De zaak van sergeant Meijer
Inleiding
Op 28 december 1997 zond de VPRO een documentaire uit gemaakt door H.J.A. Hofland omtrent de verwikkelingen rond de executie van de tweeëntwintig jarige sergeant Meijer op 12 mei 1940 rond 16.30 in de reeks "In het land van de voldongen feiten". Ik heb gemeend een aantal correcties en een korte aanvulling te moeten geven. Een documentaire met het in twijfel trekken van een doodstraf en het impliciete verwijt dat er onzorgvuldig gehandeld is zou zelf veel zorgvuldiger kunnen zijn opgesteld.
Met name het plaatsen van de stelling van sergeant Meijer in de voorposten in plaats van in de stoplijn is natuurlijk zeer misleidend, daar sergeant Meijer zijn post in de stoplijn al verlaten heeft op 11 mei rond 11.00 uur toen de eerste voorposten pas onder aanval lagen zo'n 3,5 kilometer van hem vandaan. Ten tijde van zijn executie lag zijn stelling nog steeds niet onder directe aanval. Sergeant Meijer heeft nooit een vijand gezien. Mijn korte ingezonden stukken zijn noch door de VARA noch door de VPRO geplaatst. Onderstaand uitgebreid artikel is verschenen in het blad "Terugblik" van de Documentatiegroep '40-45 en wel in no. 372 (november 1998). Veel inhoudelijke correcties (met dank aan Allert Goossens) en verscherping van mijn conclusie dateren van 9 november 2004 ten behoeve van de plaatsing op de website van Stichting De Greb. Alvorens de fouten in de documentaire te bespreken wordt in het kort de plaatselijke situatie in 1940 beschreven.
Een beknopt overzicht van de stelling op de Grebbeberg
De Grebbeberg, onderdeel van de Valleistelling of Grebbelinie, werd in de diepte verdedigd door een tweetal verdedigingslinies. Het gebied kon niet goed onder water gezet worden en was een zwakke plek in de inundatie van de Valleistelling die zich uitstrekte van de Rijn tot IJsselmeer. De ervaring van de Eerste Wereldoorlog dicteerde een stelling in de diepte met een goede verdeling van de beschikbare wapens en bescherming in de grond.
De voorste linie bestond uit de zogenaamde voorposten en de frontlijn (ook wel hoofdweerstand genoemd). De voorposten bestond uit een niet aaneengesloten maar wel elkaar dekkend stelsel van weerstandspunten met lichte infanteriewapens in opgeworpen loopgraven. Een tankgracht was slechts gedeeltelijk klaar. Echter het gebied was niet kaal gemaakt wat de aanvaller enerzijds goed heeft kunnen benutten als dekking en als hoog schootsveld vanuit bomen in de loopgraven, anderzijds er ook voor heeft gezorgd dat de vijandelijke antitankwapens niet opgesteld of gericht konden worden (Duits 88 mm. vlakbaangeschut ontbrak in de slag om de Grebbeberg aan het front; het was wel oostelijk van Wageningen aanwezig in de traditionele rol van luchtafweer). De kazematten in de frontlijn en andere stellingen hebben lang niet zoveel te lijden gehad van direct vuur, als die aan de rivieren en in de Peel/Raam stelling. Ook gaf de begroeiing bij de vijand verwarring omtrent richting. Na de voorposten kwam de frontlijn aan de voet van de Grebbeberg net achter het riviertje de Grebbe of de Grift. De frontlijn bestond uit een aaneengesloten stelsel van loopgraven met daarvoor prikkeldraadversperring, 32 kleine kazematten (over ongeveer 3 kilometer van de Rijn tot aan de inundatie bij boerderij Kruiponder gerekend, inclusief de tussenverdediging) en ingegraven stellingen uit aarde en hout. Op sommige plekken was de hoofdweerstand in de diepte verdeeld over twee of drie lijnen, zoals bij de sluis over de Grift van de weg van Wageningen naar Rhenen. Hier bevond zich voor de Grift het zogenaamde Hoornwerk, een oud verdedigingswerk gemoderniseerd met loopgraven en 3 S-kazematten. Daarachter de Grift met loopgraaf en kazematten op de westelijke oever met daarachter de hoog oprijzende helling met G-kazematten voorzien van korte loopgraven.Zo'n halve kilometer achter de frontlijn kwam de tweede verdedigingslinie bestaande uit de stoplijn en weer daar achter de zeer incomplete ruglijn. De stoplijn was wederom een aaneengesloten stelsel van loopgraven, prikkeldraad, stellingen en een drietal ongebruikte kazematten. Deze stoplijn was een zeer ijle kordonstelling die alleen was bedoeld om troepen die door de frontlijn waren gestoten terug te werpen. De linie was niet bedoeld als feitelijke hoofdweerstand zoals vaak abusievelijk wordt gedacht. De hoofdweerstand moest in de frontlijn worden gevoerd waarbij afgrendeling vanuit de stoplijn werd verzorgd. Tussen de stoplijn en de frontlijn bestond nog een tussenverdediging compleet met een aantal kazematten. De stellingen van de tussenverdediging waren helaas niet goed doordacht zoals in de strijd bleek en zijn of van achteren genomen of eenvoudigweg gepasseerd.
