Verslag van wachtmeester Jhr.Dr. P. Beelaerts van Blokland

Afschrift.

 

's Gravenhage, 4 Juli 1940.
Korte Vijverberg 7.
Particulier adres: Parkstraat 89 a.

    Hooggeachte Heer Hamming,

    Hierbij veroorloof ik mij U het getikte relaas aan te bieden. Het is niet aan mij om een oordeel over mijn bevelhebbers uit te spreken.
    Hier ter stede kunt U Luitenant GOEDEL, bij de posterijen, luitenant WESTBROEK, kruidenier en Kapitein VORSTMAN als getuigen hooren. Laatstgenoemde bleef alleen, tijdens vuur bij het laatste stuk, totdat het gehaald kon worden, gewacht.
    Mocht U nog nadere inlichtingen wenschen, zoo ben ik gaarne bereid die ten allen tijde te geven.
    Inmiddels teeken ik mij met de meeste hoogachting

Uw zeer dw.dr.
(get) Jhr. Dr. P. BEELAERTS VAN BLOKLAND.


EENIGE OORLOGSHERINNERINGEN VAN Jhr. Dr. P. BEELAERTS VAN BLOKLAND DIE
ALS WACHTMEESTER STAF - II - 19 R.A. OP DE GREBBEBERG STOND.

--------------------------------

    Op schrift gesteld en op diens verzoek aangeboden aan Kapitein HAMMING op de Inspectie der Artillerie te 's Gravenhage.

--------------------------------

    De IIe Afdeeling van het 19 R.A. was gemobiliseerd te Schoonhoven, vandaar naar Utrecht getrokken en tenslotte overgeplaatst naar Leersum, terwijl de stellingen die bij laatstgenoemde standplaats behoorden op de Grebbeberg lagen.

    Vrijdag.
    Den eersten dag des morgens omstreeks 5.30 uur meldde ik mij op de stelling, daar ik met ziekteverlof te Heelsum vertoefde.
    Den eersten avond onder vuur gekomen. De Duitschers strooiden een storend vuur, versnelde brisantgranaten omstreeks 15 cm.

    Zaterdagmorgen hebben wij gevuurd op de uitkijkpost in de kerk te Wageningen (uitgevoerd door le Luitenant H. VAN DEN BRIEL candidaat notaris bij Notaris BOELEN te Amsterdam). De order er toe kwam van het L.K.A.C. (Legerkorpsartilleriecommando). Ik weet niet welke kerk hierin genoemd werd.
    In den nacht werd reeds vuur afgegeven volgens voorbereide orders, maar er waren moeilijkheden, omdat de vuren waren vastgesteld voor krombaangeschut, dat voordien ter plaatse had gestaan, maar nu door 12 lang staal moeilijk kon worden uitgevoerd.
    In den nacht van Zaterdag zijn eigen troepen met de witte vlag voorop langs de straatweg teruggetrokken (Huzaren, wielrijders en infanterie). Het was niet duidelijk waarom deze met de witte vlag bleven loopen binnen de eigen linies, en dit gedrag gaf voedsel aan defaitistische geruchten van "men trekt terug" en dergelijke.
    Na de komst van een motorordonnans liep toen ook het gerucht, dat we terug zouden trekken en maakten we er ons gereed voor.

