Verslag van majoor G.H. van der Ploeg
Amsterdam, 5 Juni 1940.
Maria Paviljoen O.L.V.G.
Gevechtsbericht en verslag.
Donderdag 9 Mei 1940.
Tijdens toestand strijdvaardigheid 2a werd op het kantonnementsbureau om 23.00 uur in het bijzijn van o.a. Kapitein Ragut, Commandant 3-III-11 R.I., en de Luitenant-Adjudant Verberne een vliegtuig gehoord. Zoeklichten trachten het vliegtuig op te sporen.
Vrijdag 10 Mei 1940.
Om 0.30 uur werd mij door den Luitenant-Adjudant, de Reserve Eerste Luitenant Adjudant Verberne, bericht, dat van Commandant 11 R.I. uit Leersum bericht was ontvangen, dat op Vrijdagmorgen om 5.00 uur graad strijdvaardigheid 3 zou kunnen intreden. Om 4.30 uur berichtte de Commandant Verbindingsafdeling, de Reserve Eerste Luitenant Rakhorst, mij, dat graad 4 was ingetreden.
Gelijktijdig werden Duitsche vliegtuigen gezien, welke allen in Westelijke richting over en Noord en Zuid van Amerongen vlogen, die door Luchtdoelartillerie en Zware mitrailleurs, opgesteld voor beveiliging van het kantonnement, onder vuur werden genomen. Later werden bij het steeds grooter aantal overvliegende vliegtuigen meerdere secties Zware mitrailleurs, alsmede Lichte mitrailleurs opgesteld en hebben deze alsmede geweer- en karabijnschutters op deze vliegtuigen geschoten. In een neergeschoten vliegtuig, dat bij het neerstorten in brand vloog, werd door een uitgezonden patrouille pl.m. 20 parachutisten doorschoten en verbrand aangetroffen. Dit vliegtuig kwam om 5.30 uur uit Westelijke richting over Amerongen en verloor zienderoog hoogte. Een der manschappen der sectie Zware mitrailleurs tegen laagvliegende vliegtuigen deelde mij later mede, dat maar een motor functioneerde. In de richting Overberg pl.m. 3 à 4 kilometer Noordoost Amerongen is dit vliegtuig brandend aangetroffen door een uitgezonden patrouille. Te Amerongen en omstreken waren om pl.m. 8.00 uur 6 vliegtuigen afgeschoten, waarneming vanaf den grond. Vanaf de toren is door een der luchtwachtposten gemeld, dat plm. 21 vliegtuigen waren gemeld die door luchtdoelartillerie en luchtdoelmitrailleurs waren afgeschoten.
Bij den marsch van het Bataljon om pl.m. 8.00 uur naar de opstellingsplaats van de Legerkorpsreserve, in de laan bij het kasteel Broekhuizen te Leersum, zijn geen bijzonderheden te melden, daar geen der vliegtuigen aanvallen op het Bataljon of op den Gevechtstrein deden. Tijdens het overvliegen werd op de bermen van de wegen halt gehouden. Door de vliegtuigen werd in tegenstelling met het vliegen in de nanacht op pl.m. 2000 meter hoogte gevlogen, terwijl in de nanacht op pl.m. 500 meter hoogte gevlogen werd.
2-III-11 R.I. bleef te Amerongen en Elst en heeft pl.m. 15000 man burgerpersoneel afgevoerd.
3-III-11 R.I. was te Driebergen en omstreken voor bewaking van munitiedepots in Kasteel Beverweerd, Kasteel Hardenbroek, De Brenil en Heidestein.
Te Leersum werden alle secties Zware mitrailleurs in stelling gebracht om de alarmopstelling van de Legerkorpsreserve te beveiligen tegen aanvallende of laagvliegende vliegtuigen.
Eenige malen werden laagvliegende vliegtuigen beschoten en bij het treffen van een der vliegtuigen werd wel eenige schommeling van het vliegtuig waargenomen zonder dat evenwel het vliegtuig neerstortte, blijkbaar waren deze vliegtuigen gepantserd.
Het trof mij als Bataljonscommandant, dat de Mitraillisten op vijandelijke vliegtuigen schoten als gold het een oefening met losse patronen. Werd er een enkele maal door het vliegtuig geschoten, dan werd er gekscherend gezegd: "Zie je dat, ze schieten ook op ons." Dekking tegen vuur of zicht werd evenwel niet gezocht, zoodat door mij aan de bedieningen der stukken en aan de Stukscommandanten, Sectiecommandanten en aan den Commandant Mitrailleurcompagnie (M.C.) moest worden bevolen, dat ook bij vuren op vliegtuigen het vuur verrassend moest zijn en dat al het personeel zich moest dekken tegen vuur en zicht, zoodat bij beschieting of bombardement het aantal dooden of gewonden aan eigen zijde beperkt zou blijven.
