Verslag van majoor W.G. Bender

11e GRENSBATALJON
COMMANDANT
--------------------

Verslag van de gevechtshandelingen van 11 G.B. in het tijdvak van 12 - 15 Mei 1940.
-------------------------------------------------------------------------------

12 Mei 1940
In den namiddag van Commandant Ve Divisie bericht ontvangen, dat ik mij onder de bevelen van Commandant 2 R.H. te Buurmalsen moest stellen. Mij aldaar gemeld. Deze gelastte mij voorloopig met het bataljon te Zoelmond te blijven. Behalve de orders en bevelen van Commandant Ve Divisie en Commandant IIIe Legerkorps ontving ik echter ook nog steeds orders en bevelen van Commandant Brigade B. In den namiddag Stafkwartier Ve Divisie hierop attent gemaakt en verzocht Commandant IIIe Legerkorps te willen opbellen om beslissing te mogen vernemen onder wiens commando ik nu eigenlijk stond. Even later kwam een Officier van het Stafkwartier met de mededeeling dat de Commandant Veldleger had gelast, dat 11 G.B. wederom onder de bevelen van Commandant Brigade B. kwam en moest afmarcheeren naar Amerongen. Om niet bij daglicht te marcheeren heb ik het uur van afmarsch bepaald op 21.00 uur. Ondertusschen kwamen van Stafkwartier Ve Divisie herhaaldelijk berichten, dat in de omgeving van Ravenswaay parachutisten waren gedaald en kreeg 11 G.B. de opdracht afdeelingen uit te zenden om deze onschadelijk te maken. De afdeelingen kwamen echter onverrichter zake terug. Daarna kwam weer van Stafkwartier Ve Divisie bericht dat de parachutisten niet bij Ravenswaay waren maar West van Ravenswaay, ten Noorden van Zoelmond, dat men van uit een hoog punt nabij het Stafkwartier de vijandelijke parachutisten had zien loopen. Weer afdeelingen uitgezonden. Deze ontmoeten afdeelingen die van uit Beusichem voor het zelfde doel waren uitgezonden. Vermoedelijk heeft men van uit het Stafkwartier deze afdeelingen voor de vijandelijke parachutisten aangezien.
De uitgezonden afdeelingen kwamen kort voor het uur van den afmarsch te Zoelmond terug. Nadat de kantonnementswachten waren afgelost moest het bataljon afmarcheeren, zonder dat de uitgezonden afdeelingen eerst gerust konden hebben.
Om 21.00 uur met het bataljon afgemarcheerd over Ravenswaay - Rijswijk - Wijk bij Duurstede - Amerongen.

13 Mei 1940
Voor het aanbreken van den dag voor Amerongen aangekomen. Vóór 11 G.B. stond op den dijk III-24 R.I. Dit stond met de voertuigen naast elkaar op den smallen dijk zoodat er zelfs voor een enkelen voetganger bijna geen doorkomen aan was. Kapitein Luchsinger van Staf Brigade B. kwam hier aan het hoofd van mijn bataljon en deelde mij mede, dat de bataljonscommandanten en de compagniescommandanten verzocht werden naar voren te komen naar het hotel bij de Westelijke ingang van Amerongen en mij daar voor het ontvangen van orders te melden bij Commandant 24 R.I., onder wiens bevelen ik zou komen te staan. Persoonlijk heb ik mij met mijn Luitenant-Adjudant en de beide compagniescommandanten door den chaos op den dijk heen gewerkt en heb mij gemeld.
Van Commandant 24 R.I. ontving ik de volgende inlichtingen en bevelen: Vijand heeft bij Rhenen een deuk in de stelling van de Geldersche vallei gedrukt (hierbij teekende Commandant 24 R.I. een potloodlijn door het boschterrein Oost van Rhenen). Luitenant-Kolonel Land heeft opdracht om met drie bataljons van uit Noordwestelijke richting een flank aanval te doen op deze deuk om het oorspronkelijke front wederom te herstellen.
III-24 R.I. en 11 G.B. zouden in reserve komen aan den kunstweg, die bij kilometerpaal 107 West van Rhenen in Noordelijke richting loopt.
Opstelling van de reserve:
11 G.B. rechts, Staf 24 R.I. in het midden in het aan genoemden weg gelegen Witte huis.
III-24 R.I. links.