    Des Zondags werd Rhenen in elkaar geschoten, braken branden uit en hadden we vooral des middags van artillerievuur te lijden.
    Er waren stukken van verschillend kaliber die ons tot doel hadden en le Luitenant Ir. H.A. KLOOSTERMAN verzamelde scherven om het kaliber te kunnen vaststellen.
    Doordat we in de onderkomens vluchtten en er met versnelde projectielen geschoten werd zag ik geen slachtoffers bij ons eigen onderdeel.
    Tusschendoor werd door ons zelf gevuurd.
    Inmiddels waren er door Luitenant KLOOSTERMAN auto's van VAN GEND EN LOOS gevorderd. Deze waren echter niet bij de stelling. Toen dan ook in den middag de terugtocht onder storingsvuur werd gelast werd er gebruik gemaakt van geleende trado's en auto's van andere onderdeelen.
    Van de achterste batterij werd een stuk vernield door het vuur der Duitschers, overigens wist Kapitein VORSTMAN (2e Batterij) zijn stukken te redden.
    De voorste batterij (1e) onder leiding van Kapitein BURGERS vernielde de stukken die niet mede genomen konden worden.
    De Rijnbatterij stond onder mitrailleurvuur, zoodat de stukken niet werden vernietigd.
    Teruggetrokken werd op de steenfabrieken te Remmerden. Op de Koerheuvel of daaromtrent stond onze keukentrein.
    De munitie is nergens vernietigd.
    In Remmerden werd ik achtergelaten met de order van Kapitein VAN EXTER van de Rijnbatterij - de Majoor DE GROOT was al vooruit getrokken - om alles te verzamelen en door te zenden naar Zuilestein.
    Na eenige oogenblikken kwam echter een contra order van den Kapitein, overgebracht door een man van zijn eigen batterij, dat ik mij onmiddellijk naar den Regimentscommandant moest begeven en melden dat er op Zuilestein en niet op Remmerden werd teruggetrokken. Op mijn particuliere motor reed ik derhalve naar Leersum en berichtte Overste ENKLAAR. Inmiddels arriveerden aldaar ook de Afdeelingscommandant en Kapitein VAN EXTER.
    Op het bureau van den Overste vernam ik, dat onze verplegingsofficier Luitenant VAN RULER was gevangen genomen verdacht van heulen met den vijand.
    Daar ik onder dezen Luitenant heb gewerkt bij de administratie leek mij dit na hetgeen ik van ZWEG wist niet juist.
    Mogelijk is hij echter door anderen gebruikt om inlichtingen te verkrijgen. Hij ging veel uit, was een snob, niet bijster begaafd en werd door velen niet vertrouwd (sub roza).
    Bij den terugtocht uit Rhenen werden wij daar ter plaatse van alle kanten onder vuur genomen. Parachutisten kunnen het moeilijk geweest zijn, want dan hadden wij ze moeten zien neerkomen.
    Er waren ook burgers bij die ik voor NSB'ers heb gehouden en er was voortdurend sprake van verraad. Wat er werd neergeschoten werd niet gefouilleerd, daarvoor ontbrak het aan tijd en gelegenheid, aangezien er voortdurend gevuurd werd.
    Voor Leersum stond Kapitein GREETER met een pistool en joeg wat vluchtte terug met het plan zoo een infanterie-aanval te organiseeren op de eventueel achtervolgende Duitschers. Deze beweging liep op niets uit, vergrootte de verwarring.
    Vanuit Leersum gaf Majoor DE GROOT order opnieuw een stelling te verkennen en die met de overgebleven stukken te bezetten.
    Kapitein VORSTMAN werd hiervoor aangewezen.
    Als motorordonnans ging ik mede.
    We kwamen tot voor Rhenen. Aangezien er toen weer Hollandsche troepen naar het Oosten trokken werd ik er op uitgezonden te zien of er al Duitschers waren in onze oude stellingen. Ik reed door het stadje, werd van alle kanten zonder succes onder vuur genomen, liet mijn motor voor het viaduct staan, liep de berg op en drong tot de ingang van het dierenpark door, zonder een vijand gezien te hebben.
    Wel werd er veel en van alle kanten geschoten.
    Toen ik wilde terugkeeren om mijn bevindingen te melden, trok ook de infanterie terug, zonder officier.
    We werden toen onder vuur genomen door burgers met naar ik meen drie mitrailleurs van de andere zijde van het ravijn, waarin de spoor loopt. Met drie man braken we door en schoten de bediening weg en op de vlucht.
    Deze riep: "Ze komen erdoor, we zijn verloren" etc.
    Het waren dus Nederlanders in burger.
    Een sergeant van de infanterie, naar ik meen heette hij VAN DER LAAN, was hierbij, overigens kende ik er niemand bij name van.
    Per motor reed ik door naar Remmerden, de stelling werd er uitgezocht, of misschien was het al in Elst. Hier kwam men later ook met de stukken staan, nadat ook hiervan den volgenden dag werd teruggetrokken zooals hieronder vermeld zal worden werden ook deze stuken onklaar gemaakt, zoodat er bij de overgave geen stuk meer tot onze beschikking was.
    Des avonds sliepen we te Leersum in onze oude kwartieren, behalve zij die met Kapitein VORSTMAN de nieuwe stelling betrokken hadden.

    Maandagmorgen schijnt er op parachutisten gejaagd te zijn. Zelf nam ik er niet aan deel. Om 13.00 uur kwam er order om met de auto's naar Rhenen te gaan, de stad te zuiveren en onze stukken terug te veroveren. Voor het begin van de expeditie sprak de Luitenant MERKUS (Secr. Landst. Comm. Limburg) de troep toe en zeide wat het doel was.
    Door een ordeloos vluchtende massa van alle wapens, waartusschen zich burgers uit Elst en omstreken bevonden, reden we - ik was chauffeur van de derde wagen - tot waar de nieuwe verkeersweg naar Tiel afbuigt.
    Hier deelde Luitenant KLOOSTERMAN ons mede, dat het niet meer noodig was. Ik nam een deel van de manschappen van de nieuwe stelling mede, die hun stukken vernietigd hadden en we keerden om vijf uur te Leersum terug.
    Dien avond om zes uur trokken we af met de auto's naar Utrecht op het bevel aan het veldleger zich binnen de Waterlinie terug te trekken. Over Driebergen kwamen we in den nacht te Utrecht.
    Hier kreeg ik opdracht voor de HOJEL kazerne te gaan staan en al onze menschen die op eigen gelegenheid terug trokken door te zenden naar Vleuten.
    Omstreeks twee uur in den nacht vatte ik het plan op ook terug te gaan. Er werd geschoten. Ik schoot een gevonden pistool leeg voor de Veldkazerne aan de Leidsche straat en reed in de mist naar Vleuten.

    Dinsdag sliep ik bij burgers te Vleuten. Den volgenden morgen om vijf uur kreeg ik order benzine uit te geven aan onze wagens. We bleven dien dag te Vleuten en ik reed als ordonnans naar Zeist, Linschoten, IJsselstein en Montfoort.
    Des avonds circuleerde het bericht van de overgave.
    Luitenant VAN RULER vond een geheime radiozender, welk geval door de Militaire politie werd behandeld.
    Tot een uur 's nachts werd er over het al dan niet waar zijn van het gerucht van overgave gediscussieerd. Wij waren uit onze organisatie los komen te staan, de keukentrein was weg en huzaren schoten uit het bosch van Haarzuilen op alles wat op de weg liep.
    Den volgenden morgen, Woensdag, ben ik, toen er bekend werd dat Zeeland doorvocht, er op de motor op uitgegaan.
    Verder dan Rotterdam kwam ik niet en via Delft, waar de Duitschers mij van mijn motor, die particulier eigendom was, beroofden, kwam ik in de residentie, alwaar ik mij meldde bij de Frederikskazerne en op het Roode Kruis op de Zwarte weg tenteneinde te doen wat mogelijk was.

Aldus naar waarheid verteld en opgeteekend.

's Gravenhage vier Juli 1940.

get. BEELAERTS VAN BLOKLAND
Wachtmeester Verbindingsdienst Staf - II - 19 R.A.

 

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 352.53 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 2.40 MB)