Gevallenen op den Grebbeberg herdacht
Duitschers en Nederlanders rusten naast elkaar.
Krachtig streven tot wederopbouw.
(Van onzen specialen verslaggever).
ARNHEM, 21 Mei. - De boomen op den Grebbeberg ruischen - het is een wonderschoone Meidag. Even om den hoek van den weg heeft men het gezicht op een prachtig Hollandsch landschap. De rivier stroomt, de boer ploegt den akker. Nog zijn er teekenen van verwoesting op deze plek, waar hevig is gestreden. Maar zooals de natuur verder bloeit en de vogels verder vliegen, zoo zet ook de mensch zich heen over wat was. Alom in Nederland leeft men weer op. Onder leiding van Duitsche militairen hebben wij een tocht door ons land gemaakt.
TOCHT DOOR DEEL VAN NEDERLAND.
De verwoestingen vallen zeer mede. Zij zijn zuiver beperkt tot de enge gevechtszone. Daarbuiten is vrijwel alles onbeschadigd. Zelfs staat in Rhenen, dat wel heeft geleden, de Cuneratoren; de Duitschers, aldus deelde men ons mede, hebben dezen toren gespaard, hoewel er een Nederlandsche artillerie-waarnemingspost op den toren was gevestigd.Op den Grebbeberg hebben wij deelgenomen aan een eenvoudige plechtigheid, die aantoonde, met hoeveel tact de Duitschers ons te gemoet treden. Het eert de Duitsche weermacht, dat zij onze gevallen jongens gedenkt, naast haar eigen dooden.
Op den Grebbeberg, waar zwaar is gestreden, zijn 425 oorlogsslachtoffers ter aarde besteld, Duitschers en Nederlanders, den Vaderland getrouwe. Onder de boomen rusten zij, naast elkaar. Zes lange graven - Duitsche en Nederlandsche helmen hangen aan kruisen en paaltjes. Hier rusten zij, aldus Hauptmann von der Decken, tot eens alle graven voor altijd zullen opengaan.
Twee soldaten van de Duitsche weermacht droegen twee kransen aan, van dennegroen en witte aronskelken en met roode linten en het hakenkruis. Een stilte viel over het kerkhof toen Hauptmann von der Decken naar voren trad. Een echte Duitsche soldaat is hij. Een groote en krachtige figuur, die in eerlijke en klare bewoordingen den droeven eereplicht vervulde.
Helden herdacht.
Toen wij den tocht door uw schoone land aanvaardden, aldus de kapitein, om de sporen van den strijd in oogenschouw te nemen, voelde men het als een plicht, dat de eerste groet onzen gevallen kameraden, moest gelden. Dit was ook de wensch van den opperbevelhebber. Wij gedenken met droefheid de mannen, die hier een week geleden hun leven hebben gelaten, doch wij zijn trotsch te behooren tot de weermacht, waartoe zij behoorden. De jonge Duitsche weermacht heeft niet alleen de eeuwenoude tradities voortgezet, doch zij is bovendien bezield met den voortstuwenden geest, die het Derde Rijk eigen is.De Grebbeberg is een sterke, natuurlijke vesting, bijna ongenaakbaar door de inundaties en de hindernissen, bezet door sterke en dappere vijanden, die ons den arbeid niet lichter hebben gemaakt. Alle wapenen hebben samengewerkt met de onvergelijkelijke infanterie om deze vesting te bestormen, aldus de spreker, die voorts herinnerde aan de jonge kameraden van de S.S., die hier hebben stormgeloopen.
Na eeuwen zal men nog de helden van den Grebbeberg gedenken, aldus vervolgde kapitein von der Decken, doch wij gedenken ook den tegenstander, hem was bevolen te strijden, dus streed hij, dapper en ridderlijk. Hij heeft zijn stelling zoolang behouden tot dit eenvoudig niet meer mogelijk was. Dit beteekent tegenover de Duitsche weermacht, aldus spreker, geen schande.
Op deze plaats zal nu vrede zijn, de tegenstanders zullen hier in vrede naast elkander rusten. Als bewijs van de Duitsche achting voor de onzen verleende de kapitein vervolgens het woord aan den reserve eerste-luitenant dr. Wiardi Beckmann, die als officier voor speciale diensten op het algemeene hoofdkwartier werkzaam is. Hij sprak als volgt:
De Opperbevelhebber van de Nederlandsche Land- en Zeemacht heeft mij opgedragen, een laatsten groet te brengen aan de Nederlandsche soldaten, die hier begraven zijn. Een laatsten groet namens het Nederlandsche leger aan strijdmakkers, die bij de verdediging van het Vaderland hun leven hebben verloren; een laatsten groet namens, Nederland, dat den moed en de trouw, door zijn zonen in de dagen van den oorlog betoond, nooit zal vergeten.
