Verklaring van sergeant S.R.O.I. Th.F. Vos
Verklaring afgelegd door de sergeant S.R.O.I. Th.F. Vos van 3-II-8 R.I., geboren 26
maart 1918, van beroep leraar Lyceum, wonende Prinsengracht te Amsterdam, in de
410de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 26 October 1950.
---------------------
Toen op 12 Mei 1940 troepen van 24 R.I. bij ons in de stelling kwamen, begon het reeds te schemeren. De troepen waren oververmoeid tengevolge van hun opmars naar de Grebbelinie.
Mijn stelling lag aan de Leeuwendaalseweg.
Ik heb met de officier van de Jagers, Luitenant Hoogewerff, gesproken. Hij maakte een rustige indruk. Ondanks de vermoeidheid had hij zijn troepen goed in de hand. De Luitenant was verbaasd en verheugd, dat hij ons daar aantrof want hij had in Amerongen vernomen, dat alles wat voor hem in het voorterrein zat vijand was. Er zouden zich geen eigen troepen meer bevinden.
In de middag van 12 Mei heb ik met mijn sectie deelgenomen aan de tegenaanval onder Majoor Jacometti. Het bericht hiertoe hadden wij per ordonnans van achteren gekregen. In verband met deze tegenaanval moesten wij de Leeuwendaalseweg oversteken. Daar wij vermoedden, dat de weg onder vuur lag, hebben wij een mitrailleur in stelling gebracht om dit vuur te kunnen beantwoorden. Toen wij in het bos aan de overzijde lawaai hoorden, hebben wij daar vuur op geopend. Het bleek echter, dat wij op eigen troepen schoten. Onverrichterzake zijn wij naar onze eigen stelling teruggekeerd.
In de vroege morgen van 13 Mei kregen wij alarm in verband met een Duitse aanval. Wij hadden voldoende munitie in voorraad. Er is munitie en ook handgranaten uitgedeeld aan de Jagers, die bij ons waren gekomen.
Wij kregen schamperend vuur van rechts over onze stelling. Vaandrig Klaassen, die rechts van ons in stelling zat, is korte tijd later teruggetrokken omdat het mitrailleurvuur op zijn stelling te hevig werd. Het was veel heviger dan bij ons. Het artillerievuur heeft op onze stelling weinig effect gehad. Er zijn enige gaten in de borstwering geslagen en behalve één gesneuvelde op 11 Mei hebben wij daardoor geen verliezen geleden.
Ik heb zelf deelgenomen aan het vuur op de opdringende Duitsers. Er waren nog slechts weinig manschappen in de stelling die vuurden.
Ik bevond mij hierbij in het mitrailleurnest. Het artillerievuur werd zo hevig, dat ik aan Luitenant Rentjes heb gevraagd of wij het mitrailleurnest niet beter konden ontruimen daar ik bang was, dat het kapot zou worden geschoten. De Luitenant zei, dat wij moesten blijven. Ik ben van de Luitenant weer op weg gegaan naar mijn mitrailleurnest. Halverwege ben ik blijven steken daar ik moest dekken voor het artillerievuur. Toen ik daar enige tijd had gelegen, kwam Luitenant Rentjes naar mij toe en zei, dat hij achterwaarts zou gaan om contact op te nemen met de Compagnies-commandant, daar de toestand bij ons zeer verward was. Wij kregen van voren en van achteren vuur. Het artillerievuur ging intussen door. Ik heb de Luitenant hierna niet meer teruggezien want hij is onderweg gewond geraakt. Van de Compagnies-commandant heb ik in deze tijd niets gemerkt.
Korte tijd hiervoor is Luitenant Rentjes ook de stelling uit geweest om achter ons contact op te nemen en om te verkennen daar wij vermoedden, dat de Duitsers ons in de rug zaten. Hij is toen behoudend teruggekeerd. Ik vond het zeer moedig van de Luitenant dat hij alleen op verkenning ging.
De Duitsers vielen onze stelling van achteren aan. In front waren zij nog op ongeveer 300 meter afstand. Onze stelling lag op een helling en het voorterrein werd door ons geheel bestreken zodat zij vandaar niet konden aanvallen.
Wij werden beschoten in front en in de rug, kregen tevens artillerievuur en de stelling was overvol. Slechts de zes besten vuurden nog in het voorterrein. De overigen liepen rond en praatten over overgave of doorvechten. De toestand was zeer verward. Het is mogelijk, dat men hier of daar met witte doeken heeft gezwaaid, doch hiervan is mij niets bekend. Ik weet niet wat Luitenant Hoogewerff in deze tijd heeft gedaan.
