Een episode uit het leven van Jacob Jaap Elbertsen uit Arnhem
Vooraf een korte notitie ...
... betreffende een voor mij zeer belangrijke en ingrijpende levensfase: van 1936 tot 1946. Ik heb niet zo maar deze periode uitgekozen. Het gaat duidelijk om een enerverende, hoogst onzekere, turbulente tijd, met vele dieptepunten en gelukkig zo af en toe ook nog wel met hoopgevende gebeurtenissen.
In 1936, ik werd toen 19 jaar, behaalde ik mijn onderwijzersakte, waardoor ik in het onderwijs aan de slag zou kunnen gaan. Maar, dit denkbeeld bleek al gauw te rooskleurig te zijn. Behalve enkele tijdelijke betrekkingen, bleef ik werkloos tot ... februari 1941. Er waren hiervoor in hoofdzaak twee oorzaken aan te wijzen: 1e) de diepe economische crisis in de jaren '30 en 2e) de tweemaal verplichte opkomst in militaire dienst (in 1936/'37 en in 1939/'40).
Vooral de oorlogshandelingen (mei 1940), de bezettingsjaren (1940/'45) en de gedwongen evacuatie uit Arnhem (1944/'45) hebben onuitwisbare herinneringen en diepe indrukken nagelaten. Als men het er dan, na beëindiging van deze waanzinnige oorlog, heelhuids heeft afgebracht, dan stijgt men weer uit het dal omhoog en begint men met volle, goede moed te werken aan een hopelijk, betere toekomst.
Eerste oefening in militaire dienst
De eerste oefening in militaire dienst was van 5 oktober 1936 tot 19 maart 1937. Ik was gelegerd in de Menno van Coehoornkazerne op de Klarendalseweg in Arnhem. In dit imposante gebouw werd mij vijf-en-een-halve maand kost en inwoning verschaft. Als seiner-telefonist werd ik ingedeeld bij de Specialisten-compagnie van 3-III-8 R.I. Voordat je je in zo'n uniform mag en kunt vertonen, gaat er wel eerst het één en ander aan vooraf. Ik kan me herinneren, dat ik er nog wel trots op was, dat ik voor de militaire keuring in aanmerking kwam en dat ik misschien met vele anderen mocht gaan meedoen aan allerlei oefeningen en opleidingen. Eenmaal in werkelijke dienst, bekoelde het enthousiasme wel enigszins.
Op 5 oktober 1936 moest ik - als gewoon dienstplichtige - bij het 8e Regiment Infanterie onder de wapenen komen. Ik werd gelegerd in de Menno van Coehoorn-kazerne, die zich slechts op hooguit 5 minuten afstand van mijn ouderlijk huis op de Rosendaalsestraat 318 bevond. Dit was een gelukkige omstandigheid, want zodoende kon ik dan 's avonds meestal naar huis gaan, wat me in de gelegenheid stelde om mijn (Hoofdakte-)studie (voor 't onderwijs) voort te zetten, die ik al met ingang van september was begonnen.Na verloop van enige weken kreeg ik te horen, dat ik was uitgekozen om een kaderopleiding te volgen, hetgeen betekende, dat ik niet vijf-en-een-halve maand, maar minstens 1 jaar in dienst zou moeten blijven. Gelukkig trof ik in mijn afdeling iemand, die deze opleiding wel wilde overnemen, want hij had zijn Hoofdakte-studie net voltooid. We stuurden samen een verzoekschrift naar de commandant van ons onderdeel en deze stemde er in toe, dat mijn vriend de opleiding van mij mocht overnemen. Dientengevolge heb ik mijn studie - met succes - kunnen voortzetten en op tijd kunnen afmaken.
De kazerne is genoemd naar Menno van Coehoorn, die vestingbouwer en uitvinder van geschut was. Hij heeft maar kort geleefd, van 1671-1704. Dit gebouw, op de Klarendalseweg, bestaat nog, maar heeft in de loop der jaren ingrijpende veranderingen ondergaan. Op de volgende, authentieke foto's krijgt men een indruk van de vorm, stijl en omvang van het kazernecomplex en van wat er nog meer bij hoorde. De kantine bevond zich in het noordelijk gedeelte van het kazernecomplex, aan de kant van de Hoflaan. Het badhuis was ondergebracht aan de oostzijde van de binnenplaats. Onze kamer werd gebruikt als slaapvertrek, eetzaal, conversatie- en verblijfsruimte.
