Veteranen Grebbeberg willen eer terug
Oud-militairen eisten gisteren in kort geding dat grievende passages uit
een tien jaar oud boek over de meidagen van 1940 worden aangepast
Door onze redacteuren Michel Kerres en Bram Pols
DEN HAAG, 13 december. Voor oorlogsveteraan Wim Jagtenberg, 85, is het duidelijk. Een boek over de meidagen 1940 is grievend omdat het hem en zijn medestrijders op één lijn plaatst met de SS-troepen die de Grebbeberg veroverden. Naast de Duitsers, stelt het boek, zouden ook de Nederlanders in die dagen het toen geldende oorlogsrecht geschonden hebben. Teksten van die strekking zijn onjuist, meent Jagtenberg. De Nederlandse slachtoffers van toen verdienen een betere behandeling, Nederlanders van nu hebben recht op een waarheidsgetrouw beeld van de verschrikkingen van destijds.
Voor de historici prof.dr. H. Amersfoort en drs. P.H. Kamphuis, die onder auspiciën van de Sectie Militaire Geschiedenis van het ministerie van Defensie onderzoek deden naar de gebeurtenissen uit mei 1940, is het ook duidelijk. Ook Nederlanders schonden destijds het oorlogsrecht en Duitse schendingen van het oorlogsrecht waren niet systematisch of vooropgezet. De met gedegen academisch onderzoek onderbouwde stelling komt hard aan bij oud-militairen. "Het is pijnlijk gezien de verschrikkelijke ervaringen van de militairen", zegt Kamphuis in een toelichting, "Maar er bestaat geen schone oorlog."
In 1990 verscheen het omstreden boek Mei 1940, De strijd op Nederlands grondgebied, dat slechts zeer ten dele is gewijd aan de schendingen van het oorlogsrecht. Daarin staat onder andere de zin:
"Verder zijn ook bij Nederlandse militairen wel daden aanwijsbaar die, achteraf gezien, de strenge toets van het oorlogsrecht niet kunnen doorstaan." Sindsdien staan oudgedienden en historici tegenover elkaar.
De militairen verzamelden ooggetuigenverslagen die het ongelijk van de historici moesten aantonen. Ze schreven een brochure om hun visie wereldkundig te maken: Geschiedvervalsing over de meidagen van 1940. De academici kunnen hun stellingen niet onderbouwen en dan mogen ze die grievende stellingen ook niet zomaar verkondigen, betogen zij.
De twee partijen hebben sinds het verschijnen van het omstreden boek geregeld contact gehad. Mondeling en schriftelijk. Maar liefst 34 stukken werden uitgewisseld. Op een aantal punten zijn de academici de militairen tegemoetgekomen.
Vrij snel na de publicatie bleek dat één voorval van vermeende schending van oorlogsrecht niet onomstotelijk te bewijzen valt. Het gaat om de lotgevallen van soldaat G. Migchelbrink die door de Duitsers werd geëxecuteerd omdat hij na zich te hebben overgegeven alsnog op de vijand zou hebben geschoten. De broer van Migchelbrink toonde aan dat de getuigenverklaring waarop de academici zich baseerden niet strookte met andere verklaringen. De academici zeiden toe dat in een herdruk te zullen corrigeren.
In een tweede druk zouden ze ook nog eens onderstrepen dat er géén sprake is van een gelijkstelling tussen de handelingen van Nederlandse en Duitse soldaten. "We hebben ze niet op één lijn gesteld, we wilden dat ook niet en we hebben gezegd dat in een tweede druk ook duidelijk te maken", aldus Amersfoort.
Voor de oud-militairen waren de argumenten en toezeggingen van de historici niet overtuigend. De rechter moest de gewraakte passages uit het boek maar verbieden. Maar de eerste druk van het boek is al tien jaar oud en al zeven jaar uitverkocht. De tekst van de tweede druk, die volgend jaar moet verschijnen, is nog niet gereed. Gisteren eisten de oud-militairen dan ook in kort geding dat er een rectificatie komt van de eerste druk, op straffe van een dwangsom van 50.000 gulden per week. Daarnaast willen ze een preventief verbod op herhaling van de gewraakte passages in de tweede druk.
Mr. H.J. Boukema, advocaat voor Defensie en de historici, betoogde dat het wetenschappelijke werk valt binnen de vrijheid van meningsuiting, zoals geformuleerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In een democratische samenleving zijn ook meningen die sommige bevolkingsdelen grieven of schokken toegelaten, stelde hij. De eisen komen dan ook neer op een ontoelaatbare inperking van de vrijheid van meningsuiting.
Mr. G.J. Knoops stelde daar namens de militairen tegenover dat de vrijheid van meningsuiting voor wetenschappelijk onderzoek alleen geldt als de feiten juist worden gehanteerd. Bovendien opereerden de historici onder toezicht van de Sectie Militaire Geschiedenis van Defensie en heeft juist de overheid een bijzondere zorgplicht tegenover de oud-militairen. Historici in overheidsdienst die meningen poneren over gevoelige onderwerpen die mensen kunnen kwetsen, zouden dus aan strengere eisen moeten voldoen dan anderen.
Rechtbankpresident Van Delden liet in zijn vraagstelling doorschemeren welke kwesties hem tijdens voorbereiding van het vonnis zullen bezighouden. "Op dit boek kun je niet meer terugkomen, de herdruk is de belangrijkste reden voor dit geding. Maar hoe moet ik daar nu op voorhand iets aan doen?" De tweede versie van een tekst kan in hoge mate afwijken van de oorspronkelijke versie, aldus Van Delden, zeker na kritiek op die eerste versie.
Bron: het NRC Handelsblad - Binnenland van woensdag 13 december 2000, pagina 7
|