mitrailleurs stonden ongeveer 50 meter uit elkaar. De frontbreedte was dus 100 à 150 meter. De linker mitrailleuropstelling kreeg een treffer tengevolge waarvan gewonden vielen. De mitrailleur werd echter niet beschadigd, doch lag wel onder het zand. Wij hebben dezen mitrailleur in een reserve-stelling geplaatst. De rechter en middelste mitrailleur kwamen er goed af. De middelste mitrailleur kon geen vuur uitbrengen, omdat daarvoor een grijper stond.
Op 12 Mei verschenen bij mijn Sectie de korporaal Van Schayk en soldaat Valk met een lichten mitrailleur zonder munitie. Zij waren gestuurd door Kapitein Van den Berg. Ik heb hun een opstelling gegeven boven op den dijk achter den grijper. Zij hadden hiervan echter weinig dekking, alleen de wielen onttrokken hen aan het gezicht. Ik heb hun in overleg met sergeant Dijkman een boschje aangewezen, waarop zij vuur moesten uitbrengen, omdat dit boschje door de andere mitrailleurs niet was te bereiken. Vóórdien waarschuwde ik hen, dat het op den dijk gevaarlijk was. Zij trokken zich echter hiervan niets aan. Ook sprak ik nog met hen af, dat, indien uit het boschje geen vuur meer werd ontvangen, zij andere doelen moesten zoeken. Vlak daarop kregen wij vuur van zware mitrailleurs. Ik ben op en neer naar de verschillende groepen gegaan. Van Schayk zeide mij, dat alles naar wensch ging. Zij zijn op den dijk gebleven tot den nacht inviel. Toen hebben wij posten uitgezet en een piket bij de mitrailleurs geplaatst. De rest van de Sectie liet ik rusten. Den volgenden dag kregen wij artillerie- en mitrailleurvuur. Mijn linker groep werd in puin geschoten. Ik had tengevolge van deze vuren geen verbinding meer met adjudant Bison, die links van mij lag. Mijn eigen mitrailleurs zaten in stelling en brachten vuur uit op gelegenheidsdoelen. Van Schayk en Valk zaten weer op de borstwering achter den grijper.
Hun optreden vond ik buitengewoon flink.
Valk heeft een gewonde weggebracht naar een dokter in de hulpverbandplaats. Dit was zeer gevaarlijk, want hij moest het open terreingedeelte passeeren, waarop vijandelijk zwaar mitrailleurvuur lag.
Achter den dijk kregen wij ook mitrailleurvuur uit Westelijke richting, vermoedelijk dus eigen vuur. Ik heb dit doorgegeven per ordonnans aan Vaandrig Wassenaar. Deze had telefonische verbinding met den commandopost van Kapitein Van den Berg, doch deze verbinding bleek inmiddels verbroken te zijn.
's-Gravenhage, 9 Januari 1947.
A.W.J. Vos.
|