Met een soldaat van de Jagers ben ik door een verbindingsloopgraaf ca. 10 meter achterwaarts gegaan naar de plaats waar onze latrines waren, om vandaar te zien wat er achter ons gaande was. Op het moment dat de Jager boven de dekking uitkwam, werd hij direct dodelijk getroffen. Onmiddellijk hierop sprong de eerste Duitser bij mij in de loopgraaf. Ik had geen tijd om een handgranaat naar hem te werpen. Ik had mijn geweer tegen de wand gezet teneinde ook naar boven te kunnen klimmen, zodat ik ook daar geen gebruik van kon maken. De Duitser rende achter mij aan en ik zag, dat de rest van de stelling ook al bezet was. Wij werden allen de stelling uitgejaagd. Buitengekomen moesten wij onze tuniek uittrekken en in een kuil dekking nemen. Na korte tijd werden wij uit de kuil gecommandeerd en moesten als dekking voor de Duitsers dienen. Een Nederlandse zware mitrailleur vuurde namelijk voor ons langs. Ik heb gezien, dat door dit vuur Duitsers vielen. Terwijl wij zo als dekking opgesteld stonden, is één van ons door een schot in de buik getroffen en gesneuveld. Plotseling kwam één van de Duitsers van achteren en riep, dat de krijgsgevangenen weer in de kuil mochten dekken. De Duitsers brachten toen klein geschut tegen de helling in stelling om de mitrailleur tot zwijgen te brengen. Aan de hand van een mij in de vergadering getoonde foto herken ik het geschut dat in stelling werd gebracht als 3,7 Pak. Tijdens het opstellen van dit geschut heb ik de Duitsers door het mitrailleurvuur zien sneuvelen. Ik heb het geschut niet meer in actie gezien. Terwijl de Duitsers een luchtaanval deden op de stellingen Noord van ons, ontstond een vuurpauze welke door de Duitsers werd gebruikt om ons af te voeren.
Terwijl wij afgevoerd werden, zijn wij vlak langs onze stelling gekomen. De stelling van de Vaandrig Klaassen heb ik niet gezien.
Ik herinner mij nu, dat de stellingen, die de Duitsers uit de lucht bombardeerden, Noord van ons lagen en niet Zuid, zoals ik heb vermeld in het rapport dat ik destijds op verzoek van Luitenant Rentjes heb opgesteld.
Ik heb niets gemerkt van een Nederlandse tegenaanval in onze omgeving toen wij krijgsgevangen werden gemaakt.
Ik weet niet hoe Luitenant Hoogewerff is gesneuveld. Hij was niet bij mij in de onmiddellijke omgeving.
Terwijl wij krijgsgevangen werden gemaakt, is practisch de gehele bezetting van het mitrailleurnest gesneuveld doordat de Duitsers handgranaten in het nest gooiden.
Toen wij tijdens de vuurpauze naar Wageningen werden afgevoerd, heb ik vijf Nederlanders zien liggen, die gesneuveld waren. Zij lagen voorover. Het is mij niet bekend waardoor zij zijn gesneuveld.
Ik meen, dat Luitenant Rentjes zelf ook met een geweer heeft gevuurd.
Voor het mitrailleurnest aan de Leeuwendaalseweg zag ik enige manschappen gesneuveld voor de stelling liggen. Ik weet niet hoe deze mensen voor de stelling kwamen. Vermoedelijk zijn zij weggerend toen de Duitsers van achteren de stelling binnendrongen.
Soldaat Cavalier was voor zover ik het kan beoordelen de beste van mijn groep. Hij voerde alles stipt uit en was koelbloedig. Nadat wij voor de tegenaanval met Majoor Jacometti de stelling hadden verlaten en weer terugkeerden, misten wij hem. Enige tijd later kwam hij terug en deelde mede, dat hij enige gewonden had weggebracht. Hij had zijn zakken vol munitie, welke hij onderweg had opgeraapt. Toen dezelfde avond vrijwilligers werden gevraagd om uit de stelling te gaan teneinde vuur af te geven op bomen aan de Leeuwendaalseweg, waar Duitsers in zouden zitten, heeft hij zich weer gemeld.
's-Gravenhage, 26 October 1950.
Th.F. Vos.
|