1-III-11 R.I. werd in de namiddag met spoed aan I-11 R.I. toegevoegd en aan de Legerkorpsreserve onttrokken teneinde op Gouda en later op Rotterdam gedirigeerd te worden onder Commandant 11 R.I., de Luitenant-Kolonel Reeser.
De Legerkorpsreserve bestond toen uitsluitend uit M.C.-III-11 R.I., de 11e Batterij 6 Veld, de Verbindingsafdeeling en de Commandogroep. In de namiddag keerde een sectie van 3-III-11 R.I. uit Driebergen terug van een ontruimd en uitgegeven munitiedepot, terwijl in de namiddag ook nog een sectie van het 22e Grens Bataljon uit Westervoort per auto van 4e Regiment Huzaren Motorrijders (R.H.M.) terugkeerde. De sectie uit Westervoort had evenwel 12 dooden en gewonden te Westervoort gelaten en "moest voor alles rusten" luidde het bevel Commandant IIe Legerkorps.
Sectiecommandant van deze sectie was de Adjudant Onderofficier Instructeur (A.O.I.) Klinkspoor, de sectie was nog sterk 20 man en 2 sergeanten, kleeding, wapens en uitrusting moest aangevuld worden.
Aan Reserve Kapitein Dewez, die teruggekeerd was van zakenverlof en bij 11 R.I. geen commando of onderdeel had, werd het bevel over de sectiën van 22 G.B. en 3-III-11 R.I. opgedragen. Bij terugkeer van twee sectiën van 2-III-11 R.I. uit Amerongen (evacuatie burgerbevolking) had de Kapitein Dewez toen 4 sectiën bestaande uit twee sectiën van 2-III-11 R.I., een sectie van 3-III-11 R.I. en een sectie van 22 G.B.
Formering Compagnie tegen parachutisten
134 Rijwielen, welke te Leersum in 6 tenten geborgen waren van een Compagnie van I-11 R.I., welke naar Rotterdam was vertrokken, werden ter mijner beschikking gesteld en naar Broekhuizen aangetrokken en één Compagnie tegen parachutisten geformeerd. Naar mijn meening zijn vrachtauto's waarop een stuk Zware mitrailleur tegen luchtdoelen of een Groep met Lichte mitrailleurs vlugger verplaatsbaar en meer voor het doel geëigend dan Groepen per rijwiel. De tenten zijn afgebroken en te Driebergen ingeleverd. Herhaaldelijk zijn één of meerdere secties uitgezonden op berichten of bevelen, dat parachutisten geland of gezien waren ondermeer bij Kasteel Zuylenstein en richting Wijk bij Duurstede en in de richting Leersumsche Plassen, doch steeds zonder resultaat, daar de parachutisten meestal neergekomen waren op plaatsen waar andere eigen troepen reeds waren of over De Lek waren afgedreven. Slechts eenmaal heeft den Reserve Kapitein Dewez 3 parachutisten gezien, die na eenige seconden uit het vliegtuig te zijn neergelaten gelijktijdig hun valschermen openden. Deze kwamen evenwel ten Zuiden van de Lek bij Brigade A. terecht.
Op het bericht, dat bij Kasteel Zuylenstein valschermtroepen waren geland zijn de boerderijen en landerijen tot aan de Lek doorzocht zonder evenwel tot eenig resultaat te komen.
De toegangswegen waren zoowel bij dag als bij nacht door wachten met Lichte mitrailleurs afgesloten, terwijl op de hoofdwegen de 4 stukken 6 Veld tegen pantserwagens waren geplaatst.
In den avond van Vrijdag 10 Mei kwam Ritmeester Van der Voort van Zijp van 4 R.H.M. op mijn commandopost te Dartheide voor stalling van 120 paarden en werd de tuin van Huize Dartheide tegenover De Donderberg beschikbaar gesteld.
