Verslag van reserve-eerste luitenant J.A. Baron de Vos van Steenwijk
Bijlage 2.
Verslag van de ervaringen van 1-3-4 R.H. op 12 Mei (van 15.00 uur af) en op 13 Mei 1940.
door Reserve 1e Luitenant J.A. Baron de Vos van Steenwijk, Commandant 1-3-4 R.H.
---------------
Bij aankomst ter hoogte van Ouwehand's Dierenpark bleek, dat zich slechts de Commandogroep en het 1e peloton nog achter den Eskadronscommandant bevonden. Later bleek mij, dat de rest van het eskadron eenige honderden meters terug halt had moeten houden. Ik deed het 1e peloton zuid van den weg dekking nemen en ging een tiental meters met hen naar voren, tot achter een loopgraaf, waar eigen infanterie lag. Deze troep was kennelijk zenuwachtig en schoot in alle richtingen zonder dat een desbetreffend bevel werd gegeven. De Eskadronscommandant ging naar voren en deelde bij terugkomst mede, dat hij met eenige officieren een bespreking had gehouden en dat hij op grond daarvan zich zou begeven naar den Divisiecommandant teneinde dezen voor te stellen de infanterie (welker lijn het eskadron zou moeten overschrijden) terug te nemen opdat het eskadron geen hinder meer zou hebben van het vuur van eigen partij. De Eskadronscommandant zeide te voren met de rest van het eskadron een bruggenhoofd te zullen formeeren aan den boschrand oost van het viaduct en den spoorweg. Hij gaf mij den opdracht met het 1e peloton en de commandogroep terug te trekken en mij aan te sluiten bij den rest van het eskadron en alsdan het commando over te nemen tot zijn terugkeer. Ik deed de manschappen daarop in twee snelle, korte sprongen teruggaan naar de rijwielen, waarna wij aansloten bij de rest van het eskadron, waarmede bereids een bruggenhoofd was geformeerd à cheval van den weg. De terugtocht tot den boschrand ging ordelijk. Tijdens de afwezigheid van den Eskadronscommandant kwam de Kapitein der Koninklijke Marechaussee Gelderman, die mij en andere pelotonscommandanten gelastte naar voren te gaan. Ik wees den Kapitein op mijn opdracht, die luidde, dat ik de ingenomen stelling niet mocht verlaten. Het was mij niet duidelijk, welke bevoegdheid de kapitein Gelderman had met betrekking tot het geven van bevelen aan het eskadron.
Na ca. een half uur kwam de Eskadronscommandant terug en deelde mede een nieuwe opdracht te hebben ontvangen van Commandant IVe Divisie. Het eskadron zou in stelling komen aan de westzijde van het viaduct en den spoorweg Amersfoort - Rhenen. Het 1e peloton werd bij de uitvoering van dezen opdracht ten deele ten zuiden, ten deele ten noorden in stelling gebracht. Het was inmiddels donker geworden.
De Eskadronscommandant deed een "Spaansche ruiter" (bedoeld wordt een "Friesche ruiter") op het viaduct opstellen bij wijze van versperring. Een kleine opening was bestemd om doortocht te verleenen aan kleine eenheden en patrouilles, die terugkwamen.
Langzamerhand verzamelden zich aan de oostzijde van den spoorweg steeds meer troepen van eigen partij, die terugtrokken en in koor het wachtwoord "mijngas" riepen. Dit bracht steeds meer verwarring te weeg, daar hardnekkige geruchten liepen, dat niet iedereen in Nederlandsche uniform te vertrouwen viel. Schoten vielen zoowel in de stad als er buiten. Tenslotte kreeg een mitrailleur opdracht het vuur te openen op de troepen Oostelijk van het viaduct. Deze vuurden terug.
In de steeds toenemende verwarring zijn daarop een aantal manschappen van het peloton verdwaald toen zij een eind verplaatst werden. Later gelukte het eenigen van hen te verzamelen en weer bij het peloton te voegen; een gedeelte bleef echter zoek. Ook de omstandigheid, dat eenige huizen bij het viaduct brandden droeg er toe bij, verwarring te stichten.
In den loop van den avond werd steeds zwaarder mitrailleurvuur van den vijand merkbaar. De. Eskadronscommandant zeide, bezorgd te zijn, dat pantserafdeelingen van den vijand door zouden breken, waartegen wij geheel weerloos stonden. Bovendien was hem gebleken, dat de Noordelijke vleugel van de stelling ongedekt was. Hij oordeelde het noodzakelijk, dat versterkingen werden gezonden.
Vroeg in den ochtend deelde de Eskadronscommandant mede, dat Commandant IVe Divisie versterkingen had gezonden en dat het eskadron onder bevel van Commandant 4 R.H. kwam te staan, terwijl 1-4 R.H. op de Noordelijke vleugel van het eskadron in stelling was gebracht. Op den straatweg bevond zich voorts een afdeeling Marechaussee onder den Kapitein Gelderman met twee zware mitrailleurs.
Na eenigen tijd kwam de Eskadronscommandant bij mij en zeide, het gewenscht te oordeelen, het 1e peloton en een gedeelte van zijn commandogroep een weinig achterwaarts te verplaatsen teneinde eventueel daarmede de linkervleugel van het eskadron (3e peloton) te kunnen ondersteunen.
Het 1e peloton kwam daarop in reserve op een driesprong ongeveer ter hoogte van het gemeentehuis. Inmiddels had de vijand een artilleriebombardement op Rhenen geopend. Dit duurde ongeveer twee uren.
