Verslag van reserve-eerste luitenant G.J. van den Boogerd
Verslag van de gebeurtenissen bij III-11 R.I. opgemaakt door den Reserve-1e Luitenant G.J. van den Boogerd, ingedeeld bij 2-III-11 R.I.; toegezonden aan de Commissie door den Reserve Kapitein Dr. Franssen, voormalig Commandant 2-III-11 R.I.
Aan Commandant 2-III-11-R.I.
Ingevolge Uw verzoek doe ik U hierbij mijn ervaringen toekomen gedurende de oorlogsdagen. Om de gang van zaken juister te vermelden lijkt het mij beter te beginnen bij het oogenblik 1e Pinksterdag toen wij bij de steenfabriek te Remmerden waren.
Misschien mag ik eerst nog een paar opmerkingen maken over het gevechtsbericht van U gedurende den tijd voorafgaande aan dat tijdstip. Een paar dingen zijn m.i. anders verloopen dan door U werden aangegeven:
ad 2. Wanneer U het bericht bereikte van graad 4 is mij niet bekend. Ik was die nacht officier van piket. Het bericht van graad 4 bereikte mij omstreeks 4 uur. Allereerst heb ik de Bataljonscommandant hiervan in kennis gesteld en bijna tegelijk de verschillende bureaux der onderdeelen. Tot kwart voor zes ben ik op het bataljonsbureau gebleven, waar de Bataljonscommandant nog steeds niet aangekomen was. Op dat tijdstip kwam de luitenant-adjudant en ben ik vertrokken.
Om half zeven was ik bij de barak van onze compagnie waarna ik op Uw bevel de sectie heb opgesteld aan de betonweg met de opdracht te vuren op laagvliegende vliegtuigen. Deze opmerking in verband met het door U genoemde uur dat U bericht kreeg van graad 4.
ad 12. Op 11 Mei 's avonds 11.00 uur kreeg ik de opdracht bedoeld in Uw bericht onder 12. Hieraan ging een hopeloos geconfereer vooraf. Tenslotte kreeg ik dan het bevel met de opdracht ter plaatse te blijven tot 3.30 uur, wat ik heb gedaan. Zoodoende was ik om ongeveer 4 uur weer terug op Kasteel Broekhuizen. Bevel om eerder terug te keeren heb ik nooit gehad.
ad 13. Ik weet bijna zeker dat Majoor v.d. Ploeg bij zijn terugkeer van Commandant IVe Divisie niet heeft gezegd dat de Duitschers waren teruggeslagen tot Arnhem. Hij deelde mede dat de zaak op de Grebbe er goed voorstond, de stellingen allen nog intact waren en er nog maar een paar gesneuvelden en slechts enkele gewonden waren.
Over het terugtrekken van de Compagnie (toen nog onder Uw bevel) van Rhenen naar Remmerden het volgende:
U hield te Rhenen bij een badinrichting een bespreking met de Sectiecommandanten, toen een auto naderde vanuit de richting Remmerden. In deze auto was gezeten kapitein van Buren, van de Staf IVe Divisie. Ik hoorde dat kapitein van Buren U opdracht gaf terug te trekken om op een achtergelegen punt een stelling in te nemen. Direct begreep ik dat de situatie lang niet zoo fraai was als majoor v.d. Ploeg mededeelde.
U vroeg of deze opdracht als komende van de Divisie beschouwd moest worden, waarop kapitein van Buren bevestigend antwoordde. Daarna volgde een gesprek over de plaats van de stelling, wat ik niet goed kon volgen daar er steeds op de kaart gewezen werd. Wel strekte kapitein van Buren de hand steeds in de richting van Remmerden.
Thans mijn relaas:
Bij de steenfabriek Remmerden kreeg ik opdracht om het Noordelijk deel van het door U gekozen vak ter verdediging in te richten. Het terrein hiervoor was ideaal. Nauwelijks hiermede klaar kreeg ik per ordonnans bevel met mijn sectie onmiddellijk naar de straatweg te komen. Hieraan heb ik voldaan. Doordat ik het verst weg zat kwam ik daar het laatste aan. De compagnie was vertrokken in de richting Rhenen, waarheen ik mij begaf. In Rhenen aangekomen kwam ik met groote moeite te weten in welke richting de compagnie gegaan was.