Op het Kasteel Broekhuizen waren pl.m. 9 Staatloozen en Duitschers geïnterneerd en overgenomen van Commandant 11 R.I., tevens werden twee wachten van Commandant 11 R.I. overgenomen, welke geplaatst waren voor huizen van militante N.S.B'ers met opdracht dat niemand deze huizen mocht verlaten. Den volgenden dag zijn deze verdachte personen in het Kasteel Broekhuizen in een afzonderlijk vertrek onder bewaking gesteld. In overleg met den Burgemeester van Leersum en Amerongen en Majoor De Kruijf van 4 R.H.M. zijn toen nog eenige verdachte personen in Kasteel Broekhuizen onder bewaking gesteld in een afzonderlijk vertrek. In opdracht van Commandant IVe Divisie zijn meerdere huizen doorzocht, door Secties Infanterie op rijwielen, bij verdachte personen om te onderzoeken of gelande parachutisten verborgen werden gehouden of Duitsch sprekend personeel. Door Commandant IIe Legerkorps was bevolen, dat in huizen waar parachutisten of in burger gekleed personeel, dat Duitsch sprak en na onderzoek niet in die woning thuishoorde, alle mannelijke personen van Nederlandsche nationaliteit en 17 jaar of ouder ter plaatse gefusilleerd moesten worden, eveneens was bevolen, dat Duitsch sprekend personeel in Belgisch, Nederlandsch of Engelsch of Fransch uniform ter plaatse gefusilleerd moesten worden. Het onderzoek door twee secties onder den Reserve Kapitein Franssen, de Luitenant-Adjudant Verberne en de Gemeente veldwachter leverde evenwel geen resultaat op. Opgemerkt wordt, dat op Vrijdagavond meerdere meldingen binnenkwamen, dat parachutisten waren neergelaten uit vliegtuigen, doch door mij werd eenige malen persoonlijk geconstateerd dat de springwolkjes van het luchtdoelgeschut tijdens het windstille weer voor parachutisten werden aangezien. Genoemde springpunten bleven gedurende langen tijd, pl.m. 5 minuten, zichtbaar alvorens in de lucht opgelost te zijn.
Voorts werd waargenomen, dat vijandelijke vliegtuigen een smal wit rookgordijn achterlieten. De bedoeling hiervan is mij niet duidelijk geworden, vermoed wordt dat enerzijds hiermede een strook werd aangeduid, waardoor niet gevlogen mocht worden door transportvliegtuigen met parachutisten of luchtinfanterie, anderzijds wordt vermoed, dat de vliegtuigen zich hierdoor aan waarneming en direct vuur wilde onttrekken. De smalle witte streepen waren hiertoe echter veel te smal en waren spoedig opgelost.
Zaterdag 11 Mei.
Meermalen werden secties infanterie op rijwielen ter verkenning en doorzoeking uitgezonden. Opvallend weinig vliegtuigen werden op Zaterdag 11 Mei gezien. Gedurende den nacht werd van Commandant IIe Legerkorps een bericht en bevel voor Commandant II-11 R.I. telefonisch ontvangen, daar hiermede geen verbinding te krijgen was. Het bevel is door mij aan Commandant M.C.-III-11 R.I. overhandigd en door dezen persoonlijk aan Commandant II-11 R.I. overhandigd. Dit bevel luidde: Divisie Reserve IIe Divisie moet zich bij Koloniehuis opstellen bij het aanbreken van den dag. Tevens werd opdracht ontvangen, Commandant 4 R.H., die met zijn eskadrons in de bosschen heeft overnacht, opzoeken en dezen opdragen zich telefonisch met Commandant IIe Legerkorps in verbinding te stellen. Door mij werd Commandant 4 R.H. spoedig aangetroffen in het café tegenover De Donderberg. In overleg met Commandant 4 R.H.M., Luitenant-Kolonel De Marees van Swinderen, is Zaterdag 11 Mei gehandeld, voornamelijk betrof dit het onderzoek naar vermoedelijk gelande parachutisten, daar Commandant 4 R.H.M. vrijwel alle eskadrons op Utrecht moest dirigeeren met de pantserwagens om de woelingen, die in Utrecht waren ontstaan, te onderdrukken.
