Verslag van dienstplichtig sergeant R.D. van der Meij
A f s c h r i f t.
8e Regiment Infanterie.
IIIe Bataljon
2e Compagnie
rechter sectie
linker groep.
V e r s l a g van de strijd in de stoplijn
op den GREBBEBERG.
Nacht van 10 - 11 Mei piketwacht; niets bijzonders.
In den vroegen morgen van 11 Mei begon onze artillerie en mortieren te vuren. Dit vuur werd voor het eerst door den vijand beantwoordt om 7.50 uur. Voor ons, die zoo iets nooit meegemaakt hadden, was dit een onbeschrijfelijke gewaarwording. Langzamerhand wenden we er aan.
In den namiddag werd ons gemeld, dat eigen troepen in het voorterrein waren waargenomen. Dit bleek een sergeant van onze voorposten te zijn en mij werd gemeld via onzen reserve 1e Luitenant v.d. Boom (Sectiecommandant 1e Sectie), dat de voorposten verlaten waren. In den nacht van 11 - 12 Mei hevig mitrailleurvuur richting Veenendaal.
Zondagmiddag 12 Mei werden we voor het eerst direct door den vijand onder vuur genomen. We wisten niet waar het vuur vandaan kwam. Dit bleek later, dat we vanuit de boomen bevuurd werden. 's-Middags kwamen onze Overste Hennink en de Majoor Landzaat in onze stelling met zeer geruststellende berichten.
- 10.000 man Fransche troepen met zware artillerie was in Amerongen aangekomen en zou spoedig hier zijn.
- Bij Nijmegen was de vijand met zware verliezen door de Engelschen teruggeslagen.
- De Belgen en Franschen hadden Limburg bezet en zelfs Aken.
- De Duitschers waren weer teruggeslagen over de IJssel en onze voorposten waren weer bezet door een bataljon van 19 R.I. Door deze berichten kregen we allen weer moed. In den namiddag hadden we onze eerste doode te betreuren: Korporaal Lievers van de rechter groep, door een granaatscherf in het achterhoofd getroffen. Hij stond achter de lichte mitrailleur en de scherf was door de schietsleuf binnengedrongen.
Hiertegen was niets meer te doen. Onze Luitenant en ik werden omver geloopen, stompen en duwen kreeg ik te incasseeren. Eenmaal uit de loopgraaf heb ik me plat op de buik laten vallen bij onze ingang en heb afgewacht of ook inderdaad Duitschers de loopgraaf zouden bezetten. Niets daarvan echter. Onze stelling bleef onbezet. En steeds meer artillerie- en geweervuur van de Duitschers: korte vinnige vuurstooten. Ik moest onzen Compagniescommandant zien te spreken. Kruipend door het eikenhakhout kwam ik in de stelling van de 2e Sectie. Het bleek de verbindingsloopgraaf te zijn naar de legeringsschuilplaats. Aan het einde was de commandopost van onzen kapitein.
Voordat ik daar aankwam stuitte ik op ca. 6 soldaten. Toen ze mij aan zagen komen zetten ze het op een loopen. Ik erachteraan. Ter hoogte van onze commandopost werden 2 schoten op ons afgevuurd. Ik meende de schim te zien van onzen kapitein en de schoten m.i. waren afgevuurd uit een Hollandsch pistool. We stonden stil; ik werd onder de voet geloopen en viel. Bovenop mij lagen 4 soldaten, waaronder die twee die aangeschoten waren. Ik hield mij dood. Ik hoorde niets meer. Uren leek me die tijd. Langzaam richtte ik me op en zag niemand. Ben teruggeloopen en ontmoette den Vaandrig J. v.d. Stam - Sectiecommandant 2e Sectie. Ik heb me bij hem aangesloten en ontmoette in de 2e Sectie 2 soldaten van mijn groep. Ik kreeg als taak om met 1 soldaat de verbindingsloopgraaf naar de commandopost te bewaken met als opdracht: ieder neer te schieten, die er in kwam. Mijn geweer heb ik afgegeven aan een soldaat, die geen wapen meer had en zelf heb ik een pistool genomen van een gesneuvelde van de M.C.
Om plm. 23.30 was alles afgeloopen en zat ik in de verbindingsloopgraaf met 1 soldaat.
De 2e Sectie hebben we laten beveiligen naar rechts, omdat de 1e Sectie niet meer in tact was.
Die nacht was de verschrikkelijkste. Van alle kanten werden we bevuurd en we wisten niet, waar het vandaan kwam. Liggend op de buik hebben we de ochtend afgewacht. Toen moesten we zien, wat er van de 1e Sectie over was. Ik ben over de wal geklommen in de stelling van de mortieren, die achter onze 1e en 2e Sectie lag, ben naar de stelling van de mortieren gegaan, die achter de 1e Sectie was. Ben op het walletje geklommen en geroepen: "Zijn hier nog tirailleurs?". Geen antwoord. Inmiddels was de vaandrig ook bij mij. We zijn toen met 2 vrijwilligers van de mortieren in onze stelling gegaan. Geen Duitscher gezien. Alles nog zoo, als we het verlaten hadden. Het laatst keken we naar onze legeringsschuilplaats. Daar zat onze luitenant, pistool in den aanslag, met enkele soldaten. Het eerste wat hij zei was: "Nicht schieszen, nicht schieszen!". Met de enkele menschen hebben we de mitrailleurnesten bezet; de luitenant heeft mij zoolang het commando overgegeven en is weggegaan.