De bataljons moesten zich in het boschterrein West van genoemden weg in verzamelvorm opstellen, front Oost, frontbreedte per bataljon 300 meter.
De vereenigde gevechts- en goederentreinen moesten worden opgesteld in de boschpunt bij kilometerpaal 105 aan kunstweg Amerongen - Rhenen. Verder deelde Commandant 24 R.I. mede dat de bataljons met een afdeeling van den autotrein naar de opstelling vervoerd zouden worden.

Nadat de bevelen ontvangen waren was het Ondertusschen licht geworden en bevonden zich nog steeds dezelfde troepenmassa's boven op den dijk, terwijl al verschillende vliegtuigen in de lucht waren gezien. De compagniescommandanten begaven zich naar hunne compagnieën en hebben uit zich zelf reeds de compagnieën den dijk af laten gaan en zich laten dekken onder heggen in het weiland en in een nabij gelegen boomgaard.
Persoonlijk heb ik de bataljonsartsen, welke zich met eene auto op den dijk bevonden, ingelicht waarheen het bataljon zich begaf en den oudsten bataljonsarts opdracht gegeven met den auto op den dijk te keeren, terug te rijden tot den eerst volgenden zijweg in Noordelijke richting en daarna over Leersum naar Amerongen te rijden, vervolgens de kunstweg naar Rhenen te volgen tot kilometerpaal 105 en daarna verband met mij op te nemen bij kilometerpaal 107. Tevens droeg ik den oudsten bataljonsarts op aan den treincommandant, die met zijn trein een eind achter het bataljon stond, op te dragen, ook den zijweg in Noordelijke richting af te gaan, over Leersum op te trekken tot nabij Amerongen en zich bij den ingang van Amerongen gedekt op te stellen. Eenigen tijd later meldde zich de S.M.I. Welling, ingedeeld bij den trein, aan den Westrand van Amerongen bij mij en meldde de opstelling van den trein. Beide bataljonsartsen heb ik echter gedurende het verdere verloop van de oorlog niet meer terug gezien.
S.M.I. Welling heb ik opdracht gegeven om zoodra het bataljon met auto's vervoerd was met den trein te volgen langs den kunstweg naar Rhenen en de trein op te stellen in het driehoekig boschterrein bij kilometerpaal 10,5.
Bij de Westelijke uitgang van Amerongen moesten nog meerdere bataljons per autotrein vervoerd worden, ook bataljons die uit Zuidelijke richting van den kunstweg langs het kasteel kwamen. Daarna duurde het geruimen tijd vóór dat de sectie autotrein weer te Amerongen terug was. Dientengevolge was het ongeveer tien uur geworden voor 11 G.B. werd vervoerd. Even voor kilometerpaal 107 is het bataljon uitgeladen met het hoofd juist op het punt waar personeel van de politietroepen was op gesteld (met welk doel is mij niet bekend). Terwijl het bataljon juist was uitgeladen, deelde het personeel van de politietroepen mede, dat zij in de uiterwaarden, Zuid van kilometerpaal 107, Noord van de Lek, vijandelijke parachutisten hadden waargenomen en verzochten een afdeeling om dit terrein te doorzoeken. Ik heb hiervoor eenigen tijd een sectie beschikbaar gesteld, die het terrein heeft afgezocht. Door het hooge gras in de greppels, welke zich in het terrein bevonden, hebben wij niets kunnen ontdekken, wel werd aan de overkant van de Lek vijand gezien. Na eenigen tijd heb ik de afdeeling wederom laten verzamelen en ben met het bataljon naar de mij aangegeven opstelling afgemarcheerd. Hier aangekomen, dit was ongeveer 11.30 uur, heb ik mij naar het aangewezen huis begeven waar de commandopost van Commandant 24 R.I. was gevestigd, teneinde te melden dat 11 G.B. zijn opstelling had ingenomen. Hier bevond zich Majoor de Kruif van III-24 R.I.
Op mijn vraag waar Commandant 24 R.I. was, deelde hij mij mede, dat Commandant 24 R.I. al geruimen tijd geleden de commandopost had verlaten en hem het commando over de reserve had overgegeven, waarop ik Majoor de Kruif heb gemeld dat 11 G.B. op zijn plaats was aan gekomen; daarna heb ik mij weder naar mijn bataljon begeven.
