Verslag van kapitein-adjudant J.J. Greter

Verslag betreffende mijn verblijf op den Grebbeberg op
Zondag 12 Mei 1940, ingevolge opdracht Commandant II L.K.

------------------------------

  Zondag 12 Mei heb ik mij als lid van de Krijgsraad te Velde om 11.00 uur naar den Grebbeberg begeven teneinde mij door persoonlijke aanschouwing van de omstandigheden een beeld te vormen van de schuld van den verdachte.
  Bij mijn terugkeer te Doorn heb ik den C.-II L.K. mijn indruk medegedeeld en hem verzocht na afloop van den Krijgsraad aan de tegenstoot te mogen deelnemen.
  Direct nadat het vonnis was uitgesproken, kwam de Generaal binnen. Hij deelde mij mede, dat de toestand zeer ernstig was.
  "8 R.I. schijnt weg te loopen". Hij gaf mij toen de opdracht naar den Grebbeberg te gaan. Dit was omstreeks 14.30 uur.

Klik hier voor een uitvergroting
Order van Generaal-Majoor Harberts (Commandant IIe Legerkorps) aan Kapitein Greter (12 mei 1940)
  De schriftelijke opdracht (nog in mijn bezit, maar momenteel niet ter beschikking) luidde ongeveer:

  "Kapitein Greter van 5 R.A. draag ik op naar het front en den Grebbeberg te gaan, zich ter beschikking van een bataljonscommandant te stellen, die hem zal belasten met het bevel over een afdeeling infanterie, teneinde de toestand ter plaatse te herstellen en door een tegenstoot de Duitschers van den Grebbeberg te verdrijven."

  Ik heb mij per motorrijwiel op weg begeven. Op de groote weg bij den ingang van Amerongen ontmoette ik reeds terugvloeiende troepen. Hier heb ik halt gehouden. Twee vrachtauto's met soldaten van 8 R.I. laten keert maken en terug gezonden. Groepen wielrijders van 11 R.I. eveneens. Bovendien een colonne wielrijders van II-19 R.A. onder commando van kornet Copelsen. Deze deelde mij mede, dat zijn stukken waren achtergelaten. De rest van II-19 R.A. stond daar in de buurt onder bevel van den Afd. C. Ik heb toen bedoelde kornet, in overleg met zijn Afd. C., opgedragen, om de infanterie en wielrijders (infanterie op vrachtauto's) onder zijn bevelen te nemen en richting Rhenen terug te keeren. Aan de wachtposten bij Amerongen verboden nog meerdere troepen, die terug vloeiden door te laten.
  Bij geruchte vernam ik, dat de Duitschers Rhenen hadden veroverd. Ben toen vooruit gegaan tot ik op de weg bij Remmerden de Majoor van der Ploeg van III-11 R.I. aantrof met een stafofficier die bezig was zijn bataljon te verzamelen, deelde hem mede, dat ik troepen had opgevangen en teruggezonden. Daar hij een van zijn Compagnie-commandanten, n.l. de Kapitein Franssens, niet kon vinden, was er een oogenblik sprake van dat ik het bevel over die Compagnie zou overnemen, deze kwam echter weer juist opdagen. Kapitein van Buren van Staf IVde Divisie was daar aanwezig, hij deelde mij mede, dat er nog meer voorwaarts troepen waren en dat hij verder naar voren ging. Ik heb mij bij hem aangesloten en bereikte zoo Rhenen en wel de commandopost van den Majoor van Apeldoorn van II-19 R.I.

