Verslag van reserve-tweede luitenant P. Suilen
Relaas van de gebeurtenissen van 11 t/m 14 Mei 1940 van de 2e sectie
van 2-II-19 R.I.
-----------------------------------------------------------------------------------
11 Mei 1940. | Te ongeveer 21.00 uur werd ik ontboden bij Commandant II-19 R.I. welke zich toen bevond op het Gemeentehuis te Rhenen. |
Opdracht: | Begeeft U met Uw sectie en met de sectie van den Vaandrig Menzo (respectievelijk 2e en 1e sectie van 2-II-19 R.I.) naar de Grebbesluis, vervolgens langs Grebbedijk totdat U gekomen bent ter hoogte van boerderij Noda (gelegen aan straatweg Grebbe - Wageningen en ter hoogte kilometerpaal 0.9). De Duitsche troepen, sterkte onbekend, bevinden zich aldaar. U zult een flankaanval doen met zooveel elan dat het lijkt of de aanval uit Zuidelijke richting komt. Onderwijl zal het Bataljon een aanval in front doen, den vijand verdrijven en de voorposten weer bezetten. |
Uitvoering: | De twee sectie's onder mijn bevel begaven zich per rijwiel aan het hoofd van het Bataljon in de richting Grebbe. Ter hoogte van Ouwehands Dierenpark werden we van de voorzijde beschoten. We lieten de fietsen daar ter plaatse achter en gingen in colonne aan de rechterzijde van den weg verder. Ter hoogte van de stoplijn gekomen werden we beschoten van links. Nadat Commandant II-19 R.I. daar de noodige inlichtingen gegeven heeft, gingen we weer verder. Even later werd gasalarm gemaakt. De gasmaskers werden opgezet. Daar dit mij zeer onwaarschijnlijk voorkwam snuffelde ik even en geef, daar niets dan kruitdamp te ruiken is, bevel de gasmaskers weer op (af?) te zetten. Bij de Grebbesluis gekomen, verspreidde ik de twee sectie's rondom de daar aanwezige kazemat en bij de zandzakken die daar lagen. De bezetting van de kazemat kwam naar buiten en riep: "Wie daar?", waarop de soldaat G. Nijentap zich even oprichtte en in plaats van het wachtwoord zei: "Vriend". Er klinken twee pistoolschoten en Nijentap was dood. Nadat ik naar de plaats gekropen was, het wachtwoord gezegd had, kon ik de situatie uiteenzetten. Het lijk werd achter de kazemat gelegd. Ik gaf den Vaandrig Menzo opdracht om met zijn sectie als eerste over de sluisbalken te kruipen. Nadat ongeveer twee groepen van hem over de sluis waren, kwam Commandant 1-II-19 R.I. naar me toe met de mededeeling dat de aanval niet doorging. Ik ben daarop persoonlijk naar Commandant II-19 R.I. gegaan, die zich op dat moment bevond in de portiek van Hotel "De Grebbe" en kreeg van hem de opdracht terug te trekken. Ik ben toen persoonlijk over de sluis gekropen en de groepen welke reeds aan de overzijde waren teruggehaald. Daarna zijn wij naar onze alarmkwartieren te Rhenen teruggegaan. In de loop van de ochtend van 12 Mei kreeg mijn Compagniescommandant een bijzondere opdracht van Commandant IVe Divisie zoodat reserve 1e Luitenant v.d. Leeuw Compagniescommandant werd. |
12 Mei 1940. | Te ongeveer 15.00 uur (de plaatsvervangend Compagniescommandant was toen bij Commandant II-19 R.I.) kreeg ik van Kapitein van Buuren van de Staf der IVe Divisie opdracht een straatgevecht te leveren daar de Duitschers bij het viaduct zouden komen. Ik verspreidde daartoe de compagnie als volgt: twee sectie's weg langs Pompstation Waterleiding een sectie op, en rechts en links van de Heerenstraat een sectie langs Achterbergsche Weg. Een stuk pag. van 8 R.I. wat terugtrok heb ik opdracht gegeven stelling te nemen nabij Gemeentehuis. Intusschen was het commando van de Compagnie weer overgenomen door den reserve 1e Luitenant K.L. v.d. Leeuw. Wij zijn daar in stelling blijven liggen tot ongeveer 19.00 uur toen de Compagnie opdracht kreeg de eigen stelling in het vak der Divisiereserve te bezetten. Als Commandant van de 2e sectie kreeg ik opdracht met veiligheidsmaatregelen langs de Achterbergsche weg naar mijn opstelling te gaan. Na de rijwielen in den boschrand nabij de begraafplaats opgeborgen te hebben werd mijn stelling bezet. Na de uitkijk en piketdienst geregeld te hebben nam ik verband op met de sectie Mortieren van 8 van 8 R.I. gelegen bij mijn stelling. Ik nam verder verband op met een sergeant der genie die mij inlichtte over de ligging van het mijnenveld bij kp. 25 spoorlijn Rhenen - Veenendaal. Deze inlichtingen heb ik doorgegeven aan Commandant 2-II-19 R.I. Gedurende de nacht kwamen verschillende vluchtelingen in mijn stelling, van 8, 11 en 24 R.I. die ik op bevel van mijn Compagniescommandant in mijn sectie heb opgenomen. Behalve eenig verontrustend vuur der vijandelijke artillerie, o.a. eenige granaatkartetsen, gebeurde niets. In de loop van de morgen zijn munitie en handgranaten verstrekt vanuit commandopost Compagniescommandant. Daar de keuken in de stelling, door mij onbekende oorzaak, niet bezet