Om ongeveer 13.00 uur heb ik de sergeanten toegevoegd naar de aangegeven opstellingsplaats van den trein gezonden, met de opdracht de keukenauto's naar voren naar kilometerpaal 107 te laten optrekken om het bataljon te doen eten. Deze kwam echter terug met bericht, dat de trein niet op de aangegeven plaats was. Ik heb hem voor de tweede maal uitgezonden om in de omgeving naar den trein te zoeken, doch hij kwam later onverrichter zake terug, zoodat de troep dezen dag geen middageten verstrekt is kunnen worden. Bij een later ingesteld onderzoek heeft de S.M.I. Welling verklaart, dat de Kapitein Luchsinger van Staf Brigade B. verboden had, dat de treinen uit Amerongen verder in Oostelijke richting afmarcheerden. Alleen munitievoertuigen mochten naar voren om munitie te brengen. De trein van 11 G.B. moest zich opstellen in het laantje, dat van Amerongen in Zuidelijke richting langs het kasteel loopt.

Ondertusschen zagen wij van onze opstellingsplaats steeds afdeelingen militairen, waaronder ook voertuigen, artillerie, bespannen voorwagens enz. vanuit de richting Rhenen in Westelijke richting langs den kunstweg wegvluchten.
De Kapitein-Adjudant van 24 R.I., de Kapitein Rompen, kwam op een gegeven oogenblik van den kunstweg den zijweg, waar de opstelling van reserve was, op.
Hij sprak eerst de Commandant van de rechter compagnie, de Kapitein Boers, aan en kwam daarna met dezen op mij af met de mededeeling dat Rhenen geheel verlaten was en dat het toch van belang was de spoorbaan te Rhenen bezet te houden, waarop hij vroeg of 11 G.B. deze spoorlijn niet weer kon bezetten, waarop ik antwoordde, dat ik met het bataljon niet zelfstandig was doch onder commando van Commandant 24 R.I. stond, wiens commandopost 100 meter van mij verwijderd was en dat als Commandant 24 R.I. hiervoor toestemming verleende, ik met het bataljon zou oprukken. Hij begaf zich daarop naar de commandopost van 24 R.I. en kwam even later met het bericht terug, dat Commandant 24 R.I. zijn toestemming voor het oprukken van 11 G.B. naar de spoorlijn te Rhenen had gegeven.
Hierop heb ik de Compagniescommandanten de volgende orders gegeven:
Het bataljon zal afmarcheeren naar Rhenen teneinde de spoorlijn te bezetten front Oost.
1-11 G.B. voorcompagnie.
Op 200 meter commandogroep 11 G.B.
Verbindingsafdeeling 11 G.B.
2-11 G.B.
In Rhenen aangekomen moest 1-11 G.B. de spoorlijn bezetten van de Lek tot het station en 2-11 G.B. van het station tot 300 meter ten Noorden daarvan.
Elke compagnie bleef de beschikking houden over de toegevoegde wapenen die bij de compagnie waren ingedeeld (elke compagnie een sectie zware mitrailleurs, bij 1-11 G.B. nog een stuk pag., bij 2-11 G.B. nog een sectie mortieren).
Daarop is door het bataljon afgemarcheerd in de richting Rhenen, hoe laat dit was kan ik niet meer verklaren, vermoedelijk ongeveer 16.00 uur. De troep was vol vuur en blij dat ze op konden rukken.
Even voor Rhenen reed ons ook nog een stuk artillerie onder een opperwachtmeester of wachtmeester, dit heb ik niet zoo gauw kunnen waarnemen, in galop voorbij en rukte Rhenen binnen. Dit stuk sloeg bij den ingang van Rhenen links af de weg Noord om Rhenen heen.
Het Bataljon is Rhenen binnengemarcheerd, ontving vanuit de toren van Rhenen of vanuit huizen in de omgeving van den toren mitrailleurvuur. Na nog wat verder opgerukt te zijn, werd dit vuur beantwoord. Op dit oogenblik was de Kapitein Boers met zijn Compagnie ter hoogte van de straat loopende Noord-Zuid midden door Rhenen. Hier stonden de huizen in brand, het was daar voor een vuurgloed. Ik zelf bevond mij met mijn commandogroep ter hoogte van den toren, de Kapitein Hogerland was met zijn Compagnie vlak achter mij. Daar ik de opstelling van de vijandelijke mitrailleur niet kon ontdekken, begaf ik mij naar een groep die voor mij lag en het vuur beantwoordde en vroeg waar de vijand zat. Zij wezen mij op den toren op een der omgangen. Ik heb met mijn kijker den toren en de omgeving waargenomen doch kon den vijand niet ontdekken.