Als laatste was er een grotendeels onbezette ruglijn aanwezig, net voor Rhenen waar een natuurlijke vallei met daarin de spoorbaan, een goede verdediging mogelijk maakte. Bij kilometerpaal 25, waar de rails vrijwel op maaiveld zijn aangekomen, boog de ruglijn westelijk af.
Samenvattend kunnen we zeggen dat de aanvallers vier linies moesten doorbreken en voor iedere linie hebben ze een dag de tijd genomen. Op 11 mei de voorposten, op 12 mei de frontlijn, op 13 mei de stoplijn met laat op de dag aanstoten van de ruglijn. In de nacht van 13 op 14 mei trok het Nederlandse leger weg van de Grebbelinie en viel de ruglijn.
De betonkazematten
De betonkazematten op de Grebbeberg waren van een drietal typen:
- De dunwandige PAG-kazemat (Pantser Afweer Geschut; hetzelfde type geschut als waar sergeant Meijer over beschikte) waar er een tweetal van stonden. Een bij de sluis over de Grebbe voor de dekking van Grebbedijk en een bij het Hoornwerk voor de dekking autoweg Rhenen-Wageningen (deze staat er nog steeds).
- Het zogenaamde stekelvarken of S-type met (normaliter) drie schietgaten voor meestal lichte mitrailleur of geweer. Dit type was bedoeld om een goedkoop scherfvrij platform voor schutters te bieden en was kwetsbaar voor direct pantserdoorborend vuur (zie bv de opgeknapte s-15 aan de Cuneraweg).
- De G-kazemat met een gietstalen koepel van 10 cm dikte, ingebed in een betonlichaam met een laag silhouet en een behoorlijk incasseringsvermogen. De mitrailleur zat in een gepantserde boldoorvoering. (In heel Nederland zijn er nog maar zeven exemplaren over o.a. ook met 14 cm dikte, de rest van de gietijzer koepels is verschroot voor de Duitse oorlogsindustrie). Verder bestond er nog het betonplan wat inhield dat de meeste stellingen en schuilplaatsen in de hoofdweerstand in gewapend beton uitgevoerd moesten gaan worden. Dit ingrijpende plan, wat in mei 1940 nog werd goedgekeurd, zou vanzelfsprekend niet meer tot uitvoering komen.
(Er bestond nog een vierde type: de flankerende of B-kazemat met een dikke frontale muur zodat direct vijandelijk vuur eerst die muur moest wegschieten voordat het mitrailleurschietgat bereikbaar werd. In het stafwerk staan drie B kazematten in de stoplijn ingetekend, echter de overblijfselen zijn die van G-koepels. JFA de Boer vermeldt dit type kazemat in zijn boek over Meijer vandaar deze aanvulling.
Bespreking van de zwakke punten in het verdedigingsplan
De telefoonverbindingen: slechts de telefoondraden naar de commandoposten waren ondergronds, de rest lag in ondiepe sleuven of hing zelfs in bomen. Het eerste artillerievuur deed veel verbindingen uitvallen wat getracht is te herstellen met zgn. lijnpatrouilles; twee verbindingsmannen met een haspel telefoondraad maar wat op den duur natuurlijk onbegonnen werk bleek. De batterijen van de draadloze verbinding (UKG = Ultra Korte Golf) in de commandopost van de voorposten bleken al snel leeg. In de stellingen zelf wist men van voorpost tot stoplijn niet meer wat er links en rechts en voor en achter nu precies gebeurde. De stellingen zelf konden ook niet doorgeven naar het hogere kader wat er lokaal gebeurde, anders dan via de veel te trage en kwetsbare ordonnans: de legerleiding was hierdoor blind en liep achter de feiten aan.
Schootsveld: de volgende zwakte was het verzuim om het voorterrein te rooien. Zowel in de voorposten, de frontlijn, de stoplijn als in de ruglijn was het schootsveld niet geruimd. Veelal was geldbesparing de reden om het rooien uit te stellen tot het te laat was. Daarnaast was door het pas eind april afkondigen van de Staat van Beleg het onmogelijk voor commandanten om zelfstandig het rooien van bomen te bevelen.
De bevoorrading: zowel de aanvoer van munitie, wapenolie, koelwater als eten en drinken bleek niet goed te functioneren. Ook de aflossing van de troepen liep niet zoals gepland o.a. doordat de reserve troepen al op 10 mei wegtrokken naar de Vesting Holland. Stelt u zich de onervaren soldaat op 13 mei in de stoplijn maar eens voor: vanaf 10 mei eigenlijk niet meer geslapen, amper eten of drinken buiten de veldfles om, voortdurend artillerievuur, geen nieuws van de legerleiding, vreemde beesten om je heen van het kapotgeschoten dierenpark boven op de Grebbeberg, terugtrekkende troepen met bijhorende verschrikkelijke verhalen en geen frontervaring van de leidinggevende onderofficieren en officieren. Veel stellingen waren hetzij niet, hetzij door ondiepe verbindingsloopgraven met elkaar verbonden. Een enorm risico als men zich moest verplaatsen onder vuur.
