'Wat wist ik nou van de oorlog af? Niets!'
Edenaar G.A. Ossenkoppele over de meidagen van 1940
door Egbert Stoel
EDE - Aan de muur hangt trots de Erepenning van de gemeente Ede. Naast de televisie ligt het lintje dat hoort bij de Orde van Oranje Nassau, die meneer G.A. Ossenkoppele vorige woensdag kreeg opgespeld door burgemeester Blanken. In zijn huiskamer vertelt Ossenkoppele dat hij alleen maar thee drinkt. "Dat dronken we thuis ook altijd. Het komt ook door de oorlog. Dagelijks kwam er een Van Nelle-auto langs de stellingen, met voor iedereen een gratis kop thee. 'Thee doet je goed' stond er op de wagen. Sinds die tijd op de Grebbeberg drink ik alleen maar thee."Oude herinneringen komen boven bij de nu 79-jarige Ossenkoppele, die vertelt over de meidagen van 1940, toen Nederland door Duitse troepen werd veroverd. "Die dagen zal ik nooit meer vergeten. Ik was als 21-jarige jongen ingedeeld bij het pantserafweergeschut van het 19e Regiment Infanterie. Onze stelling lag op de Grebbeberg, een eind achter het dierenpark, het kanon gericht op de Cuneraweg."
"Op hemelvaartsdag, 6 mei, maakte ik een flinke fietstocht door de omgeving. 's Nachts werd ik plotseling ziek. De volgende dag werd ik naar een villa gebracht in de Plantage Willem III, die was ingericht als noodhospitaal. Ik bleek een zeer zware griep te pakken te hebben en deed niets anders dan slapen. Het eten liet ik staan. Op woensdag mocht ik even van bed af, maar dat duurde niet lang; ik was zo slap als een vaatdoek. Ook donderdags lag ik bijna de hele dag in bed. Ik was zo ziek dat mijn ouders zelfs nog even overgekomen zijn. Ze moesten helemaal uit Twente komen."
Die avond kwam de dokter de zaal op. Hij maakte de jonge Ossenkoppele wakker en vroeg of hij in zijn eigen kwartier wilde slapen. Alle plaatsen waren bezet en er was een ernstige zieke binnengebracht. Zo verhuisde de zieke weer terug naar zijn eigen regiment.
Tiende mei"De tiende mei werd ik al heel vroeg wakker van al het lawaai op de zaal en hoorde dat de oorlog was uitgebroken. De jongens vertrokken direct richting Grebbeberg en ik moest mij bij de dokter melden. Buiten stonden al ziekenauto's klaar om ons naar veiliger te brengen. Toen de dokter me zag, zei hij dat ik vlug moest instappen. Ik vroeg hem of ik even mijn koffer mocht halen. Dat heeft te lang geduurd, omdat ik nog ontzettend ziek was. Toen ik terug kwam, waren de auto's al vertrokken."
Ossenkoppele kan er nu nog kwaad om worden. "Maar wat moest ik doen?" vervolgt de 78-jarige Edese geschiedschrijver. "Ik was nog doodmoe en daarom ging ik naar mijn ziekenkamertje terug. Plotseling schoot er een kogel door het glas van het raam, rakelings langs mij heen in de muur. Het was afkomstig van een Duits jachtvliegtuig die op ons afweervuur reageerde. Dit was dus oorlog! Ik ging weer terug naar mijn kwartier en ging op bed liggen. Plotseling voelde ik dat ik honger had en bij een arbeider in de Plantage kreeg ik voldoende boterhammen. Om ongeveer vier uur hoorde ik motorgeronk en kwam de kapitein binnen, die heel verbaasd was mij daar nog te vinden. Hij werd kwaad toen hij hoorde dat ik zomaar achtergelaten was en wilde er voor zorgde dat ik nog diezelfde dag weg zou komen."
Blunder"Toen maakte ik waarschijnlijk de grootste fout van mijn leven door te zeggen dat ik liever naar de stelling wilde"', vertelde Ossenkoppele. "Ik voelde me weer beter. De kapitein wilde daar eerst niets van weten. Maar ik drong aan en uiteindelijk stemde hij erin toe. Hij zorgde voor een auto die me naar de stelling bracht." "Pas later zag ik in dat die beslissing een blunder was. Ik wilde de jongens toen niet in de steek laten en was van mening dat er geen enkele tank kon doorbreken of ik zou 'm wel kapot schieten. We hadden een immers een prachtige stelling opgebouwd die wel tegen een stootje kon. Maar wat wist ik eigenlijk van de oorlog af?" Niets, concludeert Ossenkoppele nu.
"Toen ik bij de stelling aankwam, verklaarde iedereen me voor gek", vervolgt hij. "'Je bent nog zo wit als een pier', zeiden ze. Maar toch ben ik gebleven. Je weet niet wat je overkomt als je van de ene dag op de andere onder Duits artillerievuur zit. Al raakte je er wel snel aan gewend. Floot de granaat dan wist je dat je weg moest wezen. Huilde hij dan wist je dat ie over ging. Dat soort dingen leerde je snel."
MiljoenOver wat hij op de Grebbeberg meegemaakt heeft, wil Ossenkoppele niet praten. Geen haar op zijn hoofd die er aan denkt om het over te doen. "Al bieden ze me een miljoen. Ik ben een paar keer maar net aan de dood ontsnapt." Bovendien wil hij liever geen nare herinneringen bij mensen boven halen. "Het is te verschrikkelijk om allemaal weer op te rakelen."
Op 14 mei werd Ossenkoppele gevangen genomen. "Een maand lang zat ik in het concentratiekamp Lückenwalde, dat vlak bij Berlijn ligt. Daar zaten we met bijna zesduizend Nederlandse militairen. We hadden de beschikking over één waterkraan. Zelfs als je je 's nachts wilde wassen, moest je nog in de rij staan. In die ene maand ben ik dertig pond afgevallen. Sommigen vielen bij het appèl gewoon flauw."
"Toen ik terug kwam uit de gevangenschap, ben ik direct naar onze huisarts gegaan. Die vertelde dat de ziekte op de tiende mei nog lang niet uitgewerkt was en dat ik naar de kapitein had moeten luisteren. Ik ben nog bijna negen maanden onder behandeling van een arts geweest. In die periode mocht ik niet werken, pas na die negen maanden mocht ik weer aan de arbeid. Ik heb nooit soldij ontvangen voor al die dagen, maar ben allang blij dat ik het er levend van heb afgebracht."
Bron: uitgave van Ede Stad van woensdag 6 mei 1998
|