Terwijl ik hiermede bezig was kwam van achteren een motor met zijspan en in de zijspan een soldaat met karabijn in de hand. De motorrijder deelde mij mede dat ik onmiddellijk op de commandopost van Commandant 24 R.I. verzocht werd. Daar de Kapitein Hogerland in de onmiddellijke nabijheid was heb ik dezen het door mij ontvangen bericht medegedeeld, en heb hem verzocht het commando zoolang over te nemen, met de mededeeling, dat ik onmiddellijk terug zou komen.
Ik ben daarop achter op duo met groote snelheid naar de commandopost 24 R.I. gereden. Alhier aangekomen zat hier nog steeds Majoor de Kruif, terwijl zich meerdere Officieren op de commandopost bevonden. Op mijn vraag waar Commandant 24 R.I. was deelde de Majoor de Kruif mij mede, dat Commandant 24 R.I. nadat hij des morgens de commandopost had verlaten hierin niet was teruggekeerd, dat hij den geheele dag niets van hem had gehoord en niet wist waar hij was. De Majoor de Kruif deelde mij ongeveer het volgende mede dat de Divisiecommandant had goedgekeurd dat 11 G.B. Rhenen was binnengerukt en dat hij zoonoodig nog versterking kon geven, indien ik die noodig had: het moest echter geen noodeloos opofferen van menschen zijn. Op mijn antwoord dat 11 G.B. toch ook Rhenen was binnengerukt terwijl ter plaatse van de oude opstelling nog een heel bataljon lag dat niets deed vroeg Majoor de Kruif hoeveel troepen ik dan noodig dacht te hebben, 1 of 2 compagnieën, waarop ik antwoordde: Het heele bataljon. Nadat de Majoor de Kruif nog eenige bezwaren maakte gaf ik hem in overweging de Divisiecommandant of de Commandant Legerkorps op te bellen. Hiervoor is moeite gedaan doch na eenige oogenblikken kwam het bericht binnen dat met geen van beide meer verbinding te krijgen was. Daarna deelde de Majoor de Kruif mij mede dat ik ook over het andere bataljon kon beschikken, waarop ik hem de vraag stelde:
"Dus ik krijg de beschikking over Uw beide bataljons?" hiermede bedoelende, dat hij zichzelf hiermede als Regimentscommandant uitschakelde. Op mijn vraag antwoordde hij bevestigend. Op het zelfde oogenblik kwam een Officier binnen met de mededeeling dat het niet meer noodig was, daar 11 G.B. ook weer uit Rhenen terugtrok en Kapitein Boers was gesneuveld. Hierop ben ik onmiddellijk opgestaan zeggende dat ik weer naar mijn bataljon terugging. Ik heb mij daarop met de meeste spoed wederom naar Rhenen begeven. Op de kunstweg Rhenen - Amerongen aangekomen overhandigde een ordonnans mij een bericht van de Kapitein Hogerland luidende:
"Stelling is verlaten geworden, Kapitein Boers gesneuveld. Ik zal langzaam teruggaan. Dorp brand, niet te passeeren."
Achter op de motor ben ik daarop verder richting Rhenen gegaan, onderweg enkele afdeelingen van 11 G.B. tegenkomende. Vlak ten Westen van Rhenen ontmoette ik de Kapitein Hogerland met een gedeelte van zijn Compagnie. Hij deelde mij nog mondeling het bovengenoemde bericht mede er bijvoegende, dat het bataljon in verschillende echelons langzaam langs den weg terugtrok. Daar er in den omtrek geen troepen meet te bekennen waren heb ik hem gelast langzaam verder terug te trekken en hierbij de afdeelingen van 11 G.B., die hij onderweg zag, moest verzamelen, terwijl ik per rijwiel tot kilometerpaal 105 terug zou gaan om de reeds verder terug zijnde afdeelingen van 11 G.B. op te vangen en te verzamelen, om het bataljon weer bij elkaar te krijgen.
