Verklaring van sergeant G.J.H. Simons
Verklaring van den Sergeant G.J.H. SIMONS van 1-I-20 R.I., afgelegd in de
vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 21 Mei 1947.
Ik ben niet bij de spoorbaan geweest.
Wij kregen opdracht vanuit Woudenberg om naar den Grebbeberg te gaan. Wij gingen per fiets totdat wij voor Achterberg onder granaatvuur kwamen. Vandaar zijn wij in den nacht gegaan naar de uitgangsstelling. Toen de Adjudant VAN AMERSFOORT uitviel, werd ik Commandant van de 4e sectie. Toen wij aan den Cuneraweg kwamen, kwam een onbekende Luitenant met een man of 10, 12 terug en zei, dat zij het niet konden houden. Daarna zijn wij opgerukt tot aan de huizengroep een paar 100 meter voor de boschrand van den Grebbeberg. Daar hebben wij ons ingegraven. Toen kregen wij pas direct mitrailleur- en geweervuur. Wij zagen daar ook menschen loopen. Overal kwamen de kogels vandaan. Wij kregen daarna vuur van achter ons uit een huis. Wij zijn daar gaan kijken (Kapitein KOUDIJS, sergeanten SCHOORLEMMER, OLDE LOOHUIS en ik), maar vonden niemand. Voordat wij het huis ingingen, zagen wij oranje vuurpeilen boven de omgeving en even later werden wij uit vliegtuigen gebombardeerd.
Wij waren opgerukt langs verlaten kanonnen en weggeworpen mitrailleurs en toen wij daar lagen zeiden de jongens: "Wat moeten wij hier eigenlijk nog doen". Eén van de soldaten vroeg of ik den Kapitein wilde vragen om terug te trekken. Ik zei, dat wil ik wel doen, maar niet in mijn naam. De Kapitein antwoordde: "Simons, wij hebben geen opdracht en wij blijven hier". Later kwam de Kapitein TERMATEN en die gaf het commando "terugtrekken". Toen wij terugtrokken sloten zich overal mensen bij ons aan.
Een eind voorbij Achterberg (richting Veenendaal) hebben wij weer stellingen genomen en zijn daar 's nachts gebleven. De Majoor PANNEKOEK was daar ook bij ons. VASTENEKKER heeft daar stelling genomen achter een zwaren mitrailleur en geschoten in opdracht van den Overste LAND.
's Morgens zijn wij weer verder gegaan. Wij hebben toen een cantine "geplunderd". Daarna hebben wij kennis gemaakt met de Duitschers. Sergeanten SCHOORLEMMER, OLDE LOOHUIS, een onbekende soldaat en ondergeteekende (verder was er niemand anders bij) hebben daar toen stelling genomen (ik heb geroepen: "Stelling nemen"), teneinde eenigszins de terugtocht te dekken. (WARMENHOVEN zei, dat de Majoor was gesneuveld). Wij hebben de Duitschers tot staan gebracht. Zij waren buitengewoon goed gecamoufleerd. Daarna zijn wij ook verder het bosch ingegaan.
Dinsdagmorgen om 7.50 uur zijn wij in het bosch krijgsgevangen gemaakt door een Duitsche tank, waarop Hollanders zaten, die riepen: "Niet schieten, geef je maar over". Eén van de jongens schoot nog, waarop de tank terugvuurde. De Kapitein sprong toen op met de handen omhoog, waarop de Duitschers ophielden met vuren.
De houding van den Kapitein KOUDIJS was prima. Hij was niet bang en gaf ons behoorlijke opdrachten. Er waren geen verbindingen meer, aan alle kanten zagen wij, dat het hopeloos was en toch ging de Kapitein voorwaarts. Ik heb aan den Kapitein een prima steun gehad.
De Majoor heb ik niet meer gezien sinds ik het commando over de sectie had overgenomen.
Sergeant PELSNER was al gewond, toen wij bij de cantine aankwamen.
's-Gravenhage, 21 Mei 1947.
G.J.H. Simons.
Opgenomen: FMV.
Typ. K.
|