Verslag van reserve-eerste luitenant F.J.Th. Noorbergen

Verslag over het tijdvak van 9 tot 14 Mei 1940

------------------------------------------------
Van den Reserve 1e Luitenant F.J.Th. Noorbergen
behoorende tot 2-II-24 R.I. te Druten
In de functie van Sectie Commandant 1e Sectie van 2-II-24 RI
------------------------------------------------

  Op 9-5-40 werd mij te 23.15 medegedeeld, dat de stellingen op 10-5-40 te 4.- bezet zouden moeten zijn.
  Overeenkomstig order is alles goed verloopen en werd mijn sectie ingedeeld in de voorste stellingen aan de Heersweg te Druten, waarbij tevens behoorde de wacht bij de versperring op de Heersweg.
  De versperring werd met asperges gesloten tot op een nauwe opening na, zoodat voertuigen konden blijven passeeren. Boomen werden omgekapt en alles gereed gemaakt voor de verdediging. Ieder was op zijn post.
  In den nacht van 10-5-40 te omstreeks 1 uur kwamen de eerste Duitsche vliegtuigen over vliegen en groeide het naarmate het later werd.
  Omstreeks 5 uur kreeg ik van mijn compagniecommandant, den Kapitein Buwalda bevel te laten schieten op Duitsche vliegtuigen, niet op vliegtuigen van een andere nationaliteit. Omstreeks 5.30 uur werd door het luchtafweergeschut aan de Puiflijkschestraat het eerste Duitsche vliegtuig naar beneden geschoten, hetwelk terecht kwam in de boomgaard tegenover het voetbalterrein aan de Heersweg. Ik ben daar direct met mijn auto heegegaan en heb van een dood gevallen Duitschen korporaal de papieren uit zijn zak gehaald en later deze bescheiden overhandigd aan den Bataljons Commandant, den Kapitein Hes. Ik heb gezorgd, dat het lijk van dien Duitschen korporaal vervoerd werd naar het ziekenzaaltje te Druten.

  In den nacht van 10 op 11 Mei 1940 te omstreeks 1.50 uur kwam bericht door dat maatregelen genomen moesten worden om te verzamelen en naar Tiel af te marcheeren.

  In den loop van den morgen is de compagnie in Wamel verzameld en te Tiel per autobussen vervoerd naar Maurik. Later is de troep verplaatst naar Eck en Wiel en aldaar ingekwartierd. Hier werd de nacht doorgebracht.

  Op 12-5-40 te omstreeks 3.- 's middags vertrokken wij naar Amerongen en zijn toen bij het Kasteel "Amerongen" aangekomen en hebben aldaar den nacht in het gras doorgebracht.

  Op 13-5-40 zijn wij tegen het doorbreken der dageraad per vrachtauto's overgebracht naar de Grebbeberg, alwaar wij met vol daglicht aankwamen. Dit vervoer met vrachtauto's was zeer slecht geregeld en is er ontzettend veel tijd verloren gegaan.
  Aldaar in een bosch aangekomen hebben wij eerst rustig brood gegeten.
  Daarna zijn wij afgemarcheerd naar het kruispunt Zuidelijke Meentweg en de spoorwegovergang en in de nabijheid hiervan kreeg ik van Kapitein Buwalda nadere orders.

  De compagnie werd opgesteld op en achter de Zuidelijke Meentweg en kreeg als marschvak een strook van 500 meter zuidelijk van de Weteringsteeg, aanvalsrichting evenwijdig met de Weteringsteeg (deze weg niet inbegrepen), aangekomen bij de Vriesweg geleidelijk ombuiten naar links, aanvallen en innemen van Kruiponder.
  De 1e Luitenant Schönfeld werd belast met het commando van de eerste sectie en werd linker vóór sectie. Ik werd belast met het commando van de 4e sectie en werd rechter voor sectie. Onze compagnie werd rechter voor-compagnie.
  De compagnie kreeg de beschikking over 1 sectie M.C. van 2 stukken onder commando van den Reserve 1e Luitenant Blindenbach. De linker en rechter voorsectie's kregen beide een frontbreedte van 150 meter, ons marschvak was 500 meter, zoodat er tusschen de beide voor-sectie's een ruimte overbleef van 200 meter, bestemd voor het vuren van de M.C.
  De gevechtsformatie was aangenomen en gingen wij naar voren, waarbij de 1e sectie (de linker voor-sectie) de as der beweging was. Ik liet mijn sectie (de rechter voor-sectie) opmarcheeren met 2 groepen voor en 1 groep achter. De beide voorgroepen met een tusschenruimte van 100 meter en daarachter de 3e groep met een afstand van eveneens 100 meter. Ik zelf bevond mij aan het hoofd van de rechter voor-groep naast den groepscommandant, sergeant Wermers.
  Doordat wij door open terrein opmarcheerden kon ik steeds gezichtsverband onderhouden, zoowel met mijn linker voorgroep als met de linker voorsectie van den Luitenant Schönfeld.
  Met den compagniecommandant Kapitein Buwalda werd het verband onderhouden door een ordonnans.