Bij kilometerpaal 107 aangekomen, trof ik al eenige afdeelingen aan, die ik gelastte door te marcheeren tot kilometerpaal 105, aldaar halt te houden en de rest van het bataljon op te wachten.
De Commandogroep van 24 R.I. met toegevoegd personeel kwam op dit moment uit een zijweg en vertrok overhaast in auto's en op motorrijwielen en rijwielen in Westelijke richting. Ik vroeg nog aan Majoor de Kruif om bevelen, waarop deze antwoordde: Dat teruggetrokken moest worden op Amerongen.
Ik ben daarop doorgefietst tot kilometerpaal 105 en heb onderweg verschillende afdeelingen van 11 G.B. weer bij elkaar gekregen. Hierna is doorgemarcheerd in Westelijke richting. Op het snijpunt met den weg met Veenendaal nabij kilometerpaal 103.5 stonden verschillende Staf Officieren, waaronder de Kapitein Puffius, deze vroeg mij welk onderdeel ik was en deelde mij daarop mede, dat ik met het bataljon de weg naar Veenendaal op moest marcheeren. Hier kreeg ik opdracht stelling te nemen op het bouwland, vanaf de zandweg ongeveer 500 meter Noord van de kunstweg Amerongen - Rhenen tot den boschrand bij Eikelkamp. Ik heb daarop het bataljon halt laten houden, mijn Luitenant-Adjudant opdracht gegeven met eenig personeel te trachten in de omgeving eten voor de troep te krijgen en schoppen waarna in het bouwland is stelling genomen. Eenigen tijd later kwam hier ook de Kapitein Boers met een afdeeling zich melden, deze bleek dus niet gesneuveld te zijn. Thans was het bataljon vrijwel weer in zijn geheel bij elkaar. Rechts van 11 G.B. had een ander onderdeel stelling genomen tot Zuid van den kunstweg Amerongen - Rhenen. Daar het bataljon nog maar over zeer weinig munitie beschikte, ben ik persoonlijk gaan verkennen of in de omgeving munitie te verkrijgen was en vond deze nabij den hoofdweg. Deze heb ik naar den troep laten brengen. Eenigen tijd later deelde de korporaal tamboer van mijn Commandogroep mij mede, dat alle troepen rechts van mij weer verdwenen waren. Ik ging daarop op verkenning uit en constateerde toen, dat de stellingen naast mij waren verlaten. Ik begaf mij daarop naar den hoofdweg en vroeg naar den Kapitein Puffius. Deze was daar echter niet meer aanwezig. Wel zag ik een andere kapitein van den Staf, die mij mededeelde, dat verder teruggetrokken moest worden richting Amerongen en dat ik mij moest haasten daar ik een heel eind achter was. Ik heb daarop mijn bataljon laten verzamelen en ben met een afdeeling in den rug afgemarcheerd naar Amerongen. Onderweg tusschen Elst en Amerongen was door een afdeeling cavalerie in den haast een versperring op den weg gemaakt. De Commandant hiervan, een Officier van de cavalerie, vroeg mij of ik nog pag. bij mijn bataljon had en vroeg dat ter zijner beschikking te stellen. Ik had nog een stuk pag. onder bevel van den Vaandrig de Wit bij mijn bataljon en heb dit ter beschikking gesteld.
Nabij de viersprong van kunstwegen Oost van Amerongen nabij kilometerpaal 100 deelde een Kapitein van de Staf mij mede, dat ik mij voor verdere orders moest melden op het Kasteel Zuilenstein. In de nabijheid van deze viersprong trof ik ook wederom Commandant 24 R.I., de reserve Luitenant-Kolonel Smit. Deze deelde mij mee, dat hij wilde verzoeken om de achterhoede te mogen vormen en aangezien hij maar twee bataljons ter beschikking had, vroeg hij mij dat hij dan zou vragen of hij dan ook over 11 G.B. kon beschikken, waarop ik hem antwoordde, dat ik hieromtrent geen toezegging kon geven, aangezien ik zoojuist bevel had ontvangen, mij voor nadere orders te melden op kasteel Zuilenstein.
