Verslag van bespreking met reserve-kapitein J.N. Hakkert
Bespreking met kapitein Hakkert,
voormalig Commandant 3-II-8 R.I. op 11 Oktober 1940.
------------------------
Sectiecommandanten waren:
1e Sectie rechts | Vaandrig Claassen. | |
2e Sectie 2e | 1e Luit. Rentjes. | |
3e Sectie 3e | Vaandrig Elzas. | |
4e Sectie links | Sergeant Dijkman (de luit. S.C. was ziek in het Militair Hospitaal) |
Kapitein Hakkert commandeerde dus tactisch slechts de 2e en 3e Sectie.
Van 2 M.C. stond een Sectie (Luit. Mink) bij Kruiponder.
Sergeant Dijkman, C.-4e Sectie, is gesneuveld. Deze Sectie is op 13 Mei onder sergeant v.d. Kolk teruggetrokken.
De commandopost was een geïsoleerde schuilplaats met een stukje loopgraaf, doch was niet verbonden met de Secties. De B.C. had dit verboden omdat het geheel te zichtbaar werd. Dit was onjuist, omdat een enkele schuilplaats met loopgraaf zichtbaar is, doch in een wirwar van loopgraven de juiste plaats der opstellingen teloor gaat.
Dat Majoor Jacometti zelf besloot te gaan tegenstooten, was volgens Kapitein Hakkert vermoedelijk de reactie op het gebeuren met Generaal Harberts, die C.-8 R.I. het gedrag van 8 R.I. had verweten. Hij haalde bovendien een kapitein en een S.C. uit het loopgravencomplex.
De tegenstoot verliep als volgt:
Ongeveer via cp.-C.-II-8 R.I. is men achterom naar de Heimersteinschelaan gegaan en van daar uit de stoplijn voorwaarts gegaan over het open veld, welk veld toen met koren stond. Van achteren vuurde Lt. Gazendam met zijn sectie (van 16 M.C.) die aan de Heimersteinschelaan stond, uit de rest van de stoplijn werd ook gevuurd. Bovendien vuurden de Duitschers van den straatweg af en recht van voren.
Het schijnt, dat de Majoor Jacometti zich heeft opgericht en toen door een automatisch wapen is doorzeefd. Kapitein Hakkert is toen met het restant van zijn mannen teruggevloeid op de stoplijn van Kapt. Maas.(zie het andere verslag)
Hij heeft, dat weet hij zeker, te 18.06 bericht aan C.-8 R.I. gezonden, dat hij zijn cp. niet meer kon bereiken. Majoor Jacometti was toen al eenigen tijd gesneuveld, dus ongeveer 16.00 - 17.00 uur.
Eerst in de morgen van 13 Mei heeft hij kans gezien om achter Ouwehandsch Dierenpark heen in zijn eigen commandopost te komen, waar zich toen bevonden de Lt. Rentjes, die hem als C.C. was opgevolgd alsmede Kapitein Büchert, Kapitein Stroomberg, den 1e Luitenant Lingen van I-24 R.I. met personeel van 24 R.I.
Ook heeft er personeel van I-24 R.I. in de loopgraaf van de 3e sectie gezeten.
Op een gegeven oogenblik zijn de Duitschers in den rug van de compagnie gekomen en de loopgraaf van de cp. binnen gedrongen. De loopgraaf was zoo vol, dat volgens Kapitein Hakkert eenige handgranaten een bloedbad zouden hebben aangericht zonder kans op eenig voordeel.
Na een zeer korte gedachtenwisseling, waarbij de beslissing aan den oudste, Kapt. Büchert werd gelaten, werd besloten tot overgave en werd een witte vlag aan een bajonet omhoog gestoken. De Duitschers stelden de officieren toen verantwoordelijk voor de manschappen der naburige secties en deze (vermoedelijk de 2e en 3e Sectie) is toen door de officieren te kennen gegeven, dat zij uit hun loopgraaf moesten komen (vermoedelijk tusschen 11.00 en 13.00 uur).
Ik acht het geenszins onmogelijk, dat deze compagnie heeft gevuurd op de troepen van den tegenaanval en misschien op II-11 R.I., terwijl II-11 R.I. vermoedelijk op deze compagnie heeft gevuurd.
In een der berichten van de troepen der tegenaanval (29 R.I.) staat, dat men soldaten van den Laarscheberg af heeft zien vluchten. Verder staat ergens, dat er bij de spoorbaan menschen met witte vlaggen stonden te zwaaien.
Men heeft hier dus het typische geval, dat 29 R.I. en II-11 R.I. door krachtig op te rukken, de hand hadden gereikt aan 3-II-8 R.I.
Verder de tragische omstandigheid, dat de troepen achter de spoorbaan naar het N.W. omgebogen zaten en er zelfs vuur op paal 25 is gebracht en dat deze onkundig waren van de aanwezigheid van 3-II-8 R.I. en II-11 R.I., terwijl zij wel wisten dat er vier bataljons zouden oprukken uit de richting van Veenendaal, doch zich er geen rekenschap van hebben gegeven, dat de N.vleugel zooveel steun aan den tegenaanval kon verlenen.
------------------------
|