Den heelen dag heb ik hem niet meer gezien!
Enkele menschen er op uit gestuurd om de rest van onze sectie op te sporen. Druppelsgewijze kwamen ze weer terug, echter niet allen. Ook waren er jongens van 11 R.I. bij, die we den vorigen avond in de loopgraaf kregen, ze moesten oprukken naar onze voorposten, maar durfden niet verder en zijn bij ons in de loopgraaf gekomen.
Onze sectie was overvol en een schuilplaats was er niet voor die menschen zoodat ze blootstonden aan het moordend vuur van den vijand.
Onze artillerie zweeg al lang. Sergeant J. Spijker, de opvolgend Sectiecommandant, was inmiddels aangekomen en aan hem heb ik toen het commando van de 1e Sectie weer overgegeven, daar ik de jongste sergeant was. Ben toen op verkenning uitgegaan.
Onze neven-rechter compagnie was blijkbaar al lang weg; geen schot hoorde ik daar meer. Voor ons geen enkel schot meer van ons eigen vuur.
We zaten nog alleen met de mortieren achter ons en hielden stand. Geen bericht kregen we meer. Alle verbindingen waren doorgesneden. Alles moest per voet gebeuren. Ben toen naar de mortieren gegaan om orders te vragen van onze Majoor.
De Kapitein was er niet. Gewacht, gewacht, eindelijk was hij er. "Standhouden, de granaten afvuren en dan de mortieren in de tirailleur sectie!". Dit laatste ging niet, daar de secties toch al overbevolkt waren. En de vijandelijke artillerie schoot zoo precies, dat elk schot slachtoffers maakte. Munitie werd allang niet meer aangevoerd. We zaten nog alleen, van alles afgesloten.
Ik wilde dit bericht mededeelen aan onze Compagniescommandant. Juist toen ik weg wilde gaan werd de kapitein van de mortieren (Van Dijk) door een voltreffer gedood, evenzoo kreeg de luitenant (Schoonderbeek) scherven in de borst, zoodat de mortieren zonder officieren zat.
Ik naar onze Compagniescommandant; dit bleek mijn Sectiecommandant (Luitenant v.d. Boom) te zijn, daar onze kapitein hoogstwaarschijnlijk gewond was en afgevoerd. Vertelde hem de situatie, dat het onhoudbaar was. Hij had ook opdracht gekregen om stand te houden. Toen ben ik nog naar de Majoor geweest. Als een gek met de karabijn in de hand vuurde hij op de boomen; "zelfde opdracht".
Weer terug naar mijn Compagniescommandant (Luitenant v.d. Boom). "Zullen we terugtrekken luitenant?", was mijn vraag. "Ik trek niet terug, ik ben officier en daarvoor krijg ik de kogel". Alle respect voor dit manmoedige gezegde. Ik ben bij hem in de schuilnis gaan zitten. Er waren ook nog: sergeant Muetstege, korporaal Waanders en korporaal v.d. Kamp. Afwachten, op de dingen, die komen zouden en je misschien laten afslachten, dat was niets voor mij. Ik had iets heel anders verwacht van "standhouden". Ik kon mij misschien verder achteruit verdienstelijker maken. Toen dan ook de Vaandrig (v.d. Stam van de 2e Sectie) met sergeant D.J. Bömer en enkele soldaten en korporaals kwam en vroegen of we terug konden trekken, heeft de luitenant ons vrij spel gegeven en moesten we handelen naar eigen inzicht. We zijn toen teruggetrokken. Deze tocht zal ik nooit vergeten. Van alle kanten werden we beschoten; dwars door het park van Ouwehand en Achterberg aan.
Een half uur hebben we getirailleerd en nog langer; alle stellingen, die we tegenkwamen, waren reeds verlaten, alles was teruggetrokken met achterlating van alles; kanonnen zijn we tegengekomen, zware mitrailleurs, enz. enz. en wij hadden opdracht stand te houden! Wat heb ik die menschen vervloekt, die, hoewel de Duitscher in aantocht was, maar nog niet mee in aanraking waren geweest, toch al teruggetrokken waren.
Bij de spoorlijn Rhenen - Veenendaal hoorden wij in het Duitsch roepen: "Hände hoch, Hände hoch". Op dat zelfde moment trapte een soldaat van ons op een landmijn en werden we 10 meter verder neergesmeten. Misschien was dit onze redding, want achter het rook- en stofgordijn van de ontploffing bereikten wij de 1e Hollandsche stellingen weer. We dankten God op de knieën, dat we nog leefden. Zoo zijn wij verder naar achter getrokken en werden bij Amerongen weer geformeerd.
Over de fouten, die er gemaakt zijn bij de bouw van onze stelling, plaats commandopost, veldkeuken, verbindingen met andere sectiën enz., wil ik niet spreken, evenmin over het veelvuldig voorgekomen verraad waar we ook nog tegen te kampen hadden.
Te velde, 20 Mei 1940.
de dienstplichtig sergeant,
linker groepscommandant v.d. 1e Sectie
van 2-III-8 R.I.
(get.) R.D. v.d. Meij.
|