Verslag van sergeant-majoor-instructeur G.Th. van Mierlo

Onderwerp:
Verrichtingen tijdens
Oorlogsdagen
9 - 15 Mei 1940
S.M.I. G.Th. van Mierlo

Nijmegen, Januari 1941.

    Het IIIe Bataljon van het 11e Regiment Infanterie was gelegerd te Amerongen en ik was sectie-commandant bij de Mitrailleurcompagnie (M.C.) van dat bataljon. De Bataljonscommandant was Majoor v.d. Ploeg, commandant M.C. de reserve Kapitein H.J.H. Steenbergen, terwijl ik als stukscommandanten had, de dienstplichtigen sergeanten F.L. Snijders, H. Hamming en G.W. Sloot. Sergeant afstandmeter was dienstplichtig sergeant H. Bakker.

    Op den 10e Mei werd ik 's morgens omstreeks 4.00 uur in mijn kwartier gewekt door geronk van vliegtuigmotoren. Toen ik uit het raam keek was de lucht gevuld met vliegtuigen. Ik kleedde mij aan en ging mij overtuigen wat er aan de hand was. Naast mijn kwartier, hetwelk gelegen was aan de Rijksstraatweg, was een open veld en daar was een sectie van de compagnie reeds bezig mitrailleurs op te stellen voor luchtafweer. Ik meldde mij bij de Compagniescommandant, welke hierbij tegenwoordig was, en deze gaf mij opdracht om de burgerbevolking, welke zich nieuwsgierig op den straatweg bevonden, te verwijderen omdat het aanwezig zijn daarvan te gevaarlijk was, en daarna nadere orders af te wachten. In den loop van den morgen is de M.C. met het bataljon op marsch gegaan naar Leersum om op het terrein van Kasteel "Broekhuizen" een afwachtende houding aan te nemen. (Het bataljon was namelijk Legerkorps reserve.) Daar kreeg ik van de Compagniescommandant opdracht de sectie op te stellen voor luchtafweer en er werd door de sectie mitrailleurs dien dag verschillende malen het vuur geopend op vliegtuigen. Toen de duisternis was ingevallen konden we ons gekleed ter ruste begeven in het koetshuis van het kasteel.

    De volgende morgen 11 Mei moest de sectie weder opgesteld worden voor luchtafweer. Ook dien dag is een enkele maal het vuur geopend op vliegtuigen en des avonds konden we ons wederom gekleed ter ruste begeven in het koetshuis. De mitrailleurs werden gedurende de nacht bewaakt door posten.