  Kaptitein Buwalda liep ten midden van zijn 4 sectie's. Nog voordat wij bij de Vriesweg waren aangekomen, alwaar wij naar links moesten gaan ombuigen, kwamen ons groote groepen Nederlandsche Militairen tegemoet, die dus vanaf Kruiponder kwamen. Men kon duidelijk zien, dat deze militairen op de vlucht gegaan waren. Ik had, evenals mijn groepscommandanten de grootste moeite mijn menschen naar voren te krijgen en heb dit alleen kunnen bereiken door mijn menschen wijs te maken dat die terugtrekkende groepen afgelost waren door de andere compagnieën van ons Bataljon.
  Toen wij ombogen bij de Vriesweg kwamen wij meteen onder hevig vijandelijk artillerievuur, alsmede onder mitrailleurvuur. Niettegenstaande dat zijn wij steeds naar voren blijven gaan en hebben de eene boerderij na de andere op den vijand moeten veroveren, waarbij ik steeds het verband met de linker voorsectie en met mijn C.C. heb weten te onderhouden.
  Eindelijk slaagden wij erin de zgn. Hoefijzer stelling in te nemen, van waar uit de vijand door ons heviger onder vuur genomen werd. Maar wij werden toen ook door vijandelijke vliegtuigen onder mitrailleurvuur genomen, terwijl zij ook bommen lieten vallen.
  Toen kwam de kapitein Buwalda naar voren, hij drukte mij de hand met het tot dat moment bereikte succes.
  Een 40 tal Duitsche militairen kwamen toen naar ons toe met hun handen in de hoogte. Voorop liepen 2 Nederlandsche militairen, een sergeant en een soldaat. Deze Hollanders riepen "Wij geven ons allemaal over". Wij kwamen toen onze stelling uit en plaatsten ons vóór genoemde stelling, echter allen met het geweer in den aanslag. Ik zelf liep ook met een geweer, hetwelk ik van een gevallen Nederlandsche soldaat mijner sectie had afgenomen. Ik voelde mij namelijk niet veilig met mijn pistool en heb dat geweer al die dagen bij mij gehouden en heb er mee geschoten.
  Ik had toen mijn menschen een scherm links en rechts van mij laten vormen. links van mij stond Kapitein Buwalda, enwel ongeveer 1 meter van mij af.
  Toen die Duitsche soldaten ongeveer 25 meter van ons af waren gekomen riep de daarvoor loopende Nederlandsche soldaat ineens "Pas op, ze schieten die schooiers" en meteen liep hij bij de Duitschers vandaan en naar ons over. Hij heeft ons heelhuis bereikt. De naast hem loopende Nederlandsche sergeant, dit ziende, probeerde eveneens van de Duitschers weg te loopen maar werd meteen neer geschoten. Achteraf heb ik van dien Hollandsche soldaat vernomen dat achter hun beiden een Duitsche soldaat liep en een revolver in hun rug hield, waarbij zij gedwongen werden de genoemde woorden te roepen, namelijk dat zij zich allemaal wilden overgeven.
  Dadelijk daarop werden wij door de Duitschers onder vuur genomen. Het eerste slachtoffer was Kapitein Buwalda, vlak daarop sergeant Heck en vervolgens vielen bij ons de eene na de andere.

