Verslag onderzoek inzake reserve-kapitein A. Zwarts
HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF COMMISSIE VAN ONDERZOEK -------------------- |
No. CO 698
Onderwerp: Reserve Kapitein A. Zwarts
Met 2 Bijlagen.
's-Gravenhage, 27 Februari 1948
VERSLAG van het onderzoek inzake Reserve Kapitein A. Zwarts, (zie kantbrief G 6, 1051 J.D.P.)
Uit ons onderzoek en nader verhoor van Kapitein A. Zwarts is gebleken, dat deze Kapitein weliswaar zijn commandopost niet tot het uiterste heeft verdedigd, doch meer weerstand heeft geboden, dan aanvankelijk werd gedacht. De andere Compagniescommandant der voorposten en de Bataljonscommandant verkeren echter in het zelfde geval, al zijn hun commandoposten eerst veel later (tengevolge van het optreden der Duitsers) gevallen. De omstandigheden waren zeer ongunstig, tengevolge van het verbod tot opruimen van het terrein, het spoedig falen van de verbindingen en tal van andere oorzaken.
De Commissie is in staat vergelijkingen te treffen met een groot aantal andere Commandanten en komt tot de conclusie, dat slechts zeer weinig verdediging van geïsoleerd geraakte commandoposten (die daartoe veelal niet voldoende waren ingericht) tot het bittere einde heeft plaats gehad.
De C.B.O.B.G. heeft deze zaak onderzocht, niet beoordeeld in hoeverre wellicht een geval aanwezig was, dat door de Militaire Rechter diende te worden beslist en de zaak zelf onderzocht. Haar advies luidde: "niet handhaven".
Wij namen kennis van de motieven, waaruit bleek, dat onvoldoende inzicht in de situatie leidde tot naar onze mening niet geheel juiste verwijten.
Als gevolg was bedoeld advies in deze zaak door de Minister van Oorlog (M.v.O.) in handen gegeven van een Commissie, als bedoeld in de voorlaatste alinea van Artikel 36 van de Wet op het Reservepersoneel, die bereids, naar ons bij informatie bleek, een advies aan de M.v.O. heeft uitgebracht, dat gunstiger luidde.
Op grond van het vorenstaande is er naar ons oordeel geen aanleiding tot verwijzing naar de Krijgsraad over te gaan.
Aangezien Kapitein Zwarts de bedoeling van zijn ondervraging door onze Commissie weet, ware hem - ter opheffing van mogelijke onzekerheid - van Uwe beslissing kennis te geven.
De Commissie van Onderzoek,
(get.) V.E. Nierstrasz,
Generaal Majoor tit. b.d.
(get.) F.A.J. de Klerck,
Luitenant Kolonel der Artillerie b.d.
AAN de Chef van de Generale Staf
te
's-Gravenhage.
|