Tegen het vallen van den avond werd op de Commandopost van Commandant 4 R.H.M., Café Darthuizen, door een vliegtuig geschoten, tevens werd door dit vliegtuig mitrailleurvuur afgegeven op deelen van de Legerkorpsreserve die in (onder) de afdaken van de aanvullingsplaats in de laan naar Kasteel Broekhuizen rusten. Ook kwam de melding binnen, dat door een boer het afvuren van brandstichtende munitie op zijn hooiberg was waargenomen en een begin van brand tijdig gebluscht kon worden. Genoemd vliegtuig moet pl.m. 5 kilometer verder bij Overberg nabij de Leersumsche Plassen pl.m. 20 parachutisten achter de hoofdweerstandsstrook hebben neergelaten welk terrein bijna geen wegen heeft en zeer ontoegankelijk is. Drie secties wielrijders hebben dit terrein tot het aanbreken van den dag geobserveerd zonder parachutisten te ontdekken. Dit vliegtuig, dat door M.C.-III-11 R.I. onder vuur is genomen, daar het zich slechts op 75 meter hoogte bevond, moet nabij Overberg zijn neergeschoten. De melding van het geland zijn der parachutisten werd van Commandant 4 R.H.M. ontvangen. Gedurende den nacht werd een brandend rood licht in het bosch langs de weg van Maarsbergen ontdekt door een patrouille belast met het onderzoek der woningen. Bij onderzoek door een patrouille onder A.O.I. Klinkspoor bleek dit licht afkomstig van een motorrijwiel, dat gemaskeerd door takken in het bosch was gelegd en waarvan het achterlicht brandde. Dit motorrijwiel in de legerkleuren was bij IIe Legerkorps en IVe Divisie niet bekend en ook niet bij 4 R.H.M. Later werd vernomen, dat dit nummer wel bij 4 R.H.M. behoorde.
Voorts werd opdracht verstrekt naar twee, later drie, auto's in legerkleur met vermelding der valsche nummers (4 cijfers) nauwgezet uit te zien en alle auto's aan te houden en te onderzoeken, daar wegens de ontvangen opdracht met bedoelde valschelijk genummerde auto's parachutisten vervoerd zouden worden.
Volgens op Zondagochtend 12 Mei van 4 R.H.M. ontvangen mededeelingen was, niettegenstaande het persoonlijk door Commandant 4 R.H.M. gegeven bevel, niet verduisterd in het Hotel De Donderberg en bleef aldaar het licht branden, waarna dit uitgeschoten werd, daarna is met groen licht uit Hotel De Donderberg gewerkt. Voorts deelde Commandant 4 R.H.M. mij mede, dat het Hotel 's nachts in telefonische verbinding met Arnhem was geweest en dat gedurende den nacht op den eigenaar een geladen pistool was bevonden en dat zich in het Hotel een Duitsche dame gelogeerd was, welke niet geïnterneerd was geworden. 's Nachts was door Commandant 4 R.H.M. een onderzoek ingesteld en dat op Zondag een streng onderzoek zou worden ingesteld naar de gedragingen in dat Hotel en de nachtelijke telefoonverbinding met Arnhem. Voorts moest aan meerdere personen gedurende den nacht aangezegd worden, dat er verduisterd moest worden, daar genoemde personen het licht volop lieten branden, zonder zelfs de gordijnen te sluiten. Tot viermaal toe is 's nachts gedurende korten of langen tijd geschoten bij het aanhouden van auto's, bij het uitschieten van het roode achterlicht in het bosch, bij het uitschieten van het licht in Hotel De Donderberg en door uitgezonden patrouilles op een losloopende koe in het bosch, die in het donker voor vijand werd aangezien.
Zondag 12 Mei.
Zondag 12 Mei 1940 werd bevel ontvangen van Commandant IIe Legerkorps als Legerkorpsreserve bij het aanbreken van den dag naar Rhenen af te marcheeren om aldaar ter beschikking te komen van Commandant IVe Divisie, doch Legerkorpsreserve te blijven.
Op de Commandopost IVe Divisie werd mij telefonisch door Commandant IIe Legerkorps medegedeeld, dat III-11 R.I. bij de Divisie Reserve werd ingedeeld. Van Commandant IVe Divisie werd mondeling het bevel ontvangen het Bataljon in het geëvacueerde Rhenen onder te brengen en de Commandopost dicht bij die van Commandant Divisie Reserve te vestigen, daar deze telefonisch verbonden was met Commandant IVe Divisie. Het Bataljon, dat per rijwiel van Leersum naar de autoweg West van Remmerden was vervoerd en door mij in het boschperceel aldaar was achtergelaten is door mij vandaar naar de Koerheuvel gebracht en gedekt tegen artillerie uit zwaar geschut, dat afgegeven werd, in de Holle weg opgesteld, zoodat geen verliezen geleden werden. Over de Koerheuvel werd zwaar artillerievuur van 21 cm. of 24 cm. geschut afgegeven terwijl ook uit middelbaar veldgeschut werd gevuurd. Het zware artillerievuur kwam pl.m. 2 à 3 kilometer verder in de Lek terecht, terwijl het vuur uit het middelbaar geschut in de artillerieopstellingen en nabij de Commandopost van Commandant IVe Divisie terechtkwam.