Bij aankomst op de Grebbeberg, juist bij de daar aanwezige hulpverbandplaats, deelde een soldaat mij mede dat het dennenbosch rechts van de weg vol met "boomapen" zat. Hij verstond daaronder Duitschers, die steeds vanuit de boomen schoten, speciaal op motorordonnansen en officieren.
Daar dit echter de stoplijn was vond ik het van groot belang om het bosch te verkennen en stuurde een groep daarin onder den sergeant van Amerongen.
Een eindje verder bevond zich de majoor van der Ploeg. Ik deelde hem direct de aanwezigheid van vijand achter de stoplijn mede, ook dat ik het bosch wilde verkennen en daartoe de nodige bevelen gegeven had. De uitslag van de verkenning wilde ik afwachten en bij aanwezigheid van veel vijand het bosch zuiveren, zoo noodig in brand steken.
Vijand in den rug leek mij ontoelaatbaar. Majoor v.d. Ploeg zei dat het slechts 1,5 Duitscher was en die heele verkenning was onnoodig. Uit het verdere verslag zullen fatale gevolgen blijken.
Ik moest voorwaarts voor de bevolen tegenaanval, zonder behoorlijk bevel, inlichting of wat ook. Op mijn bescheiden vraag wat de aanvalsrichting was, spreidde de Bataljonscommandant de armen. Voor een aanval door kreupelhout niet bepaald een juist bevel. Bij het bereiken van de stoplijn hoorde ik van mijn Compagniescommandant pas dat we niet verder moesten. Spoedig daarop kreeg ik het bevel om achterwaarts te gaan tot een bepaald punt.
Op mijn weg met de sectie daarheen kreeg ik een geweldig artillerievuur, wat verdergaan onmogelijk maakte. Na geruimen tijd werd het vuur verlegd waarna ik verder ging. Van de compagnie was niets te zien.
Het werd intusschen duister. Plotseling stootte ik op vijand, die mij beschoot. Direct bracht ik mijn mitrailleurs in stelling, maar werd op hetzelfde moment bestookt door eigen mitrailleurvuren. Hiervoor moest ik weg. Na veel moeite bereikte ik de viersprong waar het een leven was als een oordeel. Tot mijn stomme verbazing was daar een bataljon jagers, die er slechts avondoefening hielden. Het gepraat was niet van de lucht en het wachtwoord "mijn gas" werd niet geroepen, maar gebruld. Orde in deze zaak was niet te krijgen.
Wat verderop, juist bij de plaats waar ik 's middags had laten verkennen, vond ik een gedeelte van ons bataljon. Het lag grootendeels voor de hekversperring. Ik deelde mijn ervaring van den middag mede en vond dat het bataljon achter de hekwerkversperring zich moest opstellen. Een gedeelte van onze compagnie bracht ik daar direct. Het voorgevoel van een overval zat reeds bij me. De reserve 2e luitenant v.d. Veer vroeg ik daarom met een zware mitrailleur door de boomen te vuren om die kerels onschadelijk te maken. Juist toen hij wou beginnen brak de hel los. Handgranaten werden gegooid, kerels sprongen uit de boomen, vriend en vijand zat door elkaar en de hekversperring maakte dat velen niet konden wegkomen. De anderhalve Duitscher had zijn werk gedaan.
Eerst was de verwarring onbeschrijfelijk. Ik begreep het gevaar hiervan en slaagde erin om met behulp van een paar soldaten nog twee zware mitrailleurs te redden, die direct beneden aan de berg in stelling werden gebracht. Met behulp van politietroepen kon ik wat orde in de chaos scheppen. Hier hield ik appel van de compagnie. Het resultaat was.... 8 man. Deze menschen heb ik in Rhenen een paar uur in een huis kunnen onderbrengen. Na er zelf even geweest te zijn ging ik op verkenning uit in de richting van de Grebbeberg.