Bewapening: het Nederlandse leger liep net als de meeste landen, achter in de bewapeningswedloop met Duitsland. Veel wapens waren verouderd en indien modern te weinig aanwezig. Van de infanteriewapens bleek de lichte mitrailleur M.20 (de Lewis) niet goed te voldoen als mobiel infanteriewapen met te veel storingen en te lomp. Alleen als statisch wapen voldeed het redelijk. We hadden in tegenstelling tot de Duitsers geen pistool mitrailleur. De vuursnelheid van onze mitrailleurs lag de helft lager dan die van de Duitsers. Op de hele Grebbeberg waren slechts 6 mortieren aanwezig; de Duitsers hadden er in overvloed. Modern anti tank geschut was er te weinig (ook al zou dit onbelangrijk blijken bij gebreke van gepantserde inzet) zodat er nog gebruik gemaakt werd van het ongeremde geschut zoals de 6 veld. De artillerie schoot ten dele ook nog met ongeremd geschut.
Vuurplan: de Holle weg werd niet lokaal verdedigd als de vijand inmiddels de Hoornwerken had uitgeschakeld; met andere woorden: na het oversteken van de Grebbe was er directe toegang in de hoofdweerstand en naar de stoplijn. De verdediging tussen frontlijn en stoplijn was afwezig, m.u.v de tussenverdediging langs de Heimersteinse Laan, zodat veel stellingen van achteren genomen konden worden. De artillerie op en achter de berg kon door gebrek aan juiste positionering van krombaan geschut geen vuur uitbrengen vlak voor de berg om het meest oostelijk deel van de hoofdweerstand [frontlijn] strook te ondersteunen. De artillerie opstelling vanuit de Betuwe zouden dit vuur wel grotendeels hebben kunnen afgeven en hebben dit incidenteel ook gedaan. Vooral het gebrek aan mortieren [6 op de Grebbeberg plus 6 die vanuit de Betuwe voor de berg schoten], die de gehele sector rond het Hoornwerk en de toegang tot de Holle Weg wel konden beschieten, ontbraken grotendeels of waren al spoedig door de schaarse munitie heen.
Geoefendheid: de soldaten hebben teveel tijd moeten besteden aan het graven van de stelling i.p.v. grootscheepse oefenaanvallen te houden die de zwakke plekken in het vuurplan en bevelvoering zouden hebben duidelijk gemaakt, of manoeuvres in grotere verbanden die de problematiek van commando- en coördinatie zouden hebben geschetst en verbeterd. Ook de confrontatie met het oorverdovende lawaai van een oorlog de z.g.n. vuurdoop zou onderdeel hebben moeten zijn van de opleiding.
Het wegtrekken van sergeant Chris Meijer
Sergeant Chris Meijer, gelegerd in de stoplijn op de helling van de Laarseberg (klik op de kaart voor een uitvergroting van dit gebied), zo'n 200 meter ten noorden van de bekende akker aan de Grebbeweg, voerde het bevel in de meidagen 1940 over een tweetal 4,7 cm. pantser afweer geschut (PAG) kanonnen (merk Böhler), ingevoerd in het leger in 1938. In de meidagen van 1940 een van de beste pantserbestrijdingskanonnen in zijn soort. Op elf mei rond 11.00 verlaat sergeant Meijer op zijn motor met een deel van zijn groep op eigen gezag de stelling onder medeneming van zijn Ford trekker en het aangehaakte kanon. Hij moet daarbij - daar de westelijke naderroute naar zijn stelling onder storend artillerievuur lag - eerst enkele honderden meters naar het oosten (richting vijand!) om op de Cuneraweg te komen. Onderweg van Rhenen naar Loenen wordt de sergeant weliswaar een aantal keer aangehouden maar pas in Loenen aan de Vecht (een slordige 50 km. van Rhenen!) worden de soldaten in een café opgemerkt als zijnde opvallend en door de politie begeleid naar een kazerne in Nieuwersluis.