Aan de Compagniescommandanten werd opdracht gegeven in Rhenen te verkennen om de Compagnie onder te brengen in verspreide in de diepte liggende huizen en ten hoogste één groep per huis onder te brengen terwijl van ieder huizenblok de Oostelijk gelegen huizen niet gebruikt mochten worden met het oog op de artilleriebeschieting. Commandant 2-III-11 R.I., de Reserve Kapitein Franssen, toonde zich zeer angstig en toen ik met de verkenning mede wilde gaan zeide hij: "Majoor, dan wordt hier het Bataljon gemassacreerd en de Bataljonscommandant en Compagniescommandant zijn er niet", waarop ik hem gerust trachtte te stellen door hem te wijzen op het feit, dat het Bataljon goed gedekt was in de Oostelijke helft van de Holle weg naar de Koerheuvel en dat er nog geen scherf bij of in het Bataljon was ingeslagen. Bovendien stelde ik hem gerust door zelf bij het Bataljon te blijven.
Later bleek mij wederom, dat hij zeer bang was voor het zware artillerievuur, dat over de Koerheuvel werd afgegeven, daar hij zelf vanuit Rhenen zijn Compagnie niet kwam halen, doch dit aan een ordonnans overliet. Toen ik hem onder het oog bracht, dat hij zelf zijn Compagnie had behooren te geleiden, temeer, daar hij vermeende, dat de Compagnie in gevaar verkeerde om gemassacreerd te worden, antwoordde hij, dat hij van meening was, dat de sergeant-toegevoegd dit best kon doen. Op mijn vraag waar hij zijn kwartieren had verkend wees hij mij één houten loods welke de badloods bleek te zijn. Ik zeide hem, dat zulks in strijd was met de gegeven order en dat hij 12 à 13 kwartieren niet aan de hoofdweg gelegen moest betrekken. Bovendien zeide ik hem toen de kwartieren Noord van het Gemeentehuis, aan de weg welke naar de Commandopost Divisie Reserve leidde, te betrekken en dat in de nabijheid daarvan ook mijn commandopost zou komen. Ik heb mij toen naar de commandopost van de Divisie Reserve begeven om mij telefonisch te melden en om verband op te nemen met de Reserve Majoor Van Apeldoorn als Commandant Divisie Reserve. Op de commandopost kreeg ik telefonisch de opdracht een alarmopstelling in te nemen, terwijl de Divisie Reserve zijn opstelling aan de spoorlijn nog niet moest innemen.
Bij mijn terugkeer uit de Commandopost Divisie Reserve om pl.m. 14.30 uur kwam de Reserve Kapitein Ir. Steenbergen als Commandant der Mitrailleurcompagnie zeer ontdaan bij mij en zeide ongeveer: "Majoor, ik voel, dat hier iets gebeurd, dat niet toelaatbaar is", waarop ik hem vroeg, wat er dan wel gebeurd was. De Reserve Kapitein Steenbergen antwoordde mij: "De Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen is bij mij gekomen en heeft mij gezegd: 'Je moet je onder mijn bevelen stellen en ik heb opdracht van Commandant IVe Divisie om terug te trekken naar Remmerden', hetgeen ik niet geloof." Op mijn vraag waar de Kapitein Franssen dan wel was met zijn Compagnie, zeide hij "die is reeds met zijn Compagnie, de halve Mitrailleur Compagnie, de halve Compagnie van Reserve Kapitein Dewez en de Verbindingsafdeeling teruggetrokken." Met de grootst mogelijken spoed ben ik toen eerst per rijwiel en later per motor naar Remmerden gegaan en toen ik hem aldaar niet aantrof naar de autoweg. Ik trof toen de Reserve Kapitein Franssen met het Bataljon pl.m. 4 kilometer teruggetrokken van de plaats waar hij volgens mijn bevelen zijn moest. Ik heb toen de troepen aldaar verzameld en als volgt toegesproken: "Mannen, wat hier gebeurd grenst aan landverraad, er is nog geen vijand door ons gezien, er is nog geen patroon verschoten, er zijn nog geen verliezen geleden en toch is het Bataljon 4 kilometer teruggetrokken en niet op de bevolen plaats in Rhenen", waarop de Officieren zich verantwoorden door te zeggen: "Zulks heeft de Kapitein Franssen ons bevolen". De Reserve Kapitein Franssen