In deze (militaire) diensttijd heb ik ook nog een dag of tien in het militair hospitaal gelegen. Tijdens een veldoefening in de winter van 1936 op '37 liep ik een zware verkoudheid op. Ik bleef ziek en koortsig thuis. Maar dat werd niet toegestaan en ik werd met de (militaire) ambulance opgehaald en naar het hospitaal overgebracht. Dit militaire ziekenhuis bevond zich tamelijk dicht in de buurt van de kazerne, en wel bovenaan de straat die "Onder de Linden" heet.
Europa in rep en roer
Na mijn militaire diensttijd (maart 1937) volgden er jaren van onrust en onzekerheid. Op 30 januari 1933 had president Von Hindenburg het Rijkskanselierschap van Duitsland, volkomen in overeenstemming met de grondwet, toevertrouwd aan Adolf Hitler. De Duitsers beseften toen nog niet, dat ze door deze benoeming zichzelf de nazitirannie op de hals hadden gehaald. Ze zouden het echter niet lang daarna bemerken en de gevolgen ervan ondervinden.
Hitler liet al spoedig blijken, dat hij de man was, die de scepter zwaaide en die het voor het zeggen had. Er volgden krachtige, intimiderende toespraken, die niet veel goeds voorspelden. In de loop van de 2e helft van de jaren 1930 ontstond er een onaangename, drukkende sfeer in Europa, die een constante dreiging van oorlog met Nazi-Duitsland bevatte.Wat men al een tijdlang vreesde, gebeurde. Op 13 maart 1938 werd Oostenrijk ingelijfd en op 1 oktober 1938 trok het Duitse leger het (Tsjechische) Sudetenland binnen. Kort daarop (15 maart 1939) werd ook de rest van Tsjechoslowakije onder de voet gelopen. En toen kwam op 1 september 1939 Polen aan de beurt, dat zonder meer werd aangevallen en overrompeld. Deze laatste wandaad was de druppel, die de emmer deed overlopen: Engeland en Frankrijk verklaarden Nazi-Duitsland de oorlog!
Mobilisatie van het Nederlandse leger
Onder hoge druk van de overrompelende gebeurtenissen besloot de Nederlandse regering op 28 augustus 1939 de algemene mobilisatie af te kondigen. Zo kreeg ik op die dag een oproep om me de volgende morgen te gaan melden in de lagere school aan de Agnietenstraat (in Arnhem). In 't geheel heeft deze mobilisatietijd geduurd van 29 augustus 1939 tot 10 mei 1940. Ik werd ingedeeld bij de (Staf) Specialisten-compagnie van III-8 R.I. onder het Registratienummer 30561. Die oproep van maandag 28 augustus kwam juist op mijn 22ste verjaardag.
Een paar dagen na onze opkomst in Arnhem werden we gedirigeerd naar Achterberg, ten noorden van Rhenen. We werden hier ondergebracht in de Dorpsschool, die nu getransformeerd is in Dorpshuis. In de beginperiode namen we het niet zo nauw met de regels van het "huis". We gedroegen ons tamelijk onverschillig en nogal ongedisciplineerd. We hebben in deze school maar een paar weken gebivakkeerd.
In deze straat, de hoofdweg van het dorp Achterberg, die ook langs de school liep, hebben we geëxerceerd en geoefend onder leiding van de reserve-luitenant Schaap. Deze onervaren officier, die uit zijn loopbaan bij Philips was gehaald, werd op alle mogelijke manieren in de maling genomen. In feite was het een kinderachtig en onwaardig gedoe. Korte tijd later kreeg hij vrijstelling van militaire dienst en kon hij weer in zijn beroep terugkeren. Net als op deze (recente) foto zag het er destijds, even buiten de dorpskern, langs die hoofdweg, ook zo uit.