  Direct na het vallen van Kapitein Buwalda heb ik het commando van de 2e compagnie op mij genomen. Ik heb mijn menschen weer terug laten gaan naar de Hoefijzer-stelling en achter de weerszijden van die stelling liggende hoopen zand, hout en rioolbuizen.
  Daar vandaan hebben wij de Duitschers hevig onder vuur genomen, ik zelf heb toen nog een mitrailleur genomen van een naast mij liggende soldaat (Frösch) die een doodelijk schotwond kreeg in zijn mond.
  Toen was mijn sectie, de 4e sectie, geheel door de Duitschers ingesloten. Ik bemerkte op dat moment dat wij noch links noch rechts aangeleund waren. Achteraf heb ik vernomen dat de andere compagnieën het bevel hadden ontvangen om terug te trekken, Kapitein Buwalda schijnt ook dit bevel gekregen te hebben, maar omdat het mondeling en niet schriftelijk gegeven werd, heeft hij geweigerd terug te gaan, in tegendeel gaf hij ons het bevel om naar voren te blijven oprukken, hetgeen wij gedaan hebben.
  Toen werden wij van 3 kanten door de Duitschers onder zeer hevig vuur genomen, zoowel geweer, mitrailleur, als artillerievuur. Aan alle kanten sloegen de granaten om ons heen en richtte groote verwoestingen aan in mijn sectie, respectievelijk compagnie.
  Ik heb toen ingezien dat langer blijven onverantwoordelijk was en het bevel gegeven aan mijn compagnie om terug te trekken.
  Dit terugtrekken is ordelijk gebeurd, dus geen onordelijke vlucht. Op dezen terugtocht hebben wij toch geregeld de Duitschers onder vuur genomen en hebben hun daardoor op een behoorlijke afstand weten te houden.
  Wij zijn toen teruggegaan naar de Zuidelijke Meentweg en aangekomen ter hoogte van den kunstweg Achterberg-Prattenburg werden wij opgevangen door den Overste Land, die ons aldaar in een provisorische stelling heeft ingedeeld. Toen deze stelling niet te houden was zijn wij terug getrokken naar een tweede linie en later nog naar een derde linie.

  Bij de derde linie werden wij van verschillende kanten onder vuur genomen en werd ik door den Majoor Schotman belast om met 2 patrouilles van ieder 3 man de verschillende woonhuizen, stallen, schuren, enz. te doorzoeken die achter de derde stelling stonden.
  Toen ik hiermede eindelijk klaar was kwamen de Hollandsche militairen, die in de 3e stelling gelegen hadden, over genoemden weg naar achter terug loopen en heb ik mij daarbij gevoegd en ben met mijn compagnie terecht gekomen op een verzamelpunt, alwaar onder commando van de Kapitein Hes de terugtocht werd aanvaard.

  Wij hebben toen via Nieuw Amerongen, Leersum, Neerlangbroek, Houthen, gemarcheerd naar Vreeswijk, alwaar wij op 14 Mei 1940 te omstreeks 11.-uur doodelijk vermoeid en op van den honger aankwamen.
  Het laatst hadden wij op 11-5-40 geslapen, het laatst gegeten op 13-5-40 enwel alleen des morgens brood. Nadien had mijn compagnie niets meer te eten of te drinken gehad. Toen wij in Vreeswijk aankwamen werd mij aangezegd, dat ik mij gereed moest maken opnieuw een stelling te Vreeswijk te bezetten. Hiervan zou wel niets terecht gekomen zijn gezien de toestand waarin de compagnie verkeerde.
  Tot het innemen van een stelling is echter niets gekomen doordat inmiddels de wapenstilstand was ingetreden.

  Het begin van mijn verslag handelt over mijne verrichtingen als sectie-commandant, eerst van de 1e later van de 4e sectie.
  Vanaf het sneuvelen van Kapitein Buwalda handelt dit verslag over mijn verrichtingen als compagniecommandant.

  Omtrent de handelingen voordien van Kapitein Buwalda kan ik niets meedeelen, omdat mij dit niet bekend is.
  Berichten heb ik niet door gekregen, deze zullen natuurlijk aan Kapitein Buwalda verstrekt zijn, ik ben niet te weten gekomen wat voor berichten hij ontvangen heeft.

Druten, 10 Juni 1940
De Commandant v.d. Compagnie
De Reserve 1e Luitenant
F.J.Th. Noorbergen.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.17 MB)