Generaal Harberts hoofdbevelhebber over het gebied van de Grebbeberg, inmiddels op de hoogte gebracht van het verlies van de voorposten, is sterk verontwaardigd door de snelle terugtrekking van onze troepen daar generaal Harberts dacht slechts met stoutmoedige stoottroepen te maken te hebben. De Duitse aanval volgde niet het Blitzkrieg patroon wat hij verwacht had. Hij verwijt zijn soldaten lafheid en vindt dat er een voorbeeld moet worden gesteld, liefst een executie als gevolg van een vonnis tot voltrekking van de doodstraf voor desertie. Een krijgsgerecht te velde wordt ingesteld en al gauw is er een vaandrig uit de voorposten gevonden, die zonder een schot te lossen is teruggetrokken, maar zich wel bij de eerste de beste commandopost gemeld heeft. Het kan van deze vaandrig J. Tack vermoedelijk niet worden bewezen dat hij niet onder vijandelijke druk is teruggetrokken. Harberts wil echter 100% zeker een doodvonnis. Harberts kan met de zaak Tack dus niet met zekerheid een voorbeeld stellen, maar ondertussen is er bericht uit Nieuwersluis van een veel duidelijker geval van desertie: sergeant Meijer.Harberts maakt duidelijk aan het veldgerecht dat in het geval Meijer de doodstraf dient te worden uitgesproken. Later zal Harberts de wettelijk voorgeschreven 48 uur tussen uitspraak en executie bovendien inkorten tot slechts een uur. Hij wenst hiermee de voorbeeldstelling onmiddellijk aan de troepen kenbaar te kunnen maken en daarmee direct nieuw desertiegedrag te voorkomen. Ook stelt hij een standrecht in, inhoudende dat bij aantreffen van wapens of vijandelijke soldaten bij burgers, deze burgers op de plek neergeschoten mogen worden. Deze maatregel wordt later door de Commandant Veldleger ingetrokken. Verder koelt Harberts op enkele momenten zijn woede in ongenuanceerde scheldpartijen op zijn officieren, is soms lange tijd weg uit zijn Commandopost (CP) en maakt (overigens niet geheel onterecht) ruzie met zijn superieur. Zijn meerdere, de Generaal Baron JJG van Voorts tot Voorts, overweegt Harberts af te zetten wat uiteindelijk ook op 14 mei geschiedde, vijf uur voor de capitulatie. Overigens stelt Van Voorst tot Voorst hierover na de capitulatie dat dit op grond van geconstateerde oververmoeidheid is en dit is zeker niet onterecht. Enkele dagen na de capitulatie wordt Harberts door Winkelman in zijn functie hersteld.
Het vuurpeloton o.l.v. wachtmeester M.C. Fortuin, dat het vonnis, wat inmiddels was geveld over sergeant capitulant Meijer, zal voltrekken, werd gevormd uit mannen van het detachement van de Koninklijke Marechaussee, wat onder bevel staat van kapitein Gelderman. De executie van sergeant Meijer is door de snelle ontwikkelingen op het slagveld niet bekendgemaakt onder de troepen in de meidagen '40. Het afschrikkende effect beoogd door generaal Harberts is daardoor niet tot stand gekomen. Overigens lijkt hem dit maar in zeer beperkte mate verwijtbaar, daar de snelle Duitse doorbraak ook hem volkomen verrast. De verspreiding van het nieuws over de executie is daardoor minimaal.
Indien de wettelijke 48 uur tussen vonnis en executie in acht was genomen zou sergeant Meijer waarschijnlijk desondanks toch gefusilleerd zijn. De Duitsers zouden hoogstwaarschijnlijk conform het oorlogsrecht (en het blijvend gezag van de rechtstaat daar waar het niet het nieuwe gezag obstrueert of anderszins treft) de straf door de Nederlanders hebben laten uitvoeren. Dit gebeurde elders ook.
Kapitein Gelderman
Het detachement marechaussee verantwoordelijk voor de executie van sergeant Meijer zou vanaf 12 mei het viaduct en de spoorlijn in de ruglijn tussen Rhenen en de Grebbeberg verdedigen met als hoofdopdracht het tegenhouden en terugsturen van vluchtende soldaten bij het viaduct. Hierbij is - nadat de terugtrekkende militairen waren gesommeerd terug naar hun loopgraven te gaan en zij dit weigerden - ook met een mitrailleur op de opdringende Nederlandse soldaten geschoten, wat tussen de 12 en 25 slachtoffers heeft veroorzaakt. Een van de slachtoffers was een wachtmeester van de Marechaussee zelf.
Het schieten was mede onvermijdelijk daar een groep van vermoedelijk 75-150 SS soldaten door een tijdelijk gat in de stoplijn was gebroken en al gillend en schietend achter de gevluchte Nederlandse soldaten opdoken die vervolgens in paniek door de versperring van Gelderman naar voren wilden dringen. De staande kapitein die in eerste instantie met zijn stem en autoriteit de massa trachtte te stoppen had geen keus meer dan het vuur te openen.
In de dagen hiervoor hebben overigens op veel plaatsen de gevangen genomen Nederlandse soldaten als schild gefungeerd waarachter de vijand oprukte. Veel Nederlandse soldaten in de stelling tegenover dergelijk verwerpelijk on-militair gedrag van de Duitsers, hebben de moeilijke keuze moeten maken tussen toch schieten of zich dan maar overgeven. Velen kozen ervoor toch te schieten, waarbij zeker tientallen krijgsgevangene Nederlandse militairen het leven hebben gelaten door Nederlands vuur.