Die hoofdweg vanuit Achterberg vindt zijn voortzetting in de richting Rhenen, zoals op de afbeelding hieronder. Hij komt dan uit op de rijksstraatweg (N225) Wageningen-Rhenen. Op de hoek bij de kruising stond (en staat nog steeds) dit mooie café-restaurant met de toepasselijke naam "Het Viaduct". Deze straatweg (N225) vormt hier namelijk een prachtig viaduct over de onderliggende rijksweg (N223) van Kesteren naar Veenendaal. De wegsituatie was hier in 1939 precies eender; alleen was er toen een spoorverbinding (onder het viaduct door) tussen Kesteren - Veenendaal - Amersfoort.
In onze "vrije" uren zochten we meestal in dit restaurant elkaars gezelschap op en beleefden zodoende dan enig vertier en afleiding. Het was aanvankelijk niet eenvoudig aan 't ongewone militaire leven te wennen. We kregen de eerste weken ook maar weinig bewegingsvrijheid.
Een nieuwe bestemming! Na een paar weken verlaten we Achterberg, want we krijgen Wageningen als ons vaste domicilie toegewezen. Men kan gerust zeggen, dat we Achterberg als een soort vakantie-oord beschouwd hebben!
In Wageningen wordt ons definitief adres een tamelijk groot huis in de Lawickse Allée. Een eindje verder naar links bevond zich het bureau van de bataljonscommandant van III-8 R.I. Aangezien ik was ingedeeld bij de Specialisten-compagnie van III-8 R.I. heb ik niet veel velddienst hoeven te doen. Op dit bureau van de commandant majoor Voigt (en zijn adjudant de 1e luitenant Kranenburg) heb ik 3/4 van de mobilisatietijd administratief werk gedaan en telefoondienst verleend.
Hoe het er toen echt uitzag. De foto's hier linksboven zijn in de jaren 1990 gemaakt. Maar de echte aanblik van om en nabij 1939/'40 wordt door de opnamen rechtsboven en hieronder weergegeven. Rechtsboven twee opnamen van de huizenrij aan de Lawickse Allée. Het betreft de beginjaren van de 20e eeuw, toen hier ook nog de stoomtram reed van de Ooster Stoomtramweg Maatschappij (O.S.M.). Enkele jaren later - in 1922 - werd deze stoomtram vervangen door de elektrische tram van de Nederlandsche Buurtspoorweg Maatschappij (N.B.M.). Deze reed (ook) door Wageningen naar Rhenen, maar eveneens richting Arnhem, met de Oude Kraan als eindpunt. Hieronder een opname van een plantsoen met veel groen en waterpartijen. Ook de entree via de Bergstraat en de Hoogstraat naar het centrum geeft een impressie uit die jaren (van vóór de W.O.-II.) Heel wat van dit moois is nu verdwenen, vooral door de verrijzing van allerlei gebouwen.
Op de kaart rechts is duidelijk te zien, hoe de onderlinge verhoudingen en afstanden waren van de agglomeraties Rhenen/Achterberg en de plaats Wageningen met omgeving. De verschillende gevechtslokaties bij de stellingen komen iets verderop ter sprake.Stellingen
Deze verdedigingswerken, stellingen genaamd, werden verspreid aangebracht in het gebied tussen Wageningen en de Grebbeberg. Bij het uitbreken van de vijandelijkheden op 10 mei 1940 waren de werkzaamheden maar ten dele klaar. Tijdens de gevechtshandelingen boden de stellingen dan ook maar weinig bescherming. Onze stelling werd ingericht als Commandopost voor de Bataljonscommandant majoor Voigt. Deze schuilplaats kwam te liggen in de boomgaard achter de hooimijt van de Grenshoeve aan de zuidkant van de Nude.
Donderdag, 9 mei 1940
Een paar dagen, voordat de Duitsers ons land binnenvielen, had ik een straf van 2 weken "licht" opgelopen. Ik had namelijk tijdens het marcheren in de troep, vanaf ons bivak in de Lawickse Allee naar het nog geen 100 meter verderop gelegen bureau tegen een ander die naast mij liep, enige woorden gesproken. Luitenant Kranenburg, die vanuit de bovenverdieping ons had gadegeslagen, tracteerde mij op deze straf. Die hield in dat ik overdag gewoon dienst moest doen en dat ik 's avonds huisarrest had.