Na mijn bataljon nabij de viersprong te hebben te doen halt houden, ben ik naar kasteel Zuilenstein gefietst. Alhier hoorde ik van een Kapitein van den Generalen Staf dat 11 G.B. moest marcheeren naar Vreeswijk en dat ik mij daar weer moest melden bij Commandant Brigade B. Gedurende den marsch stond ik onder bevel van Commandant 24 R.I. Ik heb mij daarop weder bij bovengenoemde viersprong bij Commandant 24 R.I. gemeld, die de orders voor mijn afmarsch gaf. Hij had de beschikking over I en III-24 R.I en 11 G.B.
11 G.B. werd hierbij aangewezen als achterste echelon van de achterhoede. Marschweg: Amerongen - Leersum - Overlangbroek - Nederlangbroek - Coten - Dwarsdijk - Schalkwijk- Vreeswijk. Voor het vallen der duisternis werd het bevel gegeven voor den afmarsch.
Gedurende den afmarsch kwamen er echter uit den kunstweg uit Noordelijke richting voortdurend lange colonnes motorartillerie, voornamelijk luchtdoelartillerie, die den afmarsch van de colonne belemmerde zoodat de duisternis reeds lang was ingevallen voor de colonne zich in beweging kon zetten.
Daarna is afgemarcheerd volgens de boven aangegeven marschweg. De troep was doodelijk vermoeid en had weinig eten gehad. Tijdens deze nachtmarsch vielen de menschen al loopende in slaap.

14 Mei 1940
In den vroegen ochtend kwam het bataljon bij de brug over het Nieuwe Amsterdam Rijn kanaal West van Dwarsdijk. Ik liet hier halt houden om de achterste afdeelingen aan te laten sluiten. Onderwijl kwamen er enkele afdeelingen terug en marcheerden richting Houten. Hier trof ik weder Commandant 24 R.I. die mij mededeelde, dat over Schalkwijk niet gemarcheerd kon worden, aangezien door de inundatie de weg onder water stond en dat daarom voorgaande afdeelingen reeds waren teruggekeerd. Hij zeide mij daarom maar met het bataljon naar Houten te marcheeren. Ik ben daarop met het bataljon afgemarcheerd richting Houten. Ter Hoogte van Wikkenburg heb ik laten rusten. Daar de dijk langs de Lek toch begaanbaar was en het mij vreemd voor kwam, dat van de brug over het kanaal de dijk niet te bereiken zou zijn, aangezien vanaf de brug van de inundatie nog niets te zien was, ben ik vergezeld van de Kapitein Boers met een vrachtauto gaan verkennen of de weg van de brug van de dijk nog begaanbaar was.
Dit bleek zeer goed het geval te zijn. Aangezien mijn opdracht was naar Vreeswijk te marcheeren en daar het grootste gedeelte van het bataljon van rijwielen was voorzien heb ik dit gedeelte met de vrachtauto geladen met materieel en personeel onder de beide Compagniescommandanten de aangegeven weg langs den dijk naar Vreeswijk doen afmarcheeren met opdracht aldaar voor legering en verpleging te zorgen, na zich gemeld te hebben bij Commandant Brigade B. of indien deze daar niet aanwezig was, na zoo noodig overleg te hebben gepleegd met andere militaire autoriteiten ter plaatse. Verder moest de vrachtauto onmiddellijk worden teruggezonden om de rest van de voetgangers te halen. Ik bleef zelf bij de rest achter, zijnde een sectie zware mitrailleurs onder de A.O.O. de Bruin, de Commandogroep en de Verbindingsafdeeling van het bataljon met rijwiel. Zeer lang is bij Wikkenburg gewacht, doch de vrachtauto kwam niet terug.
Aangezien alle troepen uit den omtrek reeds lang waren verdwenen, kon ik met deze kleine afdeeling niet langer blijven wachten. A.O.O. de Bruin heb ik opdracht gegeven met zijn sectie zware mitrailleurs af te marcheeren over Houten - Jutfaas en zoo naar Vreeswijk. Daar het gros van mijn bataljon reeds in Vreeswijk was, ben ik zelf met mijn commandogroep en de verbindingsafdeeling per rijwiel den zelfden weg naar Vreeswijk gevolgd. Houten was reeds geheel verlaten. Te Jutfaas bevonden zich nog troepen. Ik heb hier laten rusten en de afdeelingen laten eten, daarna verder gereden naar Vreeswijk.