De fouten in de tekst van de artikelen en de uitgezonden documentaire
De beroepsmilitair sergeant Meijer had positie in de stoplijn en niet in de voorposten zoals staat in het zwarte kader op bladzijde 3 van de VPRO gids no. 52. Zo'n 700 meter voor hem lag de frontlijn (de eigenlijke weerstandslijn met de meeste wapens) met weer daarvoor de voorposten op zo'n drie kilometer afstand. Op 11 mei is sergeant Meijer s'morgens rond elf uur met zijn sectie met het moderne Böhler PAG-kanon zonder berichtgeving teruggetrokken, terwijl alleen de voorposten onder daadwerkelijke aanval lagen. De stoplijn had op dat moment slechts storend artillerievuur te verduren (Storend artillerievuur betekend dat slechts zo nu en dan een of enkele granaten op een bepaalde gebied worden afgevuurd, om daarmee de tegenstander te ontwrichten in diens logistiek. Bijkomende schade is geen primair doel, maar een "meegenomen" bijkomstigheid voor de artillerist.) Onvermeld blijft dat Meijer het tweede stuk (pl.m. 350 meter noordelijker in de stoplijn) onder zijn bevel, zonder berichtgeving eenvoudig in de steek heeft gelaten. Dat terwijl Meijer hier op zijn overhaast ingezette terugtocht praktisch langs reed!
De tekst in een gids kan een foutje zijn van een paginaontwerper (zie literatuurlijst). Tot mijn verbazing wordt echter in de documentaire zelf uitgebreid vermeld en geacteerd, dat Meijer gelegerd was in de voorposten. Slechts in de nagespeelde enquêtecommissie scène wordt wel met het woord stoplijn de juiste positie genoemd. De sectie Meijer bevond zich in een overdekte pantser afweer geschut positie in een akker met aan weerszijden een loopgraaf met schuilnissen ter extra dekking bij artillerievuur en niet in een wat bosachtig gebied achter wat boomtakken, zoals de beelden misleidend suggereerden. Sergeant Meijer had de bovendekking van de stelling nog van stalen balken weten te voorzien op eigen initiatief i.p.v. de voorgeschreven houten palen. De PAG stelling is i.v.m. met het in- en uitrijden van het kanon wel open van achteren wat onder artillerievuur veel kwetsbaarder is dan een loopgraaf. Schuilen onder artillerievuur gebeurde dan ook in de schuilloopgraaf.Kortom de sectie Meijer zat in een prima verzorgde loopgraaf. Overigens is in de documentaire onjuist een veldtelefoon (en wel foutief een Amerikaanse) te zien want Meijer bezat geen telefoon verbindingen. Hetgeen overigens de argumentatie van Hofland dat Meijer niet gedeserteerd zou zijn m.i. ontkracht want via die veldtelefoon had hij makkelijk contact kunnen opnemen vooropgesteld dat op de morgen van 11 mei de verbindingen nog steeds intakt zouden zijn in de stoplijn. Sergeant Meijer was ingekwartierd i.p.v. gelegerd, zoals de documentaire aangeeft, bij de boerderij van Honders in Remmerden. Het verhaal in de documentaire van de witte lap (ik geef me over) op het hoofd van boer Honders en zijn koeien slaat echt nergens op en is bij mijn weten ook niet gedocumenteerd. Het hoort bij de stemmingmakerij karakteristiek voor deze documentaire.Rhenen en omgeving waren op 10 mei vrijwel geheel geëvacueerd. De meidagen '40 waren overgoten met zon, met name 10 en 11 mei. Op 12 en 13 mei is wel wat regen gevallen. Journalistieke vrijheid is het om er een trieste regenachtige tijd van te maken. Jammer dat het getoonde kanon geen Böhler antitank kanon was. Er staat een mooi exemplaar in het legermuseum te Delft. De openingsscène met een V.I.S. kazemat (en wel die bij Overmeer) en een betonnen groepsschuilplaats hebben geen correlatie met de zaak Meijer daar dit type bouwwerken zich alleen bevinden in de Nieuwe Hollandse Waterlinie en niet in de Grebbelinie. Beter was geweest om een identiek exemplaar als kazemat 18A (een G-koepel i.p.v. een B-kazemat) te laten zien waar Meijer en zijn sectie zo'n 100 meter vandaan gelegerd waren, daar zij overwogen hebben daarin te schuilen. Door schootsveld verandering was deze kazemat in de stoplijn onbezet. Ten overvloede, maar passend in de slechte voorbereiding van Hofland, zitten er tal van fouten in de aankleding van de acteurs. Arjen Bosman vermeldt Franse civiele gasmaskers, officiersbokkentuig met pistooltas op soldaten. Ransels op de rug i.p.v. de gebruikelijke tas, beenwindsels (zgn. puttees) die onderaan i.p.v. bovenaan zijn vastgeknoopt en een artilleriejas i.p.v. een infanteriejas op sergeant Meijer.