In de strijdmakkers, die hier hun laatste rustplaats vinden, eeren wij alle officieren, onderofficieren en minderen, die hun leven voor Nederland hebben gegeven. De Nederlandsche weermacht weet den moed en de organisatie van den tegenstander te respecteeren. Doch aan dit graf van Nederlandsche soldaten is het mijn taak, hulde te brengen aan het taaie verweer van de Nederlandsche verdedigers; aan de geestkracht en moed, die zij hebben getoond bij de verdediging van hun Vaderland.
Zij, die vielen, hebben hun bloed niet tevergeefs geofferd. Zij hebben de eer van de Nederlandsche weermacht - zij hebben de eer van hun land hooggehouden. Voor de gezinnen en voor de ouders moge het een troost zijn, te weten, dat zij als goed-Nederlandsche mannen hun plicht hebben gedaan in den strijd. Toen de loop der omstandigheden den oorlog over den Nederlandschen grond bracht, hebben zij met opgewektheid alles gegeven, omdat hun land hen riep.
De weermacht en het Nederlandsche volk bidden, dat God hun nabestaanden de kracht mag geven om hun zware smart te dragen. Wij zijn met hen, zooals wij in onze gedachten steeds zijn bij de strijdmakkers, die den dood vonden.
Kracht putten wij uit de zekerheid, dat wij trouw zijn geweest aan onzen Nederlandschen plicht. Ik moge dezen afscheidsgroet besluiten met een couplet van het Nederlandsche volkslied:
Soo het den wil des Heeren
Op die tijt had gheweest,
Had ick gheern willen keeren
Van u dit swaer tempeest;
Maer de Heer van hier boven
Die alle dinck regeert,
Die men altijt moet loven,
En heeftet niet begeert.
Handen aan den ploeg.
Daarvan zijn reeds overal de sporen te zien. Waar verwoest is, rijden wagens van de P.T.T., van allerlei hulpdiensten. Waar niets verwoest is en dat is in 99% der plaatsen het geval, gaat het gewone leven verder. Overal bespeurt men den krachtigen wil van de bevolking om zich over 't verleden heen te zetten en deze wil wordt gestimuleerd door de tactvolle en te gemoet komende houding van de Duitsche weermacht en overheid. Overal ziet men ook de toenadering van de burgers tot de Duitsche soldaten.
Men is ook alom druk bezig de versperringen op te ruimen. Bij Amersfoort, dat volkomen ongeschonden is, zagen wij nog een stuk waterlinie, waaruit het water reeds bijna was weggevloeid. Een groot nadeel is, dat vele van onze mooie bruggen door ons opgeblazen zijn - de Nederlander, die trotsch was op zijn bruggen, waarin een prachtig stuk volkskracht steekt, krijgt een steek door het hart als hij de bogen in het water ziet hangen. Doch wij zullen ze weer herstellen.
Tocht door het land.
Onze tocht begon in den vroegen morgen in Den Haag. Met bussen van de H.T.M. gingen wij over den prachtigen rijksweg naar Utrecht, dwars door het hart van Nederland. Alles ademt hier pais en vree. De boterbloemen bloeien op de weide, koeien grazen; hoe schoon is het land van Holland.In Utrecht gaat het leven zijn gewonen gang. Druk is het op de straat. De Jaarbeursstad herleeft weer. Voorbij Utrecht op den weg naar Zeist zijn een paar sporen van oorlogsgeweld te zien. Veel prikkeldraadversperringen, door de Nederlanders vernielde huizen, vernield omdat zij in het geschutsveld stonden en dan weer vrede. Bosschen van den Veluwezoom geuren, de boeren zijn aan het werk. Eerst in de buurt van de Grebbe-linie wordt de herinnering aan den oorlog weer in het leven geroepen. Daar geschiedde de plechtigheid, die wij hierboven beschreven.
Wij spraken er met twee leden van de E.H.B.O. te Arnhem, die zich vele verdiensten hadden verworven met het verzorgen van de gewonden en het bergen van de dooden. Zij kennen deze streek door en door en van hun locale kennis hebben zij gebruik gemaakt om het menschelijk leed te verzachten.
Voorbij Rhenen gaan wij weer den vrede te gemoet. Voortdurend valt het op, hoeveel er ongeschonden is gebleven. Hier en daar heeft Nederland een litteeken, maar er wordt met man en macht gewerkt om alles weer in orde te brengen. In Arnhem is alles normaal.
Men leert uit zoo'n tocht, hoe overdreven geruchten zijn. De gebrekkige communicatiemiddelen hebben natuurlijk de geruchten in de hand gewerkt. Men doet goed, er geen geloof aan te slaan.
Hauptmann von der Decken liet ons ook nog het fort Westervoort zien, dat den IJselovergang moest verdedigen. Helaas is de brug - door de Nederlandsche militairen - opgeblazen. Het fort zelf is zeer spoedig tot overgave gedwongen. Trouwens aan den geheelen IJsel hebben geen ernstige gevechtshandelingen plaats gehad.Over Velp zijn wij door de IJsellinie gereden. Wij konden den Duitschers op onze beurt de prachtige Middachter-allee laten zien. De mooiste laan van Nederland. In de Meimaand is deze laan wel op haar mooist. Het groen is nog frisch.