Naar schatting ongeveer 12.00 uur hier aangekomen. Alhier gemeld bij Commandant Brigade B. Deze deelde mij mede dat de beide compagnieën, waarbij de kapiteins Boers en Hogerland, in Fort Honswijk waren en dat ik daarheen kon afmarcheeren.
Op mijn vraag wat ik daar voor opdracht had, onder mededeling dat de troep doodelijk vermoeid was, deelde de Brigade Commandant mede dat 11 G.B. daar veilig achter de stelling lag en kon rusten, er bij voegende, dat 11 G.B. nu voorlopig genoeg gedaan had en kon rusten.
Ik heb daarna de afdeeling weer laten verzamelen om af te marcheeren. Hier is nog geruimen tijd verloren gegaan, daar de bruggen te Vreeswijk opgehaald waren, omdat er gealarmeerd werd wegens de aanwezigheid van pantserwagen in de omgeving. Daarna is afgemarcheerd langs den dijk naar Fort Honswijk. Ongeveer halfweg ontmoette ik een kapitein die terugging richting Vreeswijk, mij staande hield en mededeelde dat in het terrein Noord van den dijk vijandelijke pantserwagens waren, dat de heele mitrailleurscompagnie al gevangen genomen was en dat ik Fort Honswijk niet meer kon bereiken. Een eind verder lag beneden aan den dijk een afdeeling geneeskundig personeel, die het zelfde mededeelde (volgens verhalen welke ik later hoorde moet de bedoelde mitrailleurcompagnie 4 M.C. geweest zijn. Of deze verhalen juist zijn kan ik echter niet beoordeelen.) Ondanks deze berichten ben ik met mijn afdeeling doorgereden en heb Fort Honswijk bereikt.
Behalve 11 G.B. lagen op het fort ook nog 2 bataljons van 19 R.I. onder bevel van Luitenant-Kolonel Smits. Volgens mededeeling van Commandant Brigade B. zouden deze het fort verlaten. Om ongeveer 17.00 uur kwam Commandant Brigade B. in het fort en deelde mij mede, dat het Nederlandsche leger de wapens had neergelegd. Daar ik even daarna een bericht kreeg van Commandant Brigade B., dat de ondercommandanten op de commandopost werden verzocht heb ik mij daar per rijwiel heen begeven.
Op het fort teruggekeerd, heb ik aan het bataljon de beslissing van den Opperbevelhebber Land- en Zeemacht betreffende het nederleggen van de wapens medegedeeld. De troep was hiervan zeer onder den indruk en wilde het eerst niet gelooven, dacht aan verraad en vroeg van wie ik deze mededeeling had, waarop ik de manschappen heb ingelicht dat de Brigadecommandant, de Kolonel Nijland, die ik goed kende, mij persoonlijk deze mededeeling had gedaan, dus dat ik daaraan niet kon twijfelen. Terwijl ik hier nog mede bezig was kwamen Duitsche afdeelingen reeds het fort binnen en namen de aldaar aanwezige 3 bataljons gevangen. Nadat de wapens enz. voor zoover nog noodig waren afgenomen, werd de troep verzameld op de dijk in Oostelijke richting, de Officieren aan het hoofd en werd afgemarcheerd in Oostelijke richting. Het was intusschen donker geworden.
Na eenigen tijd gemarcheerd te hebben, werd halt gehouden, ik vermoed Oost van spoorlijn Culemborg - Utrecht; door de duisternis kan ik de juiste plaats echter niet zeggen. Alhier kwamen eenige vrachtauto's waarmede de Officieren weggevoerd werden naar Wijk bij Duurstede. De troep moest verder loopen. Op 15 Mei zijn de Officieren met autobussen verder vervoerd naar de Menno van Coehoorn kazerne te Arnhem en in den namiddag omstreeks 18.00 uur gemarcheerd naar Westervoort en van daar per trein naar Duitschland.

Gedurende het geheele verloop van de gevechtshandelingen hebben officieren, kader en manschappen van 11 G.B. en het bij dit Bataljon ingedeelde personeel van andere wapens bijna zonder uitzondering op uitstekende wijze en met enthousiasme hun plichten voor het Vaderland vervuld.

Commandopost, 24 Juni 1940,
De Majoor,

Commandant 11e Grensbataljon,

W.G. Bender.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van H. van Kooten.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 10.55 MB)