Verslag van het gehouden onderzoek naar C.W. Ouwehand
Bij het lezen van onderstaand document, wat onderdeel uitmaakt van een in mei/juni 1940 gehouden militair onderzoek over de vermeende handelingen door dhr. Ouwehand verricht ten voordele van de Duitse aanvaller, de zgn. 'vlaggenkwestie', moet in gedachte worden gehouden dat de uitkomst van het onderzoek geen enkel bewijs heeft opgeleverd ten nadele van dhr. Ouwehand en alle beschuldigingen 'van horen zeggen' zijn. Een enkele maanden later uitgevoerd ambtelijk onderzoek gaf al een veel genuanceerder beeld en uiteindelijk volgde 7 maanden na zijn arrestatie volledige rehabilitatie. Voorts moet worden bedacht dat de associatie die her en der in de rapporten wordt gelegd tussen bekende en minder bekende [namen gefingeerd] Rhenenaren en de Nationaal-Socialistische Beweging (N.S.B.) veelal op geen enkel feit is gebaseerd. [redactie]
VERSLAG VAN HET GEHOUDEN ONDERZOEK TEGEN N.N. WELKE VERDACHT WORDT TEN VOORDEELE
VAN DEN VIJAND VLAGGEN OP HET OUWEHANDS DIERENPARK GEHESCHEN TE HEBBEN.
Naar aanleiding van het door ons ingestelde onderzoek en het hierbij gevoegde proces-verbaal van het gehouden onderzoek der beide Rijksrechercheurs moge ik U hieronder - gezien de grootte van het dossier - in een overzichtelijken staat aanbieden de verkregen resultaten met de door ons gestelde conclusiën, welke wij gezien het onderzoek vermeenen te mogen maken.
Gehoorde getuige | Dossier | Kern inhoud van den afgelegde verklaring. | Opmerkingen. |
Reserve 1e Luitenant SCHLUTER. | D 2. |
|
d. Op wel zeer losse gronden, daar de vlag(gen) niet te zien waren vanuit Westen. |
Dienstplichtig sergeant v.d. BORN. | A 1. |
|
b. Dit is wel op zeer losse gronden geschied. c. Vermoedelijk om particuliere redenen. |
Dienstplichtig sergeant Van Doorn. | A 3. |
|
d. Hiervoor bestond geen enkele aanwijzing, laat staan bewijs. |
JANSEN J. controleur bij Ouwehand's Dierenpark. |
A 5. |
|
a. Doordat veel arbeiders voor Defensie werkten kon de Heer O. geen personeel in dienst nemen afkomstig uit Rhenen, ook al omdat hij weinig loon uitbetaalde. |
Van DOESBURG. Rijksveldwachter. |
A 6. |
|
a. Ook in eerste verklaring geen bijzondere meldingen. |
DIECKMANN. Chef veldwachter. |
A 7. |
|
a.In eerste verklaring alleen persoonlijke ongunstige indruk van den Heer O. geen positieve verklaring omtrent de vlaggenkwestie. |
OUWEHAND C.W. | A 8. |
|
b. Dit is bevestigd door verklaring van De Beus die de vlaggen gekocht heeft. |
Ir. J. van der Hulst. | A 11. |
|
|
Luitenant Gude. | D 1. |
|
b. Volgens tijdberekening van den Luitenant Gude moest de vlag 1 dag eerder weggehaald zijn, dan de wachtmeester Smith verklaart. De vlag moet 's-nachts op de commandopost van den Batterijcommandant gelegen hebben alvorens de batterij zich verplaatste. Deze verklaring klinkt aannemelijker dan verteld werd door Mevrouw Sandbrink - Knuth. |
Wachtmeester Smith. | D 3. |
|
b. Dacht dat het wel eens een inschietpunt kon zijn. (onmogelijk, zie foto) |
Wachtmeester Smith. | D 3. |
|
b. Onmogelijk gezien de foto. |
Dienstplichtig soldaat Hagen. | D 4. |
|
d. Vond dat de commandopost I-8 R.I. juist tusschen twee vlaggen lag wat wel eens verdacht kon zijn. |
Gezien de verklaringen, waarvan in uittreksel de voornaamste feiten, de vlaggen in Ouwehands Dierenpark betreffende, zijn weergegeven, komen wij tot de navolgende conclusiën.