Gedurende al dien tijd bevond het peloton zich bij de Commandogroep tegenover het Raadhuis. Rondom ons werden de huizen langzamerhand in puin geschoten. Enkele treffers kwamen in onze onmiddellijke omgeving terecht. Wij hadden aan een kant dekking ven een klein muurtje, dat zich ten Zuiden van den weg bevond. Bij ons had zich nog een 1e luitenant der infanterie met een stuk pag. en eenige manschappen gevoegd. Na ca. 2 uur ontstond er een pauze in de artilleriebeschieting. Toen kwam de 1e luitenant der artillerie Wurfbain bij ons (de Eskadronscommandant bevond zich namelijk ook bij ons) en gaf namens den Chef Staf IVe Divisie aan den Eskadronscommandant opdracht er tegen te waken, dat vijandelijke afdeelingen zouden doordringen over de uiterwaarden vlak langs de rivier. De Eskadronscommandant zeide daarop dat hij het 1e peloton en een gedeelte van de Commandogroep te dien einde in stelling zou brengen achter een kade, die van de westuitgang van Rhenen naar het pontveer loopt. Het artilleriebombardement was intusschen weer begonnen.
De Eskadronscommandant bracht daarop het 1e peloton en de Commandogroep noordelijk om de verwoeste huizen langs den weg naar bedoelde kade teneinde aldaar een verdedigende stelling in te nemen. Aanvankelijk gingen wij per rijwiel (rijwielen lagen voor het grijpen).
Komende van den westelijken uitgang van de stad lieten wij de rijwielen achter op het plein voor een garage. Op dat moment kwam uit de richting Elst de Luitenant-Kolonel Dr. Smit (van wien ik wist, dat hij kantonnementscommandant was geweest te Druten).
De overste stuitte bij zijn aankomst op een aantal soldaten (circa 70), die doelloos rondliepen en zonder leiding waren. De overste sprak hen toe, en zeide, dat hij de schande niet kon verdragen, dat manschappen van zijn regiment terugtrokken en dat hij hen zou aanvoeren en in hun stelling terugbrengen. Hij verzocht den Eskadronscommandant zich bij hem aan te sluiten, waarop deze te kennen gaf, dat hij een andere opdracht had en bezig was een onderdeel van zijn eskadron in een nieuwe stelling te brengen overeenkomstig aanwijzingen, gegeven door den Chef Staf IVe Divisie.
Voorts gaf hij den overste den raad noordelijk om de stad binnen te gaan in verband met de verwoestingen aan de westelijke uitgang van Rhenen. De overste vertrok daarop met zijn menschen in Noordoostelijke richting.
Een aantal van deze menschen kwam zeer spoedig terug, toen een projectiel insloeg bij de westelijke ingang van de stad. De Eskadronscommandant bracht vervolgens de Commandogroep en mijn peloton in een open stelling achter een kleine kade, die naar het pontveer leidde.
Reeds zeer kort daarop kwam deze opstelling onder artillerievuur.
De Eskadronscommandant meende, naar hij zeide, dat van den Cuneratoren uit seinen werden gegeven omtrent onze stelling. Hij beschoot met een mitrailleur den toren, zonder verder resultaat.
Daarop kwam de 1e Luitenant Jonkheer van Riemsdijk van 6-4 R.H. bij den Eskadronscommandant en berichtte, dat de vijand noordelijk van de stad doorgedrongen was en dat Commandant 4 R.H. dreigde gevangen te worden genomen op zijn commandopost.
De Eskadronscommandant zond daarop aan de voorpelotons opdracht terug te trekken en te verzamelen westrand Rhenen. Hij leidde de Commandogroep en mijn peloton daarheen en eenigen tijd later voegde zich het 3e peloton bij ons (kornet Dudok van Heel). De Eskadronscommandant zeide, dat hij te samen met den 1e Luitenant Jonkheer van Riemsdijk den Commandopost van Commandant 4 R.H. zou beschermen en diens gevangenneming verijdelen. Terwijl de artillerieprojectielen rondom insloegen, ging het tegen de heuvels op. Commandant 4 R.H. bleek zoo juist zijn Commandopost te hebben verlaten. Hierop ging het naar een kruispunt van landwegen ten noorden van Rhenen, waar wij Commandant 4 R.H. aantroffen. Deze gaf een nieuwe opdracht: beveilig met 3-4 R.H. in noordoostelijke richting mijn Mitrailleureskadron bij Remmerdensche heide.
Aldaar kreeg ik na eenigen tijd opdracht een patrouille te rijden met eenige goede mannen en te verkennen in de richting Rhenen en te trachten ons oude stellinggebied te bereiken, om te zien, wat daar van den vijand waar te nemen was. Op weg daarheen kwam ik den 1e Luitenant J.H.C. Valckenier Kips tegen, die zeide, dat hij terug had moeten trekken, wijl hij zich niet meer aangeleund voelde en gebrek aan munitie begon te krijgen.
Bij Rhenen aankomende, werd ik van den westrand van de stad met mitrailleurvuur ontvangen. Doorgaan bleek niet mogelijk. Van enkele ontsnapte krijgsgevangenen, die vluchtten, vernam ik nog, dat Rhenen bezet was door den vijand. Ik meldde dit aan den Eskadronscommandant.
Vervolgens werd tegen ongeveer 21.00 uur een reserve-opstelling te Elst ingenomen en te 24.00 uur kregen wij opdracht met 4 R.H. te marscheeren naar Leersum. Hierbij was mijn peloton voorhoede van het eskadron.
Van hier werd op 14 Mei te 5.30 uur gemarscheerd naar Utrecht, waarbij mijn peloton de rugdekking vormde voor het eskadron.
Te ongeveer 8.30 uur sloten wij op de Maliebaan te Utrecht aan bij 4 R.H.
Opgemaakt 21 Februari 1941.
Reserve 1e Luitenant J.A. Baron de Vos van Steenwijk,
Commandant 1-3-4 R.H.
|