Klik hier voor een uitvergroting
Order van Majoor Landzaat (Commandant I-8 R.I.) overgebracht door Kapitein Greter (12 mei 1940)
  Daar hoorde ik dat de bataljons op den Grebbeberg niet te bereiken zouden zijn, door een afsluitingsvuur op het viaduct en de spoorbaan. Kort daarna echter kwam een ordonnans van Majoor Landzaat van I-8 R.I. binnen waaruit mij bleek dat het wel kon.
  Ik heb mij direct op weg begeven en bij C.-I-8 R.I. gemeld. Deze wilde mij echter geen infanteriecommando geven, omdat zijn Compagnieën allen voor een tegenstoot waren ingezet. Hij klaagde over het Duitsche Artillerievuur, dat het moreel van zijn troep vernietigde en droeg mij op, daar hij geen ordonnans had die het viaduct en de spoorbaan, dat inderdaad onder eenig vuur lag, durfde over te steken en de telefoon verbroken was, om bericht aan de eigen artillerie voor het doen eindigen van afsluitingsvuren voor de stoplijn en een brief met bijzonderheden en verzoek aan den C.-II L.K. over te brengen (schriftelijke opdracht in mijn bezit).
  Ik heb mij naar Majoor van Apeldoorn begeven, het bericht aan de artillerie laten doortelefoneren en de brief voor C.-II L.K. aan den Commandant 4e Compagnie Pioniers medegegeven, die toch naar Doorn moest. (Brief heeft C.-II L.K. bereikt). Heb mij toen weer naar de Grebbeberg begeven omdat ik vernam dat het Bataljon v.d. Ploeg zoo juist was ingezet en ik mij daarbij wilde voegen. In Rhenen vlak bij het viaduct heb ik toen 2 stukken 6 veld (toegevoegd aan 11 R.I.) opgevangen, die probeerden te deserteeren. Beide stukken gedwongen terug te keeren en ze bij hun Commandant, die zich ter hoogte van Ouwehands Dierenpark bevond, afgeleverd.

  Ben toen verder voorwaarts gegaan en heb de stoplijn bereikt. Onderweg hoorde ik dat Majoor v.d. Ploeg gewond was afgevoerd. Ik heb mij eerst Noord van de weg opgehouden. Dit gedeelte was toen stevig in onze handen en voldoende bezet. Heb mij toen naar het Zuidelijk deel begeven. Hier vond ik als Commandant de kapitein Stevens (moet vermoedelijk zijn: kapitein Dewez, die met een kleine Compagnie troepen van den IJssel bij III-11 R.I. was ingedeeld). Geen schootsveld voor de stoplijn en zeer weinig personeel. Bovendien waren de loopgraven niet aaneensluitend, zoodat overzicht over de menschen uiterst moeilijk was. Veel gewonden en een zeer gedemoraliseerde geest door het beschieten met automatische wapens van niet zichtbare tegenstanders. Mij was duidelijk dat er veel troepen waren weggevloeid. Heb mij toen weer naar Ouwehands Dierenpark begeven en daar troepen van 11 R.I. die in doodsangst in de telefoongreppels gekropen waren, gedwongen zich met mij naar voren te begeven. In de stoplijn aangekomen, onder vijandelijk zwaar artillerievuur gelegen en daarna onder mitrailleurvuur. Vanuit de meest linksche opstelling met mitrailleur over het korenveld tegen vijandelijke vuurverschijnselen gevuurd.
  Nogmaals terug naar Ouwehands Dierenpark; weer eenige groepen teruggevloeide infanterie verzameld en naar voren gebracht. Er begon kort daarop weer een artilleriebeschieting. Om ca. 19.00 uur verscheen in de stoplijn de Ritmeester van Palland, die zich op de hoogte kwam stellen van den toestand, zijn eskadron wielrijders van 4 R.H. was bij het viaduct. Wij spraken af dat hij dit zou gaan halen en dat wij dan om het zuiden heen een tegenstoot zouden probeeren. Hij klaagde over veel vuur van eigen infanterie, die verspreid achter de stoplijn lagen en op ieder geritsel schoot. (gebrek aan vuurdiscipline). Na het vertrek van ritmeester van Palland zware artilleriebeschieting, afgewisseld door mitrailleurvuur (blijkbaar tijdschema). Ik meende gas waar te nemen direct na een inslag, een zoetige reuk, die slechts enkele minuten bleef hangen en heb geen nadeelige gevolgen daarvan ondervonden, noch opgemerkt. Ik heb geen gasmasker opgezet en geen gasalarm gemaakt omdat ik niet overtuigd zijnde, hiermee vreesde het restant moreel geheel te vernietigen.
  Menschen in mijn nabijheid, die reeds eerder iets hadden geroken en mij vroegen heb ik gerustgesteld. Ben in de stoplijn blijven wachten tot dat het duister was. Daar het commando door de Kapitein Stevens over de weinige aanwezige troepen in voorste lijn gevoerd werd, ben ik toen teruggekeerd om te probeeren het eskadron wielrijders te treffen. Op mijn terugweg trof ik de Kapitein Bor (Commandant 8 Comp. Pag.), die zich beklaagde, dat zijn pag.bediening zoo oververmoeid was, dat hij ze niet staande kon houden. Hij zocht een nieuwe opstelling.
  Te samen met hem heb ik geprobeerd personeel van de pag., die in schuilplaatsen lag, wakker te maken. Dit is ons niet gelukt. Wij hebben ze er uit getrokken, door elkaar geschud en ze er nog slapend weer ingestopt. Bij het viaduct trof ik van Palland, die mij zeide dat hij bij het vallen van de duisternis zijn eskadron in het boschterrein niet voorwaarts had kunnen krijgen tengevolge van eigen vuur. Ik zelf ben door eigen troepen herhaaldelijk beschoten. Het hevigst toen ik de laatste maal terug ging.