In de huizen aan de Oostrand van Rhenen zaten toen al vele Duitschers. Er werd zeven maal op mij geschoten, maar heel slecht. De 2 zware mitrailleurs stonden toen bij het viaduct en deden hun plicht. Langzaam kwamen nog een paar man bij de Compagnie zoodat het aantal 14 werd. Van alle kanten werd nu op de nog ordelooze bende geschoten en vanuit het eikenhakhout langs de uiterwaarden. Met vrijwilligers heb ik toen patrouille geloopen wat de rust hergaf.
Bij die menschenmassa ontbrak iedere leiding. Een paar maal stuurde ik een ordonnans naar de commandopost IVe Divisie met verzoek een officier te zenden om de leiding te nemen. De beloofde man kwam niet. De politietroepen dreven die bende weer in de richting van de berg. Maar dat was werk voor niets. Noodig was geweest daarvan nieuwe formaties te maken en deze onder goede leiding voorwaarts te zenden. Enkele secties heb ik nog samengesteld, maar iedere keer sloeg een nieuwe groep vluchtelingen ze uiteen. In wanhoop vroeg een sergeant van de politietroepen of ik dan maar voor Divisiecommandant wilde fungeeren. Ik heb gedaan wat ik kon, maar met een paar man was weinig te bereiken. In wanhoop ging ikzelf naar Divisie commandopost maar vond deze leeg.
Niemand gaf bevelen, niemand dacht aan orde.
Toen het bevel tot terugtrekken kwam, van wie heb ik nooit goed begrepen, was de compagnie met ettelijke krijgsgevangenen vermeerderd tot ongeveer 35 à 40 man. Wapens hadden die niet.
Bij het geheele gedecimeerde onderdeel, het eenige wat ordelijk bij elkaar was, telde ik 1 lichte mitrailleur die nog defect was. Met dit schamelijke zaakje kregen wij in Amerongen van een kapitein (naam weet ik niet) naar ik meen van de Brigade B opdracht de Grebbelinie te verkennen bij Veenendaal en tusschen Elst en Veenendaal. Hij werd gewezen op de ongewapende troep, maar was niet voor reden vatbaar. Bevel is bevel, dus wij gingen.
Bij kasteel Prattenburg aangekomen, aarzelden de manschappen om verder te gaan. Begrijpelijk zonder wapenen. Ik heb hen ter plaatse laten halt houden en ben alleen gegaan. Leek mij voor een verkenning wel zo rustig. Eerst passeerde ik al maar vluchtende troepen, een overste in auto voorop. Spoedig waren die achter mij en bevond ik me alleen in de volkomen verlaten stellingen. Tot in de voorste lijn ben ik geweest. Alles rust. Geen eigen troepen, geen vijand. Tusschen Veenendaal en Elst een zelfde verkenning. Weer de troep achtergelaten. Thans met reserve 1e luitenant Piet samen naar voren. Weer niets. Geen vriend geen vijand. Terug naar het Zendingshuis (Amerongen) om rapport uit te brengen. Zendingshuis leeg. Staf Brigade B gevlogen.
Daar steeds alle troepen waren teruggetrokken begreep ik dat alles naar de Vesting Holland ging. In Leersum heb ik nog gekeken of daar iets van ons Bataljon te vinden was, maar tevergeefs.
De mogelijkheid van optrekkende pantserwagens onder oogen ziende, besloot ik niet langs de groote weg naar Utrecht te gaan, maar door de polders langs Cothen en Neerlangbroek.
Dinsdagmorgens om half vijf bereikten we Utrecht. Daar heb ik gefourageerd en kwartiermakers naar Jutphaas gezonden. Kwamen daar half zes aan. Om acht uur stonden we al weer buiten.
Bommen vielen bij Jutphaas en de plaats werd geëvacueerd. Intusschen hoorde ik dat de Staf IVe Divisie in IJsselstein zat. Ben met de Compagnie daarheen gegaan. Hoorde dat 11 R.I. verzamelen moest in Vreeswijk. Direct daarop door naar Vreeswijk.
Hier druppelden wat menschen van 11 R.I. tezamen die ik tijdelijk onder mijn bevel nam. Zorgde voor inkwartiering en wachtte.
Waarop? Op het bericht van de capitulatie.
Het doek was over het drama in vijf dagen gevallen.
De reserve 1e luitenant,
G.J. VAN DEN BOOGERD.
|