- De Heer O. is er steeds op uit, gezien ook zijn levensloop, om overal geldelijk voordeel uit te trekken.
Dat de verhouding tusschen hem en den Luitenant Schluter minder goed was vindt eensdeels zijn oorzaak hierin, dat deze vele schadevergoedingen regelde en anderdeels daarin, dat het privé optreden van den Luitenant Schluter niet steeds correct was.
Andere militairen verklaren dat de Heer O. voor hun goed en welwillend was.
De verklaringen over de vermeende N.S.B. sympathieën van den Heer O. en zijn omgeving zijn door geen enkel positief feit bevestigd.
Het bleken alle praatjes "van hooren zeggen" te zijn. - Indien een vlag beteekenis zou hebben gehad voor den vijand dan lijkt ons de vlag boven het restaurant de meest waarschijnlijke daarvoor. De vlag bij den ingang lijkt ons uitgesloten, daar deze vlag van het Oosten uit niet te zien is en van uit de lucht vermoedelijk zeer slecht. Ook de andere vlaggen kunnen van Oostelijke richting uit niet waargenomen worden. Door de sterke begroeiing is het twijfelachtig of deze vlaggen zeer goed vanuit vliegtuigen te zien waren.
- Vele oorspronkelijke verklaringen, welke eenigszins van waarde hadden kunnen zijn, worden bij positieve navraag tot nihil teruggebracht, bij
- Het zou bevreemding gewekt hebben dat de Heer O. vreemd personeel in dienst had genomen. De grondslag hiervoor was, dat zijn eigen personeel, dat matig betaald werd, voor Defensie ging werken en te plaatse geen personeel te verkrijgen was. Bij de opening van het zomerseizoen op 30 April werd bovendien veelal het personeel uitgebreid.
- De Chef Veldwachter Dieckmann te Rhenen verklaarde dat: de Heer Sandbrink, gemeenteraadslid, meer weet van het hijschen en neerhalen der vlag. Bij het onderzoek bleek, dat genoemde heer Sandbrink niets wist, alleen zijn echtgenoote had wel eens verhalen gehoord van militairen, die bij haar kwamen thee drinken.
-
- De verklaringen, dat de Heer O. de vlag geheschen zou hebben tijdens den oorlog is niet bevestigd kunnen worden, integendeel is gebleken dat de vlaggen er hingen bij het begin van de krijgsverrichtingen.
- De verklaring, dat bij het weghalen van de vlag de Heer O. zich krachtdadig zou verzet hebben is tot nihil teruggebracht, daar in het door ons gehouden onderzoek, dit door geen der getuigen is bevestigd.
- De verklaring, dat door het weghalen van de vlag dadelijk een artilleriebeschieting plaats vond weersprak de verklaring, dat het artillerievuur dat ter plaatse van Ouwehands Dierenpark lag, verlegd werd richting Rhenen. De Luitenant der Artillerie Gude, wiens batterij in Ouwehands Dierenpark stond, kan niet verklaren, dat zij serieus onder vijandelijk artillerievuur hebben gelegen.
- De vlaggen hebben er inderdaad gehangen en zijn door militairen weggehaald, doch uit niets is gebleken welke verandering dit bracht in den algemeenen tactischen toestand. Uit de bijgevoegde foto's mag afgeleid worden dat deze vlaggen niet van uit 's vijands zijde te zien waren en vermoedelijk ook niet uit de lucht.
- Hoewel de Luitenant Schluter wist dat de vlaggen er hingen heeft hij geen last gegeven deze weg te halen, zoodat hij toen de vermoedelijke beteekenis er niet van inzag. De vlaggen zijn op initiatief van derden los van elkander, elk op ander motief, al of niet gegrond, weggehaald.
- Welke beteekenis het al of niet uitsteken van vlaggen gehad zou kunnen hebben, kan uit geen der verklaringen worden afgeleid. Immers uit alles is gebleken, dat de vijand, alvorens tot den aanval over te zijn gegaan, alle opstellingen nauwkeurig wist, het artillerievuur goed geleid werd vanuit de lucht en door de eigen troepen met lichtkogels.