    Op den 12e Mei werden we 's morgens ongeveer half drie gewekt en werd ons meegedeeld dat we ons moesten verzamelen in de laan naar het kasteel om van daar uit met den meesten spoed vervoerd te worden, o.a. mitrailleur en patroonkarren per auto's en overigen voor zoover mogelijk per rijwiel, in de richting Rhenen. In Remmerden, (een gehucht ongeveer 3 kilometer ten Noordwesten van Rhenen gelegen), aangekomen werd het bataljon, minus anderhalve tirailleurcompagnie, opgesteld en naar Rhenen gemarcheerd alwaar op het terrein van de watertoren "Koerheuvel" werd halt gehouden en we dekking zochten in de zandafgravingen van het terrein omdat, zooals we hoorden, de Koerheuvel onder artillerie vuur lag. Later op den morgen plm. 11 uur werd de M.C. ondergebracht in woonhuizen te Rhenen en ongeveer 1 uur later kreeg ik opdracht met de sectie mitrailleurs stelling te nemen aan de weg naar het veer, Zuid van de kerk Rhenen. Op deze plaats is door mij geen vuur geopend. Tegen ongeveer 3 uur kreeg ik van mijn Compagniescommandant te hooren dat we naar voren, richting Wageningen, zouden gaan. Ik heb mij toen bij het overige gedeelte van de compagnie gevoegd welke reeds aanwezig was bij het viaduct nabij station Rhenen. We gingen de straatweg over, o.a. bataljonsstaf + mitrailleur compagnie, tot ongeveer bij Ouwehands Dierenpark waar 3 sectiën van de M.C. een opdracht kregen en ik met de sectie nog verder naar voren zou gaan. De Majoor v.d. Ploeg was bij mij, toen we met de sectie op ongeveer 300 meter van de Grebbeberg gekomen, plotseling onder vuur werden genomen en Majoor v.d. Ploeg aan z'n been of voet werd verwond. Onmiddellijk werd door de sectie dekking gezocht links en rechts van de weg en werd getracht het vuur te openen maar het vijandelijk vuur was zoo hevig dat geen hand aan de mitrailleurs kon worden uitgestoken en een patroonkar in brand werd geschoten. Toen het vuur minder hevig werd heb ik het vuur laten openen totdat de duisternis begon in te vallen. Ik was met de sectie alleen en zag aankomen dat we omsingeld zouden worden als we daar zouden blijven. Ik heb daarom de luitenant-adjudant van het bataljon, welke ik toevallig in het bosch rechts van mij zag, gevraagd om terug te trekken welke daarin toestemde. Ik ben toen teruggetrokken tot nabij Ouwehands Dierenpark alwaar ik mijn Compagniescommandant trof. Hier kreeg ik opdracht de compagnie in de rug te beschermen. Later in den avond, het kan misschien wel middernacht geweest zijn, trokken de tirailleurs welke hier ook aanwezig waren terug. Ik probeerde verbinding te krijgen met mijn Compagniescommandant maar dit was, in de duisternis, niet mogelijk en zooals later bleek was het gedeelte van de compagnie, wat voor mij zat, reeds gevangen genomen. Ik besloot toen ook terug te trekken tot over het viaduct te Rhenen en in de duisternis was ik al mijn menschen van de sectie kwijt geraakt. Dit kwam ook grootendeels omdat het viaduct onder eigen mitrailleurvuur lag. Met groote moeite is het mij gelukt over het viaduct heen te komen. Toen de dag was aangebroken heb ik voor zoover dit mogelijk was, de menschen van de M.C. bij elkander gezocht en toen heb ik mij in verbinding gesteld met de luitenants Piet en v.d. Bogaard dien ik toen in Rhenen trof. Deze beide officieren waren van 2-III-11 R.I. We zijn toen terug gegaan tot nabij Remmerden en hebben daar stelling genomen vanaf de straatweg naar Rhenen tot aan de Rijn. In den namiddag moesten we nog verder terugtrekken en zijn toen gegaan tot Elst - Amerongen. Hier ben ik de luitenants Piet en Van den Bogaard kwijt geraakt en zooals later bleek waren deze met hun manschappen meer in Noordelijke richting gegaan om de rest van hun onderdeel op te zoeken. Omstreeks 7.00 uur op den 13e Mei kregen we bevel van een Majoor om terug te trekken achter de Waterlinie. Ik heb toen de sergeant Bakker nog nader laten informeeren naar dit bevel en kreeg toen de opdracht dat ik terug kon trekken mits dit ordelijk ging. Op dit punt waren zoo enorm veel manschappen en voertuigen bijeen dat de poging, om de luitenants Piet en v.d. Bogaard terug te vinden, faalde. Ik besloot toen met de manschappen, welke ik van onze M.C. bijeen had, terug te gaan. In Leersum trof ik een luitenant van de Staf IVe Divisie en heb hem toen gevraagd naar welke plaats in de Waterlinie ik mij terug moest trekken waarop deze mij ten antwoord gaf: "Gaat in de richting Vianen terug". In Utrecht aangekomen heb ik aan een persoon van de militaire politie, welke daar het verkeer regelde, gevraagd naar de verblijfplaats IIe Legerkorps en deze heeft mij toen als plaats waarheen ik mij moest begeven, IJsselsteijn aangegeven. In IJsselsteijn aangekomen, het was toen reeds heel laat in den nacht, heb ik de manschappen ondergebracht in een danszaal en ben toen zelf op onderzoek uitgegaan. Hier kwam ik te weten dat de Staf IVe Divisie in het gemeentehuis in IJsselsteijn verblijf hield en heb mij toen daarheen begeven. Hier werd mij meegedeeld, dat ik mij in den morgen van 14 Mei naar Vreeswijk moest begeven hetwelk ik toen heb gedaan.

    In Vreeswijk aangekomen, hoorde ik dat de overige onderdeelen van III-11 R.I. daar ook aanwezig waren en heb mij toen daarmee in verbinding gesteld. Ik kreeg van de Luitenant Piet, welke ik daar ook weer trof, opdracht nadere bevelen af te wachten. In den namiddag kwam het bericht van de kapitulatie af en dat ik van de M.C. de wapenen en munitie in moest nemen. Dit heb ik gedaan en in een afgesloten ruimte opgeborgen en er een post bij geplaatst. De volgende dag 15 Mei heb ik de wapenen en munitie overgedragen aan de Luitenant Piet welke voor het wegvoeren daarvan heeft zorg gedragen.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 3.42 MB)