Bespreking
Een argument van sergeant Meijer voor het wegtrekken was het ontbreken van brisantgranaten waardoor die eerste dag geen nuttig verweer mogelijk was. Men kon een vijandelijke uitkijkpost waarnemen op de kerktoren van Wageningen maar zonder brisantgranaten had vuren daarop geen zin. Het schieten van de PAG op de kerktoren van Wageningen zal echter niet eenvoudig geweest zijn met de draagwijdte van 5,7 km terwijl de kerktoren op de kaart op zo'n 5,5 km afstand was. In het boek van JFA Boer wordt echter i.p.v. de kerktoren een schoorsteen aan de rand van Wageningen genoemd. Overigens was het sergeant Meijer's taak erop toe te zien dat de voorraad munitie in orde was betreffende de hoeveelheid en verscheidenheid. JFA Boer stelt dat er geen brisantgranaten in voorraad zouden zijn geweest. Elders op de berg had de PAG wel (pantser)brisantgranaten. Getuige onder meer de verslagen van de bediening van de stukken bij het viaduct en het sluisje. Het zou typisch zijn als Meijer ze niet had. Ik heb dat niet kunnen controleren. Het argument dat er geen tanks in zicht waren is niet ter zake doende want er was ook geen vijandelijke infanterie in zicht. Immers de frontlijn was nog geheel ongeschonden en zou pas aan het eind van de volgende middag doorbroken worden. Gesteld wordt dat in de PAG stelling geen moderne communicatie middelen aanwezig waren en dat informeren bij omliggende stellingen (oa over open terrein ongedekt) geen contact opleverde met een hogere officier. Sergeant Meijer stond er alleen voor en zijn mannen drongen aan op terugtrekken.
Echter Meijer was in een wip bij allerlei andere onderdelen terecht gekomen als hij het maar geprobeerd had. Zo was de commandopost van Jacometti niet ver weg op zo'n 400 meter, lag de 3e sectie 3-II-8 R.I. pal naast hem en vlak daarachter de vijf stukken van 16MC in deze sector. Hij wist dit beslist.
Het storende artillerievuur golfde af en aan langs de stoplijn en kwam bij tijden akelig dichtbij. Scherven sloegen in het houten raamwerk van de PAG stelling wat ook enigszins verzakte, van een nabij gelegen loopgraaf werd een slaapnis in elkaar geschoten en ook de Ford trekker die flink naar achteren was geplaatst tussen de bomen, vertoonde deuken en een aantal gaten. Zoals bekend is de vuurdoop een van de ergste ervaringen voor een daarmee onbekend soldaat. Het duurt minstens een dag totdat de ervaring leert waar een gierende granaat zal inslaan en ontploffingen "normaal" worden.
Desalniettemin is niemand van de sectie gewond geraakt en dat terwijl het kanon, zonder paniek, keurig is aangehaakt en alle munitie weer ingeladen wordt en dit alles buiten de dekking. Van paniek geen enkele sprake. (Omdat het kanon wordt meegenomen stelt Hofland dat Meijer terugtrekt en niet deserteert). Rijdend naar het oosten in de richting van de vijand, teneinde op de Cuneraweg te komen, wordt halverwege de kale heuvelhelling, waar de stelling zich bevond, zelfs nog even gestopt om het kanon opnieuw aan te haken. Onderaan de heuvel is er nog een gesprek met een korporaal van de bevoorrading die de beschieting en het vertrek heeft gadegeslagen. Sergeant Meijer vertelt dat de stelling in elkaar geschoten is en dat hij zich gaat melden bij de verantwoordelijke commandant (NB: de 3 stukken PAG van 19e Compagnie Pag in het vak van II-8RI stonden onder rechtstreeks commando van Commandant II-8 R.I., de majoor Jacometti die juist westelijk achter zijn stelling lag). Om niet opgehelderde redenen heeft sergeant Meijer zich echter nergens gemeld. De te verontschuldigen verplaatsing van het stuk wordt tot ongeoorloofde vlucht onder het motto: "We zoeken Vesting Holland op". Temeer daar hij de tweede sectie onder zijn commando niet inlicht en gewoon achterlaat pleegt Meijer ook nog eens verraad aan zijn ondergeschikten.Verder heb ik een aantal fragmenten van de nagespeelde enquête commissie niet terug kunnen vinden in de tekst van de originele verslagen van de verhoren. De belangrijkste vond ik uitspraken als "ik weet niet meer hoe hij heet" gebezigd door de acteur die voor generaal Harberts moest doorgaan. Het niet vermelden van Meijer's naam in de verslagen komt waarschijnlijk door het verzoek van de enquête commissie verder geen namen te noemen (blz. 443 deel 1c). Lijkt me slordig van de makers van de documentaire deze nuance vergeten te melden.