Klik hier voor een uitvergroting
Order van Majoor Landzaat (Commandant I-8 R.I.) aan Kapitein Greter (12 mei 1940)
  Bij Ouwehands Dierenpark bleek mij, dat de bataljons op den Berg tamelijk erg in ontbinding waren. Van alle onderdeelen waren de menschen teruggevloeid. Om hier te redden wat er te redden viel heb ik mij in verbinding gesteld met C.-I-29 R.I. Kapitein Buchert (moet zijn: Reserve Kapitein Bückert, C.-I-24 R.I.). Deze zou een bruggenhoofd bezetten gedurende den nacht, voor het viaduct. Achter zijn bataljon werden politietroepen opgesteld om terugvloeien te beletten. Aan de westzijde van het viaduct had van Palland de overgang bezet, terwijl de Kapitein Gerritsen (moet zijn: Gelderman) van de Marechaussee het viaduct bezet hield. Ik heb mij toen weer naar Majoor Landzaat begeven en hem op de hoogte gebracht, tevens aan de officieren van 8 en 11 R.I., die ik met teruggevloeide troepen bij het paviljoen aantrof, opgedragen hun troepen zooveel mogelijk te verzamelen en verbanden te herstellen en zich bij I-24 R.I. aan te sluiten. Ze in den nacht weer naar voren te sturen had, gezien hun geschokt moreel mijns inziens geen zin, daar in het bedekte terrein het wegvloeien nauwelijks te bemerken en te beletten was. Nadat ik met C.-I-8 R.I. alles had besproken droeg hij mij op Majoor van Apeldoorn in te lichten, en vervolgens de C.-II L.K., aangezien gedurende den nacht niet aan een tegenstoot gedacht kon worden. (schriftelijke opdracht in mijn bezit).
  Ik heb aan die opdracht voldaan en keerde tegen 23.30 uur 's nachts in Doorn terug. Ik heb den Generaal, in aanwezigheid van den Chef Staf en Souchef, mijn ervaringen verteld als hier beschreven. Verder vroeg ik of het niet mogelijk was eenige gepantserde troepen ter beschikking te stellen. De Generaal kon hierover geen beschikking krijgen. Verder stelde ik de mogelijkheid voor den berg met brandbommen af te branden. Op het L.K. hoorde ik, dat in den vroegen morgen een nieuwe tegenstoot door Bataljons van Brigade B zou worden uitgevoerd.
  De Generaal wilde mij hieraan niet meer laten deelnemen doch zond mij naar mijn regiment terug.
  Ik teeken hierbij aan, dat de genoemde tijden slechts bij benadering juist zijn daar ik hiervan geen aanteekening heb gehouden.

Maarn, 31 Mei 1940.
De Kapitein-Adjudant, 4 R.A.
w.g. J.J. Greter.

Aan: C.-4e Regiment Artillerie.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 9.99 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 931.58 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 2.41 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 4
(PDF, 8.64 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 5
(PDF, 11.63 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 6
(PDF, 5.03 MB)