Dat tijdens het gevecht ter plaatse nog nauwkeuriger aanduidingen door Nederlanders moesten worden aangegeven lijkt ons een factor niet passende in de opgezette organisatie van den vijand, wegens het volkomen bekend zijn met de stelling.
Het onderzoek, dat vóór het uitbreken van den oorlog gegevens over de stelling aan den vijand zouden zijn verstrekt of deze door eigen waarneming zouden zijn gemaakt valt buiten onze competentie. Hiervoor moge ik verwijzen naar de brieven van Commandant IVe Divisie Sectie I-3 dd. 26-9-'39 No. 44; 12-10-'39 No. 60; 17-10-'39 No. 67; 10-11-'39 No. 83, 84; 11-11-'39 No. 93; 13-11-'39 No. 96, 97; 14-11-'39 No. 98; 15-11-'39 No. 102; 27-4-'40 No. 282, welke opgaven betreffen van verdachte personen waaronder bijvoorbeeld Dr. Lexcius de Ridder; Franssen v.d. Putten, Duitsche Dame welke in [Hotel] de Grebbe logeerde; van in het stellinggebied wonende vreemdelingen.
Slotconclusie.
Uit het bovenstaande kunnen ondergeteekenden niet afleiden, dat een misdrijf of strafbaar feit, hetwelk zou kunnen vallen onder artikel 102 Wetboek van Strafrecht (W.v.S.) gepleegd zou zijn door het hangen van eenige vlaggen in het Ouwehands Dierenpark, althans is uit de verklaringen geen enkel positief gegeven te verkrijgen, dat tot bewijsmateriaal voor een dergelijk delict zou kunnen strekken.
Wat betreft het proces verbaal der beide Rijksrechercheurs zou uit verklaringen van den rijksveldwachter Doesburg en Chef-veldwachter Dieckmann afgeleid kunnen worden, dat door Nederlandsche militairen van Zaterdag op Zondagmiddag 11 Mei verschillende winkels van de Stad Rhenen geplunderd zouden zijn.
Dit zou een militair strafbaar feit kunnen vormen, hetwelk door ons nader in onderzoek is genomen, eveneens hebben wij een onderzoek ingesteld, voor zoover dit nu nog mogelijk is, naar het vermelde in de verklaring van den cadet vaandrig Donkersloot (zie proces-verbaal blz. 16), dat de reserve Luitenant Timmermans met zijn sectie van Zaterdag op Zondag zijn post verlaten zou hebben (zie eveneens proces-verbaal blz. 3).
Tusschen de zoo juist vermelde plundering in Rhenen, die volgens verklaring door soldaten van de compagnie Colette zouden geschied zijn en het zijn post verlaten door de sectie Timmermans, eveneens van de compagnie Colette, ook op Zaterdag/Zondag zou verband kunnen bestaan.
Omtrent het in omloop zijnde verhaal als zou ook de Nederlandsche munitie vervalscht zijn door een soort losse patronen van onbekende herkomst moge ik U nog berichten, dat ook dit verhaal volkomen uit de lucht gegrepen is.
Inderdaad is in de stelling hier en daar in een onderkomen een houder losse patronen gevonden, terwijl ook in de oorspronkelijke kantonnementen kisten met losse patronen zijn gevonden. Deze echter zijn afkomstig van de Hembrug. (zie blz. 18 proces verbaal)
Deze losse patronen zullen naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn van de vóór 10 Mei gehouden stelling oefeningen.
In de stelling althans was een ontstellende hoeveelheid scherpe munitie, zoodat het aannemelijk geacht mag worden, dat Nederlandsche soldaten in de veronderstelling konden zijn, dat deze losse patronen scherpe munitie was.
Aldus door ons, ondergeteekenden opgemaakt ten Stafkwartiere IVe Divisie, op heden 18 Juni 1940.
De Kapitein der Infanterie.
(get.) G.J. van Buuren.
De reserve 2e Luitenant voor Algemeenen Dienst.
(get.) Mr. H.J.F. van Iterson.
(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van Kim Schormans.)
|