zeide mij, dat zulks namens de Divisiecommandant door den Kapitein Van Buuren was bevolen, hetgeen door den Kapitein Van Buuren ten sterkste werd ontkend. Hierop heb ik den Reserve Kapitein Franssen gelast zich onmiddellijk aan het hoofd van zijn Compagnie te stellen en nu per rijwiel af te marcheeren naar Rhenen om aldaar in het plantsoen, dat in de diepte gelegen was, een alarmopstelling in te nemen. Bij den terugmarsch bleef ik bij het Bataljon, daar ik, de angst van Reserve Kapitein Franssen kennende, niet zeker was, dat hij de opdracht zonder onmiddellijk toezicht zou uitvoeren. De Kapitein Van Buuren zeide mij, dat hij de Compagnie van Kapitein Franssen in de Westrand van Rhenen langs de weg had aangetroffen en opdracht had gegeven de Westrand als oordverdediging te bezetten en terugtrekkende troepen met kracht terug te wijzen naar hun stellingen. Toen Kapitein Van Buuren bemerkte, dat Kapitein Franssen hier geen gevolg aan gegeven had heeft hij hem bij het witte huis van Dr. Waller, waar de Lek aan de kunstweg Rhenen - Elst raakt, alsnog gelast aldaar stelling te nemen, doch ook hieraan was geen gevolg gegeven en ook te Remmerden was Kapitein Franssen niet aanwezig. De Kapitein Franssen had wel te Rhenen gevraagd of hij iets terug mocht, waarop de Kapitein Van Buuren bevestigend antwoordde, denkende, dat hij een 50 of 100 meter meer Westwaarts gelegen stelling wou innemen, doch in geen geval pl.m. 4 kilometer West van Rhenen.
Ook aan de Militaire Politie heeft de Kapitein Franssen bij aanhouding medegedeeld, dat hij handelde ingevolge opdracht van den Divisiecommandant.
Van mijn paardenoppasser, de dienstplichtige Pauwe, hoorde ik te Rhenen, dat de Kapitein Franssen gezegd had op zijn vraag, dat hij bij den Majoor moest zijn en niet terug moest trekken: "Ga toch terug naar Amerongen", hetgeen de Kapitein Franssen eenige malen herhaald heeft, daar de oppasser zeide: "Ik moet toch bij den Majoor zijn". Te Rhenen is door mij het Bataljon verzameld in de alarmopstelling in het Plantsoen. De Reserve Luitenant Westerhof, die als gasofficier bij de telefoon van Commandant Divisie Reserve was achtergebleven, bracht mij toen het bevel: Divisie Reserve neemt opstelling in aan spoorbaan, III-11 R.I. moet stoplijn op Grebbeberg bezetten en de troepen aldaar versterken (III-8 R.I.). Door Commandant IVe Divisie werd toen nog telefonisch gevraagd of de Reserve Kapitein Franssen met zijn Compagnie reeds terug was, waarop door mij bericht is gezonden, dat de Kapitein Franssen door mij persoonlijk was teruggehaald van de autoweg tusschen Elst en Remmerden.
Van Commandant IVe Divisie werd toen nog het bevel ontvangen om tegen troepen, die hun stelling verlaten hadden met de meeste gestrengheid op te treden en zoo noodig ter plaatse te fusilleeren.
Voor de afmarsch naar de stoplijn bereikte mij nog het bericht van Commandant IVe Divisie, dat nog maar 3 koepels waren ontruimd in de voorste lijn. Afgemarcheerd werd in volgorde Batterij 6 Veld, twee secties M.C. gereed tot karrenvuur, 2-III-11 R.I., een sectie M.C., halve Compagnie van Kapitein Dewez, Verbindingsafdeeling en een sectie M.C. De gevechtstrein was opgesteld in een Holle weg pl.m. 1 kilometer West van Rhenen, Keuken Trein te Elst, Goederen Trein te Werkhoven. Tijdens de opmarsch naar de stoplijn werd hevig artillerievuur afgegeven op den vijand, doch door toevoeging van den vijand aan dit vuur van een projectiel, welks geluid het midden hield tusschen een kopgolf van een artillerieprojectiel en een karabijnschot, werd door het personeel van het Bataljon gedacht, dat de vijandelijke artillerie het Bataljon beschoot. Vermoedelijk werden deze schoten gelost door afgeworpen parachutisten of doorgedrongen stoottroepen om verwarring bij de tegenpartij te stichten.