was, kregen wij geen aanvoer van eten en drinken en daar ook de vierdaagsche noodvoorraad niet in de stelling aanwezig was, waren wij uitsluitend op ons noodrantsoen en water aangewezen. Te plus-minus 12.00 uur ontdekte ik in den boschrand nabij Levendaalscheweg vk. 168-441 vier Duitsche motor-rijtuigen, ik heb dit gemeld aan de Compagniescommandant. Te ongeveer 14.30 uur, gebeurde, wat bereids in het rapport d.d. 8 Juni, naar aanleiding schrijven Commandant Veldleger d.d. 31 Mei 1940. sectie I-1 No. I Z.G. vermeld werd. In de boschrand, Oost van de spoorlijn Rhenen - Veenendaal vk. 168-441 werden op bepaalde tijden lichtseinen gegeven, waarop de vijandelijke artillerie naar voren verlegd werd. Te ongeveer 15.00 uur verschenen boven het stellingsgedeelte der Divisie reserve ongeveer 12 Duitsche bommenwerpers, die onze stellingen bombardeerden. In het steunpunt, waarin ik op dat moment aanwezig was, is door een mitrailleur op de vliegtuigen geschoten. Drie bommen sloegen nabij het steunpunt in (ongeveer 25 meter rechts achter). Door den zand en scherven regen werden de geweren, welke op de borstwering lagen, onklaar. De vliegtuigen kwamen ten tweede male terug en wierpen toen zes bommen uit op ongeveer 75 meter links in en nabij de spoorbaan. Nadat de vliegtuigen verdwenen waren, constateerde ik dat in de sectie geen verliezen waren. Ik gaf opdracht de mitrailleuren en geweren, welke onklaar waren, schietvaardig te maken. Te ongeveer 16.00 uur kwam een ordonnans van mijn linkergroep bij mij met de mededeeling dat er van de 4e sectie manschappen wegtrokken. Ik zei tegen hun: "Jullie blijven totdat ik beveel geef om terug te trekken". Ik stuurde daarop een korporaal en een ordonnans naar den Compagniescommandant om hem mede te delen dat er onderdeelen terugtrokken en om nadere orders. Toen na ongeveer één uur de ordonnans nog niet terug was stuurde ik een andere korporaal en één man rechtstreeks naar de commandopost van de Bataljonscommandant. Na ongeveer 20 minuten kwam deze terug waarop ook de ordonnans, welke bij de Compagniescommandant was, terug kwam. Beiden verklaarden ze dat de geheele stelling der Divisie reserve verlaten was en dat geweren en mitrailleurs en munitie in groote wanorde waren achtergelaten. Ik ben toen persoonlijk verband op gaan nemen met de sectie waarvan ik rechts was aangeleund (van 8 R.I.). Deze stelling was ook geheel verlaten. Toen ik dus geconstateerd had dat ik met mijn sectie nog geheel alleen in het vak der Divisie reserve aanwezig was, gaf ik te 17.30 uur bevel alle wapenen en munitie mede te nemen benevens alle dekens, de rijwielen te nemen en terug te trekken in de richting "Koerheuvel". Ik ben toen, daar ik de toestand in Rhenen niet kon beoordelen, door de bosschen terug getrokken naar Amerongen, om daar bij de Commandant IVe Divisie nadere orders te vernemen. Daar aangekomen bij de viersprong in vk. 160-445 vernam ik van een dirigerend Officier van Gezondheid 3e Klasse dat de Divisiecommandant zoo juist vertrokken was en dat ik mij kon begeven naar Wijk-bij-Duurstede. Aldaar aangekomen heb ik mij gemeld bij den Burgemeester en gevraagd naar den militairen commandant daar ter plaatse. Daar er aanvankelijk nog niemand aanwezig was heb ik eerst gezorgd voor brood en koffie voor de soldaten. Toen er I-8 R.A. aankwam heb ik mij gemeld bij Majoor v.d. Wiel, Afdeelingscommandant. Deze gaf mij de raad via den Burgemeester de Commandant IVe Divisie te telegraferen voor nadere orders. De Burgemeester nam het telegram echter niet aan en deelde mij mede dat de sluis over ongeveer een half uur opgeblazen zou worden en dus moest zorgen dat ik daar over kwam. Ik ben toen met mijn sectie naar Vreeswijk gegaan waar ik Dinsdag-morgen te 2.30 uur aankwam. Van een Officier kwartiermaker aldaar werd mij de Gereformeerde Kerk als rustplaats aangewezen. Te plus-minus 8.00 uur heb ik mij toen gemeld op het bureau van den Commandant Brigade B. De Kapitein La Gondelier deelde mij mede dat 19 R.I. op fort Hondswijk (moet zijn: Honswijk) was maar afgelost werd door II (of 11) G.B. en dan naar IJsselstein zou gaan, ik kon dan in Vreeswijk aansluiten. Toen ik te ongeveer 12.00 uur nog niemand gezien had heb ik een ordonnans naar fort Hondswijk gestuurd om nadere bevelen te ontvangen. Ik kreeg bevel om mij te IJsselstein te melden bij Commandant I-19 R.I. te IJsselstein. Ik heb toen een ordonnans naar IJsselstein gestuurd om mede te delen dat ik met ongeveer 30 man na zonsondergang uit Vreeswijk vertrok. Te ongeveer 18.00 uur werd ik bij Commandant Brigade B. ontboden die mij de capitulatie mededeelde. |
Aldus naar waarheid opgemaakt te Elst (Utrecht) op de 10e Juni 1940.
Commandant 2e Sectie 2-II-19 R.I.
Reserve 2e Luitenant,
(get.) P. Suilen.
|