Zodoende mocht ik dus feitelijk op donderdag 9 mei om 18.00 uur niet met een militaire bus meerijden naar het Sportfondsenbad in Arnhem. Ik riskeerde echter een controle en ging toch mee. Bij het bad in de Boekhorstenstraat aangekomen, scheidde ik mij van de anderen af en ging bij mijn ouders op de Rosendaalsestraat ...... een kop koffie drinken. Om 21.00 uur was ik weer present bij de bus en reden we terug naar Wageningen. Zonder enige trammelant kwam ik weer met de anderen op onze slaapkamer in de Lawickse Allee.
We hebben die nacht maar kort geslapen, want om 3.00 uur werden we gewekt. GROOT ALARM !! Ook wij, Nederlanders, werden in die afschuwelijke oorlog betrokken. Zonder oorlogsverklaring waren onze oosterburen ons land binnengetrokken om ons grondgebied te veroveren en te bezetten! Natuurlijk en vanzelfsprekend moesten wij nu zonder enige terughoudendheid en zonder enige bedenking deze indringers met inzet van ons leven bestrijden en proberen ze terug te drijven. Het zou een hopeloze opgave blijken te zijn!
Vrijdag, 10 mei 1940
Doordat ik bij mijn bureauwerkzaamheden ook de telefoon moest bedienen, kende ik al gauw de meest gebruikelijke telefoonnummers uit mijn hoofd. Het gevolg was, dat ik de volgende dag (dus vrijdag 10 mei), na de ontruiming van het bureau en de verbranding van vele paperassen, als receptionist-telefonist alleen op deze (commando)post moest achterblijven. Er konden deze dag natuurlijk nog allerlei berichten en boodschappen binnenkomen. Alle anderen moesten Wageningen verlaten om de stellingen in de voorpostenlinies te gaan bemannen.
Pas laat in de namiddag werd ik op last van majoor Voigt opgehaald en gedirigeerd naar de open en onafgewerkte stelling van de 1e sectie van 3-II-19 R.I. Het was de meest vooruitgeschoven post aan de noordoostkant van het gevechtsterrein. Aangezien de bevelvoerende commandant, luitenant De Haas, bij zijn sectie geen seiner-telefonist had, moest ik hier voor de berichtgeving komen zorgen.
Zaterdag, 11 mei 1940
Het werd een onrustige nacht (10 op 11 mei) door onze artilleriebeschietingen vanaf de Grebbeberg richting Wageningen, waar de Duitsers zich al genesteld hadden. Maar, ook in omgekeerde richting schoot de vijand op de voorposten en de Grebbeberg. Het gevolg hiervan was, dat alle telefoonleidingen werden vernield en de verbindingen uitvielen. Toen de Duitsers (met SS-troepen) 's morgens al vroeg de aanval inzetten, bleek reeds gauw, dat er vanuit onze stelling te weinig vuurkracht kon worden gegeven. Er ontstond een grote behoefte aan zwaar mitrailleurvuur. Via de telefoon kon ik een oproep voor mitrailleursteun wegens de kapotte leidingen niet aan de commandopost doorgeven. En ook met de seinlamp had ik geen succes, want de opgekomen zon scheen precies in de lamp, die ook nog ongelukkigerwijs op het gele zand van de stelling was geplaatst. Er restte toen nog maar één mogelijkheid: ik moest, nu als ordonnans, het bericht persoonlijk naar de ommandopost midden in het gevechtsterrein, gaan overbrengen. (Zie KAARTJE hieronder).
In volle gevechtsuitrusting moest ik me door een kilometerlange linie begeven, blootgesteld aan beschietingen en artillerievuur. Er bevonden zich allerlei obstakels en hindernissen in dit oorlogsgebied. Eerst moest ik over een hooggelegen wal en toen via een provisorisch aangebracht vlondertje over een (tank-)gracht. Feitelijk was ik zo een prachtige schietschijf voor de Duitsers. Dat ik door dit gevaarlijke niemansland, door deze hel van beschietingen en rondvliegende granaatscherven, ongeschonden ben doorgekomen, is vast en zeker te danken geweest aan een mij goedgezinde beschermengel.Het was letterlijk een "STRUGGLE FOR LIFE"! Toen ik tenslotte in de commandopost (van 3-III-8 R.I.) onder leiding van kapitein Zwarts aankwam, bleek daar een grote onzekerheid en een tamelijk chaotische stemming te heersen. Er werd nog wel door deze en gene geweervuur op de oprukkende vijand afgegeven, maar het sorteerde weinig effect. Het duurde dan ook niet lang, of de stelling werd door de SS-ers aan alle kanten ingesloten. Het enige wat ons overbleef, was de ongelijke strijd te staken en......... ons over te geven. Het was inmiddels ongeveer 12.00 uur.