Kapitein van Erp, de niet afgestudeerde jurist en verdediger van sergeant Meijer, had weliswaar de verantwoordelijkheid over de executie maar niet het commando. Dit was in handen van wachtmeester Fortuin. De verdediger staat de beschuldigde bij, in dit geval tot aan de executie. De kist met het lichaam werd ruw en oneerbiedig over het hek van de begraafplaats geduwd door de soldaten omdat de sleutel niet aanwezig was. Doch in het boek van J.F.A. Boer staat dat de heer van de Kolk, de begrafenisondernemer, door het kleine hek toegang had en niet ook over het hek klom zoals in documentaire vertoond werd. Als laatste onzorgvuldigheid werd het herdenkingsmonument van het 22e Regiment getoond. Sergeant Meijer behoorde echter tot het 19e Regiment Infanterie en was toegevoegd aan het 8e Regiment Infanterie.
Conclusie
Hofland stelt in het artikel in de VPRO-gids dat sergeant Meijer rehabilitatie verdient omdat hij zich net zo als de koningin even tactisch terug trok: "Hij heeft het niet in zijn broek gedaan, hij heeft niet de witte vlag gehesen, hij is geen landverrader, hij heeft alleen het zekere voor het onzekere genomen door zich terug te trekken". Afgezien van de doordrammende generaal Harberts lijkt mij de uitspraak van de rechtbank te velde betreffende desertie echter onvermijdelijk. Ik deel slechts de mening van Hofland dat het geheel in de doofpot terecht is gekomen want Harberts heeft wel degelijk getracht de rechtbank te beïnvloeden in het uitspreken van de doodstraf. Daarnaast is o.a. het verkorten van de voorgeschreven tijd tussen vonnis en voltrekking van het vonnis zuiver juridisch niet geheel in de haak. Overigens is het verhaal van honderden deserterende soldaten op de Grebbeberg (zeker ten tijde van Meijer zijn vlucht) overdreven. De meeste zijn later na zware beschieting en gevechten of onder zware verliezen teruggetrokken.
Het Duitse leger heeft drie dagen nodig gehad om door de twee verdedigingslinies heen te breken over een afstand van nog geen 4 kilometer, wat wel een erg lange duur is als het zou kloppen dat iedereen weggelopen zou zijn. Generaal-majoor Harberts had er vermoedelijk beter aan gedaan inlichtingen in te winnen omtrent de sterkte en tactiek van de aanvallende vijand i.p.v. een deel van zijn tijd en agressie te besteden aan het stellen van een voorbeeld.
Hofland heeft kritiek op het toenmalige Nederlandse leger zeggende dat de bewapening inadequaat was, de uitrusting hem als kind nationaal deed schamen en de Grebbelinie amateuristisch verdedigd werd en dat daarom sergeant Meijer er groot gelijk in had om terug te trekken. Gelijktijdig echter keurt hij alles af wat een leger tot een goed functionerende eenheid maakt.
Benadrukt wordt dat leden van zijn sectie hun leven danken aan sergeant Meijer. Geheel onterecht is dat niet want in de sector waar Meijer lag is de laatste heftige weerstand geweest van de stoplijn. Echter vanuit het totale overzicht is het zich op eigen gezag onttrekken aan de strijd juist het veroorzaken van de dood van andere kameraden. Kortom - wellicht kunnen enkele mannen van de sectie van Meijer hem danken voor overleving; anderen kunnen hem de dood van kameraden verwijten. En wellicht waren dit er meer. Zeker daar sergeant Meijer bij een van de best uitgeruste onderdelen van het leger behoorde en een sleutelpositie innam in het verdedigen van de stoplijn. Hofland vergoelijkt in zijn documentaire het falen van Chris Meijer. Daarvoor verdraait hij gegevens en werkt hij in op het gemoed van de kijker door de officieren echt heel dom en autoritair af te schilderen. De executie van Chris Meijer daarentegen wordt sterk gedramatiseerd. Zijn laatste uren krijgen veel aandacht, compleet met het schrijven van zijn laatste brieven, het bezoek van de dominee en het afleggen van zijn leren jas op het laatste moment zodat er naar zijn eigen woorden geen kogelgaten in zouden komen. Als kijker voel je mee met het persoonlijke drama wat het natuurlijk ook is. Ook het "Geef me een geweer en ik zal de strijd weer ingaan" wordt als argumentatie gebruikt om te laten zien dat Chris Meijer toch beslist uit het goede hout was gesneden, wat natuurlijk goed mogelijk zou zijn geweest want in ieder leger komen voorbeelden voor van in eerste instantie lafheid die later meer dan gecompenseerd wordt. Chris Meijer heeft zijn eigen glazen ingegooid door zich niet te melden en op eigen houtje terug te trekken naar een café 50 kilometer achter het front.
Deze documentaire is verre van objectief, in vele aspecten slecht voorbereid en zelfs manipulatief te noemen om Meijer te kunnen vergoelijken in zijn gedrag.