Tot op pl.m. 50 meter van de stoplijn werd opgerukt zonder verliezen te hebben geleden, aldaar werd 100 meter Zuid en 300 meter Noord van de kunstweg Rhenen - Grebbe een uitgangsstelling ingenomen om van daaruit de stoplijn te bezetten. Door mij zijn persoonlijk de troepen in de uitgangsstelling nagegaan, daarna werd eenige malen het signaal voorwaarts geblazen om de stoplijn te bezetten, waaraan gevolg gegeven werd. Eenige G1 vliegtuigen vlogen toen over de eigen troepen richting frontlijn en Grebbesluis. Opstelling van het Bataljon in de uitgangsstelling: Kapitein Dewez met een halve Compagnie Zuid van de kunstweg tot pl.m. 100 meter. Een sectie Zware mitrailleurs op de rechter vleugel. Kapitein Franssen met 2-III-11 R.I. tot 300 meter Noord van de Kunstweg. Sectie Batterij 6 Veld met 2 stukken op de kunstweg, een stuk 50 meter Zuid en een stuk 50 meter Noord van de kunstweg. Een sectie Zware mitrailleurs op de kunstweg, een sectie Zware mitrailleurs 150 meter Noord van de kunstweg en een sectie pl.m. 300 meter Noord van de kunstweg. Door beschieting van enkele verborgen gedekt opgestelde schutters in boomen en struiken en door het afvuren van zoogenaamde fluitprojectielen werd de opmarsch naar de stoplijn vertraagd. Noord van de kunstweg werd Zwaar mitrailleurvuur geopend. Het personeel van de sectie Zware mitrailleurs aan de kunstweg, waar ik mij bevond, zocht evenwel dekking en bleven de stukken onbemand op de weg en terzijde van de weg. Toen ik een der stukken zelf ging bedienen werd ik door een schot in de enkel getroffen, waarop korporaal Kroneberg het vuur doorging en het stuk overnam en op mijn aanwijzing het vuur opende op boomen en struiken, waaruit ik vermoedde, dat vuur werd afgegeven. Toen het loopen mij moeilijker werd zocht ik dekking in een kabelsleuf, doch bleef vuur ontvangen, dat evenwel geen doel trof. Door mij werd geconstateerd, dat een patroonband begon te smeulen, waarop genoemde korporaal vlug het stuk ontlaadde en een nieuwe band met patronen aanbracht.
Blijkbaar bezigde de vijand brandstichtende munitie, zooals in de hooiberg nabij Leersum, waarin ik versterkt werd door een vuurstreep welke ik ter lengte van 3 à 4 meter uit een boschje nabij de stoplijn, gericht op de Zware mitrailleur, zag afgeven en waarop toen het vuur geopend werd. Aan Commandant IVe Divisie werd bericht gezonden, dat de Bataljonscommandant gewond was en niet meer loopen kon. Na pl.m. 1 uur ben ik toen per motorordonnans naar de hulpverbandplaats op de Koerheuvel te Rhenen vervoerd. Bij mijn vervoer naar de Hoofdverbandplaats werd door mij in de Roode Kruisauto vuur gehoord in Driebergen en Doorn, dat van zeer nabij in die dorpen en langs de weg werd afgegeven.
Het commando is door mij overgegeven aan Kapitein Dewez en later aan Reserve Kapitein v/d Spek met opdracht stand te houden. Bij de Oostrand van Rhenen stonden eenige eskadrons gereed voor een opmarsch in Oostelijke richting. Aan de eskadronscommandanten is door mij tijdens mijn vervoer nog medegedeeld, dat voorbij de versperring het terrein nauwkeurig doorzocht moest worden daar er blijkbaar hier en daar verborgen parachutisten of doorgedrongen stoottroepen in boomen en struiken verborgen zaten, die vooral vuurden als eigen artillerievuur over de troepen werd afgegeven en dan zoogenaamde fluitprojectielen verschoten en de indruk vestigden of eigen artillerievuur vijandelijk artillerievuur zou zijn.