De stelling van 3-II-19 R.I. lag aan (bij) de noordelijke weg langs het (Nieuwe) Kanaal, dat in verbinding stond met de Grift. Ook aan de zuidzijde liep (loopt nog) een weg. Iets verder westelijk verlaten beide wegen het Kanaal, de ene richting noord, de andere naar het zuiden. Op de foto's hieronder ziet men de beide wegen met het Kanaal in 't midden, komende vanaf Wageningen.
Zaterdagmiddag, 11 mei 1940
Op het moment, dat de Duitsers onze stellingen hadden weten in te sluiten en af te grendelen, barstte er een hevige scheldkanonnade los. "Schweinhunde, heraus! Verdammte Schufte! Los, los! Heraus, Schweine!" Het waren net figuren uit de wildernis. Ze droegen camouflagepakken en hadden hun gezichten zwart gemaakt. Het was je reinste heksenketel! Vanzelfsprekend had deze felle intimidatie een demoraliseren uitwerking op ons onervaren en slecht bewapende legeronderdeel. Onder zware bedreigingen en door het brute optreden kropen wij, verslagen en ontgoocheld, onze stelling uit. Menigeen heeft zich (later) afgevraagd, op grond van welke gedragingen van het Nederlandse volk en van welke houding van onze regering zulk een vijandige en rampzalige handelwijze van Duitse zijde gerechtvaardigd was.
En toen begon de aftocht door het gevechtsterrein, richting Wageningen. Het was een verschrikking! Beschietingen vanaf de Grebbeberg, mitrailleurvuur vanuit onze eigen, nog bemande stellingen, kapotte hoogspanningsdraden. Koeien en paarden, die of gedood of aangeschoten waren, boden een lugubere aanblik. Wij, de gevangengenomen militairen, werden onderweg op een terreinverhoging bijeengedreven,waarbij de SS-ers met het geweer in de aanslag achter ons stonden. Scheldend en tierend werd ons duidelijk gemaakt, dat wij al onze persoonlijke bezittingen op de grond moesten gooien, waarna zij onze spullen opraapten en ... inpikten! Het leek er hierna op, alsof ze van plan waren ons stuk voor stuk te liquideren. Maar zover kwam het gelukkig niet!Kort daarna ging de "optocht" weer verder. We trokken dwars door het geëvacueerde Wageningen, waar we grote verwoestingen en brandende gebouwen aantroffen, zoals de drukkerij VADA en de kerk op het marktplein. Alle gevangenen werden in de loop van die middag bijeengebracht op de grasvelden van het landgoed Bel Monte op de Wageningse Berg. Bel Monte is nu een botanische tuin van de landbouwuniversiteit Wageningen.
Tegen de avond marcheerden we naar Arnhem. Op het Damcircuit aldaar werd een rustpauze gehouden. Ik had het koud in mijn uniformjasje, want ik had mijn overjas weggegeven aan een andere lotgenoot, die bijna geen kleding meer aanhad. Daarna zijn we weer verder gelopen naar 't Loo (in de buurt van Westervoort), waar we bij een boer op het stro in zijn schuur hebben overnacht. Deze onvaderlandslievende boer durfde ons voor een glaasje water 10 cent (!) te laten betalen.
Zondag, 12 mei 1940 (Eerste Pinksterdag)
De volgende morgen, 12 mei, hebben de Duitsers ons enige uren ondergebracht in het Fort Westervoort. Het bleek echter geen geschikt onderkomen te zijn en daarom gingen we weer richting Arnhem. Waar zouden we nu terecht komen? Ik kreeg al gauw het vermoeden, dat de eindbestemming de Menno van Coehoorn-kazerne zou zijn, op de Klarendalseweg. En jawel! Vanaf de Velperweg liepen we de Hoflaan op en zouden dan de Rosendaalsestraat gaan passeren. Als ik hier op dit kruispunt het lef had gehad en... een groot risico had durven nemen, zou ik zo uit de troep hebben kunnen vluchten, de Rosendaalsestraat in, naar huisnummer 316... Maar, de kans van slagen was te gering en de poging te riskant.
