Verslag van eerste luitenant R.F. van Deventer
19e Batterij 6 Veld.
Verslag van de verrichtingen tijdens de dagen van
10 tot en met 14 Mei 1940
----------------------------------------
Daar ik alle berichten met het oog op de mogelijkheid van sneuvelen of gevangenneming op 13 Mei, vernietigd heb en ook de berichten van mijn beide sectiecommandanten, van wie er een gesneuveld is, vernietigd zijn, is het hieronder volgende verslag volgens geheugen samengesteld en staan mij uiteraard slechts weinige gegevens omtrent de verrichtingen van de sectie welke ingedeeld was bij Commandant I-8 R.I. en waarvan de Commandant de Kornet Mignot gesneuveld is, ter beschikking.
---------------------------
In den nacht van 9 op 10 Mei te ongeveer 12.30 uur bereikte mij bericht van Commandant 19 R.I. dat "graad van gevechtsvaardigheid 3" te 5.00 uur van dien morgen zou ingaan. Te ongeveer 5.30 uur ontving ik bericht van Commandant 19 R.I. dat "graad van gevechtsvaardigheid 4" was ingegaan. Ik gaf bevel aan:
sectie ingedeeld bij I-8 R.I. haar stelling te bezetten.
sectie ingedeeld bij II-19 R.I. (Divisie Reserve) het voor haar voorbereide kwartier te Rhenen te betrekken en aldaar geconsigneerd te blijven.
Deze bevelen waren te ongeveer 6.00 uur uitgevoerd.
Zelf meldde ik mij te 5.00 uur bij Commandant II-19 R.I.
Behalve de bij elk stuk aanwezige munitie werd de overige munitie volgens het daartoe strekkende bevel op de munitiewagen gereed gehouden. Later echter te ongeveer 16.00 uur heb ik de voorraad van de sectie ingedeeld bij I-8 R.I. ingevolge een daartoe gedaan verzoek van den sectiecommandant in de stelling doen brengen, welke maatregel later bleek juist te zijn geweest, daar het met paard en wagen aanvoeren der munitie vrijwel onmogelijk werd.
De verbinding met de hierboven genoemde sectie werd of geheel per ordonnans onderhouden ofwel per ordonnans naar Commandant I-8 R.I. en vandaar verder per telefoon.
Op 10 Mei verder geen bijzonderheden.
11 Mei
Geen bijzonderheden.
12 Mei
Te ongeveer 16.00 uur ontving ik bevel van Commandant II-19 R.I. de bij hem ingedeelde sectie haar stelling te doen bezetten. Ik heb dit bevel persoonlijk aan den sectiecommandant doorgegeven en kreeg van dien commandant te ongeveer 16.30 uur bericht dat hij stelling had genomen met zijn rechter stuk in een andere dan de oorspronkelijk voor dit stuk bestemde plaats. Ik ben toen naar de door hem opgegeven plaats op onderzoek uitgegaan en meldde hij mij aldaar, dat een hem onbekende kapitein hem opgedragen had met een stuk een stelling te zoeken Zuid van het station Rhenen en West van de spoorbaan en met het andere stuk een stelling te zoeken Noord van het station Rhenen en eveneens West van de spoorbaan. Hij heeft een zijner stukscommandanten opgedragen een stelling Noord van het station te zoeken, terwijl hijzelf met het andere stuk in stelling is gekomen ongeveer 100 Meter Zuidelijk van het station tusschen de huizen West van de spoorbaan, met als hoofdrichting de oude trambaan langs de tramremise. Van het andere stuk had hij nog geen bericht ontvangen en is het mij bij verdere naspeuringen ook niet gelukt dit te vinden, totdat mij later een ordonnans van genoemd stuk bereikte en mij berichtte dat het stuk stond opgesteld in struikgewas bij het kerkhof aan de Achterbergsche straatweg, Noord van Rhenen.
Bij verdere navraag bleek, dat de door mij gemaakte opstelling naast het viaduct te Rhenen ingenomen was door een stuk 4.7 pag. van IV Bat. Pag. en dat vermoedelijk Commandant IV Bat. Pag. aan mijn sectiecommandant de genoemde stellingwijziging had bevolen.
Daar ik echter genoemde Commandant IV Bat. Pag. niet kon bereiken, heb ik om geen verdere verwarring te stichten de opstellingen niet nog eens gewijzigd en heb ik verder Commandant II-19 R.I. persoonlijk van de situatie op de hoogte gebracht.
13 Mei
In den vroegen ochtend kreeg de sectie ingedeeld bij I-8 R.I. gevechtsaanraking met den vijand en ontving ik te ongeveer 12.00 uur bericht dat de geheele sectie in den loop van den morgen door het zeer dicht naderen van een vijandelijke afdeeling tirailleurs waarbij tenminste een mitrailleur, en doordat de voor haar liggende eigen infanterie reeds uit de stelling was gegaan, gedwongen was geweest haar opstelling te verlaten. Hierbij verloor deze sectie 4 man waaronder de sectiecommandant, terwijl een man werd gewond. Deze gewonde werd door een der stukscommandanten in de naastbijzijnde hulppost gebracht.
De bij II-19 R.I. ingedeelde sectie kwam later op den morgen te ongeveer 11 uur in gevechtsaanraking met den vijand, waarbij het linker stuk gevuurd heeft op zich ten Oosten van den spoorbaan bij pl. 25 zich bevindende Duitschers, terwijl het rechter stuk aangevallen werd door een vijandelijke afdeeling van ongeveer 15 man met een mitrailleur welke zich wist te verschansen achter het stootblok bij den overweg Zuid van het station. Door het vuur van deze afdeeling werd de stuksbediening gedwongen zich achter de huizen terug te trekken en is zij daarna terugtrekkende afdeelingen eigen infanterie gevolgd. Nadat Commandant II-19 R.I. teruggetrokken was heb ik het personeel van beiden sectien bij Hotel Rustoord te Elst verzameld en het aanvankelijk ingedeeld bij het scherm dat te Elst langs den Veerweg werd gevormd. Toen dit opgeheven werd heb ik het personeel naar de gevechtstrein gezonden, welke te Amerongen stond opgesteld. Met mijn wachtmeester hulprichter en de overgebleven sectiecommandant heb ik mij tenslotte te Amerongen wederom bij Commandant II-19 R.I., met wien ik het contact verloren had, gemeld en kreeg ik van hem de opdracht mij naar Cothen te begeven en mij aldaar te melden bij Commandant 19 R.I.
De verrichtingen der batterij als zoodanig waren hiermede ten einde.
De 1-ste Luitenant,
Batterijcommandant,
(get.) R.F. van Deventer.
|