Aan de Westelijke uitgang van Rhenen werden door mij eenige Bataljons Infanterie gezien, die gereed stonden op te rukken in Oostelijke richting, ook aan een der Bataljonscommandanten Majoor P.C. Dekker (I-46 R.I.) is door mij het afvuren van zoogenaamde fluitprojectielen medegedeeld, om daar bij de opmarsch rekening mede te houden. Van eenige gewonden mitraillisten van M.C.-III en 8e Compagnie Pag. werd in het Maria Paviljoen vernomen, dat om pl.m. 20.00 uur het bevel tot terugtrekken op Burgers Dierenpark gegeven is, waarop tot den versperring nabij Burgers Dierenpark was teruggegaan. (opmerking: met Burgers Dierenpark wordt bedoeld Ouwehand's Dierenpark)
---------------------------
Mededeelingen van twee dienstplichtigen van 22 G.B., die Zaterdag 11 Mei in burgerkleeding van Westervoort naar Arnhem en Ede zijn geloopen en zich aldaar bij 4 R.H.M. melden en bij III-11 R.I. werden ingedeeld.
Vrijdag 10 Mei om pl.m. 3.00 uur kregen we te Westervoort het bevel de koepels en kazematten te bezetten. Op weg naar de koepels zagen we meerdere vliegtuigen naderen en terwijl we elkander op het groot aantal attent maakten bemerkten we, dat wij zelf beschoten werden, waarop wij vlug de koepels bezetten en van waaruit we meerdere rubberbooten tot zinken brachten met onze Zware mitrailleur benevens Zware mitrailleurs en artillerie die in stelling werden gebracht alsmede vlotten met personeel. Wij hebben gevuurd tot de olie in de mitrailleurs opgebruikt was en er geen olie meer was, daar er geen olie was hebben we petroleum gebruikt, doch de mitrailleur weigerde. Ordonnansen die onder vuur over de dijk berichten overbrachten vonden de commandopost ontruimd, waarop wij ook naar Arnhem teruggetrokken zijn. De politiebarak op het Fort was al bij het 2de schot in brand, waardoor de dienstplichtigen uit Westervoort zeer angstig waren om 's nachts in de barakken te Leersum te slapen. 12 man van de sectie waren te Westervoort gesneuveld. Door de twee dienstplichtigen is bij hun terugtrekken op Arnhem plotseling op Duitschers gestuit, waarop zij zich in huizen in veiligheid brachten en aldaar om burgerkleeding is verzocht teneinde aan de achterzijde uit de tuinen te ontkomen, door bosch- en landwegen is toen op Ede teruggegaan. Te Ede werden zij door 4 R.H.M. opgenomen en naar Leersum vervoerd, alwaar zij door hun sectiecommandant herkend werden, waarna zij gekleed en opnieuw zijn uitgerust. Nog werd door hen medegedeeld, dat wanneer er voldoende artillerie aan den IJssel was geweest, de tegenstand veel grooter zou zijn geweest en de Duitschers niet zoo spoedig hadden kunnen oprukken. Thans stonden zij machteloos tegenover de Duitsche artillerie.
Door A.O.I. Klinkspoor, Sectiecommandant 22 G.B. te Westervoort, werd medegedeeld, dat om 3.10 uur tegelijk met de vliegtuigen een pantsertrein, bestaande uit Hollandsche vrachtwagons en een locomotief met de Hollandsche vlag voor de gesloten pantserdeuren, was gebracht, waarna de brug tot springen was gebracht. De brug was evenwel ongelukkig gesprongen, daar na het springen de brug met de onderzijde der boog boven het rijvlak was komen te staan, waardoor de artillerie uit het Fort niet op de pantsertrein kon vuren, terwijl de pantsertrein wel op de koepels en kazematten kon vuren. De hooge kazemat op het Fort was reeds bij het eerste schot vernield.
Mededeelingen van dienstplichtige Reimerink van M.C.-III-11 R.I.
De dienstplichtige Reimerink van M.C.-III-11 R.I. deelde mij in het Maria Paviljoen te Amsterdam mede, dat hij door de Duitschers was gevangen genomen, doch voor de Duitschers moest loopen bij hun verdere opmarsch door het bosch op de Grebbeberg, daar hij een pistool gevonden had en dit in de broekzak had gestoken, heeft hij hard vooruitloopende en uit zijn pistool op den vijand vurende de Duitschers ontloopen. Een dolkstoot in den rug bij het handgemeen en een schot door de dij hadden alleen vleeschwonden veroorzaakt.
Arnhem, 20 Mei 1940.
De Majoor,
(get.) G.H. van der Ploeg.
Afschrift op 20 Augustus wederom ingediend.
|