Epiloog
Mij is ook altijd verteld dat het Nederlandse leger in die tijd niks voorstelde, o.a. door mijn vader die bij Kesteren gelegerd lag. Echter bij bestudering van de bewapening en het verdedigingsplan ben ik in de loop van de jaren onder de indruk gekomen van wat er uiteindelijk toch nog gepresteerd is in de laatste drie jaar voor de oorlog en in de meidagen 1940. Het ontbreken van een eigen zware oorlogsindustrie, militaire traditie en de hoop neutraal te kunnen blijven hebben geleid tot een slecht geoefend en bewapend leger. In de laatste drie jaar voor de oorlog waarin wel degelijk de behoefte tot daadkrachtig verzet in de regering en bij een deel van de bevolking aanwezig was, bleek de oorlogsindustrie in Europa overbezet. Jammer dat de mogelijkheden van Koolhoven, Schelde, Philips, DAF etc. niet ten volle zijn benut.
Ik vraag mij af wanneer de algemene publieke opinie niet meer de nadruk legt op het falen van het Nederlandse leger in de meidagen 1940? Zeker, Nederland heeft verloren in vijf dagen wat logisch is in een conflict met een groot goed voorbereid land, echter in verhouding niet sneller dan bv de val van Frankrijk temeer daar Nederland op vier fronten tegelijk aangevallen werd (noordelijke provincies, Grebbelinie, via Brabant naar Rotterdam en de luchtlandingen bij Den Haag en Rotterdam). Ons leger was niet up to date betreffende het kader, vuurkracht, oefening, mentaliteit en moderne verbindingsmethoden. Des te meer is de prestatie van toch vijf dagen volhouden en zelfs terrein terugwinnen in de omgeving Den Haag bewondering waardig. Tweeduizenddriehonderd gesneuvelde Nederlandse militairen in vijf dagen is een hoog aantal voor de Tweede Wereldoorlog, wellicht is het een goed idee om de mensen, die ondanks alles toch op hun post bleven, in de schijnwerpers te zetten, bv door een uitzending over de goed gedocumenteerde prestaties van sommige van deze soldaten.
Sergeant Meijer kan worden gezien als het slachtoffer van het doordrammen van een hoge Nederlandse officier maar heeft in ieder geval wel een rechtszaak gekend hoe slecht voorbereid ook. Voor velen onbekend is dat er zeker 15 voorbeelden zijn van standrechterlijke executies en het ter plekke neerschieten van eigen soldaten en officieren zonder enige vorm van proces in de meidagen '40. Vele soldaten zijn het slachtoffer van eigen vuur geworden door slecht geplande tegenaanvallen waardoor op eigen troepen geschoten is en door het dienen als schild voor een Duitse aanval. Sergeant Meijer is een van de vele Nederlandse militairen die door Nederlandse kogels de dood hebben gevonden. De keuze van een gekozen regering de landsgrenzen te verdedigen en een leger op te stellen kun je ook zien als een doodsvonnis voor velen in de bloei van hun leven. Het verschil is echter dat sergeant Meijer actief veroordeeld is tot de kogel. Dit stuit blijkbaar tegen de Hollandse mentaliteit. Zowel J.F.A. Boer, die uitgebreid onderzoek heeft gepleegd (wat overigens ook vol feitelijke fouten zat), als in mijn ogen, de oppervlakkige journalist H.J.A. Hofland kiezen partij voor Meijer. Na een uitzending van AVRO's TeleVizier in de jaren '80 waarin onthuld werd dat sergeant Meijer officieel geëxecuteerd was, werd de woning van Generaal b.d. Harberts belegerd en vluchtte hij naar Engeland voor een aantal jaren.Ik mocht zelfs nog aanwezig zijn als zeer kritische toeschouwer bij de onthulling van een gedenksteen in 2001 voor sergeant Meijer op de begraafplaats in Dieren waar Meijer's laatste rustplaats zich bevindt. Het lijkt mij dat een beroepssoldaat (wat Chris Meijer was) dient te weten dat het zonder bevel terugtrekken zonder zich te melden en het weerloos en zonder bericht achterlaten van ondergeschikten, gezien wordt als desertie en dat betekent nu eenmaal de kogel en geen monument.
Epi van de Pol.
Literatuur
- J.F.A. Boer: De Zaak Van Sergeant Meijer
- Koolhaas: Voldongen feiten, VPRO gids nr. 52 (1997)
- Niemöller: Jezus wat een treurigheid, Vara gids nr. 52 (1997)
- Nierstrasz: De Operatiën van het Veldleger en het Oostfront van de Vesting Holland
- Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945: deel 1 a,b en c
- E.H. Brongers: Grebbelinie 1940
- C.B. Cornelissen: Storm uit het Noorden
- B.. Vinke: De Slag om de Grebbeberg
- K. Cramer: De Gelderse vallei in de mobilisatietijd en meidagen '40
- Amersfoort / Kamphuis: Mei 1940 - De strijd op Nederlands grondgebied
- L. de Jong: deel 3 van het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog
- Teitler: Tussen crisis en oorlog
- Arjen Bosman: Artikel in het blad Opmars, februari 1998
- Discussiegroep op de website van Stichting De Greb