Vele (onder wie ook mijn) ouders en massa's familieleden, vrienden en kennissen kwamen ons, buiten de hekken van het kazerneterrein, opzoeken. Dat was dan in de Kazernestraat of de Vijverlaan. Wat een blijdschap elkaar weer heelhuids terug te zien!We kregen allerlei dingen toegestopt, zoals sigaretten, koeken, chocolade, dekens en extra linnengoed. Ergerlijk was het, dat heel wat Duitsers bij controleposten onderweg, in Zevenaar en vooral in Duitsland, ons menig extraatje afhandig hebben gemaakt! Het weerzien duurde echter maar kort: de volgende dag, 13 mei, kwam alweer het afscheid!
Maandag, 13 mei 1940 (Tweede Pinksterdag)
's Middags, 13 mei om ongeveer 12.00 uur vertrokken we vanuit de Menno van Coehoornkazerne lopend naar Zevenaar, waar we in goederenwagons werden gepropt: we reisden af naar Soest in Duitsland (oostelijk van Dortmund). Hier hebben ze ons een weeklang in een kazerne vastgehouden. Nadien werden we weer in wagons afgevoerd, dieper Duitsland in. Via Hamburg, waar we een nachtelijk luchtbombardement meemaakten (gelukkig zonder slachtoffers in mijn naaste omgeving), gingen we oostwaarts en kwamen na een schier eindeloze reis in Neu-Brandenburg, ten noorden van Berlijn, heelhuids aan. In een krijgsgevangenkamp, Stalag II geheten, hebben we vele weken opgesloten gezeten. De behandeling was onaangenaam en het eten slecht!
Verblijf in Herzberg van 6 tot 20 juni 1940
Dan krijgen we onverwacht een aanbod om bij een boer een paar weken te gaan werken, o.a. op het land. Het zal geen zwaar werk zijn en er wordt ons zelfs beloofd, dat we wat meer bewegingsvrijheid zullen krijgen en dat dan ook het eten wat meer en beter zal zijn! De meesten van ons maken, hoewel met de nodige scepsis, toch van deze gelegenheid gebruik.
Zo kom ik, met velen van ons eigen ploegje, in Herzberg terecht op het landgoed van een hereboer. Dit dorp ligt iets ten noorden van Parchim. Vergeleken met Stalag II in Neu-Brandenburg is dit verblijf een grote verbetering.Ik heb in dit plaatsje 's avonds meerdere malen de familie Rentz in de Dorpsstraat een bezoek gebracht. Meestal werd er dan over de oorlog gesproken. Het bleek al heel gauw, dat zij geen nazi's waren en weinig vertrouwen hadden in een voor hen goede afloop. Ik heb bij dit gezin nog wel eens koffie gedronken en van een extra eitje gesmuld.
Tweede helft juni (1940)
Een paar weken lang hebben we hier lichte werkzaamheden op het land verricht. Dagelijks kwam de landjonker Treuenfelds te paard naar de plaats van onze inspanningen (!?) om ons te controleren. Al met al hadden we 't hier minder beroerd dan in het kamp van Neubrandenburg.
Op een dag kregen we te horen, dat we weer naar Nederland zouden terugkeren. Hitler wilde namelijk met een sympathiek gebaar de Nederlanders ertoe overhalen, dat zij wat gunstiger over hem en over het nationaal-socialisme zouden gaan denken en spreken. Aanvankelijk geloofde niemand iets van dit wonderlijke verhaal. Maar al spoedig bleek het bericht toch waar te zijn. Na een enerverende terugreis, weer in goederenwagons, maar nu met meer ruimte, kwamen we (21 juni) in Zevenaar aan. Daar werden we door het Rode Kruis opgevangen, onderzocht en ........... vrij gelaten!! Tot mijn grote verrassing en blijdschap was ook mijn vader daar aanwezig om me te verwelkomen. Men had namelijk in Nederland het grote nieuws van onze terugkomst bekend gemaakt.
Vreugde alom!!!
Bron: dagboek van Jacob Jaap Elbertsen, opgesteld in 1990, overleden 2006.
Zie ook het relaas van Gerrit Louis Jansen (verbindingsafdeling Staf III-8 R.I.)
|