In de IJsellinie zagen wij onze verdedigingswerken, die volgens Hauptmann von der Decken goed verborgen lagen. Men kan ze in het groen haast niet onderscheiden.
Bij Zutphen hebben wij de spoorbrug opgeblazen. Verwoestingen van omvang waren er verder niet aangericht en verwoestingen zien wij ook niet meer op onzen verderen tocht via Apeldoorn, Amersfoort en Utrecht. De landelijke rust heerscht alom.
Een tocht door Nederland is gelukkig geen tocht door een verwoest gebied. Slechts hier en daar, waar de troepen op elkaar zijn gestooten, bespeurt men iets van de kracht van den oorlog. Men mag dankbaar zijn, dat deze kracht tot enkele plekken beperkt is gebleven. En waar er schade is toegebracht - met onze Hollandsche veerkracht zullen wij die herstellen.
Aan het werk!
Bron: krant De Courant - Tweede Blad pag. 3
Het Nieuws van de Dag van woensdag 22 mei 1940
Over Bernhard 'Stuuf' Wiardi Beckman
Voor velen is de naam van Herman Bernhard 'Stuuf' Wiardi Beckman (Nijmegen 4-2-1904 - Dachau 15-3-1945) slechts vaag bekend: Het Wetenschappelijk instituut van de socialisten is naar hem vernoemd, hij was de laatste secretaris van Pieter Jelles Troelstra. Maar verder? 'Stuuf' Wiardi Beckman was een kind uit een patriciërsfamilie. Als gymnasiast koos hij op veertienjarige leeftijd voor het socialisme. Na zijn studie Geschiedenis in Leiden maakte hij betrekkelijk snel carriere, werd in 1937 hoofdredacteur van de partijkrant 'Het Volk' en vormde toen reeds, met partijleider Albarda en partijvoorzitter Koos Vorrink, het leidende driemanschap van de partij. Ook werd hij lid van de Eerste Kamer waar hij militaire zaken behandelde. Hij was een beginselvast en moedig man die trachtte de sociaal-democratie in ons land te vernieuwen zodat ze een werkelijk onderdeel van de Nederlandse samenleving kon worden. Op 10 mei 1940 meldde hij zich om aan de militaire verdediging van ons land deel te nemen, daarna belandde hij spoedig in het verzet. Hij behoorde tot de kern van de 'Parool-groep'. Koningin Wilhelmina, die in Wiardi Beckman onze toekomstige minister-president zag, vroeg hem naar Engeland te komen. Op het strand van Scheveningen echter, werd hij - samen met Frans Goedhart - gearresteerd en via het kamp Natzweiler naar Dachau overgebracht. Daar stierf hij aan tyfus, in de nacht van 14 op 15 maart 1945. Bij zijn dood schreef een medegevangene: "We beseffen dat zijn heengaan een groot verlies is, voor ons allen hier, en vooral voor later."Vrijdag 10 mei 1940 vertrekt Wiardi Beckman richting Den Haag om zich te melden bij zijn mobilisatiebestemming, GS III, afdeling operaties van de generale staf. De taak van deze afdeling in de meidagen was het opstellen van de legerberichten waarmee de stand van de krijgsverrichtingen bekend werd gemaakt. Dit gebeurde tweemaal per dag. Deze werkzaamheden voerde Wiardi Beckman, op dat moment hoofdredacteur van Het Volk, voornamelijk uit in samenwerking met M. Rooy, lid van de hoofdredactie van de NRC.
Woensdag 15 mei krijgen Rooy en Wiardi Beckman om 17.00 uur de opdracht de toespraak op te stellen waarmee generaal Winkelman het Nederlandse volk de capitulatie zal meedelen. Rooy stelde het militaire gedeelte van deze toespraak op en Wiardi Beckman de slotregels: "Nederlanders! Hebt ondanks dezen zwaren tegenslag vertrouwen in de onverwoestbare krachten en tradities van ons volk. Wij hebben deze beproeving van een korten, doch hevigen oorlog moeten doorstaan. Wij zullen het nieuwe lot, dat ons voorloopig beschoren is, met denzelfden moed en vastberadenheid dragen als waarmede wij den strijd voor onze zelfstandigheid hebben gevoerd. Hebt daarom, ik herhaal het nogmaals, vertrouwen op de toekomst. Doch vooral, toont dit vertrouwen door de rust en de orde te bewaren, welke wij zoo dringend behoeven om ons geschokte land weder op te bouwen. Laten wij ons thans richten op dezen eersten plicht, welke het vaderland ons oplegt. Leve Hare Majesteit de Koningin! Leve het Vaderland!"
Maandag 20 mei 1940 is Wiardi Beckman, stafofficier bij het Algemeen Hoofdkwartier, namens Winkelman op de Grebbeberg. Daar worden dan zowel Nederlandse als Duitse soldaten begraven die bij de strijd om de Grebbeberg zijn gesneuveld. Wiardi Beckman houdt daar een korte toespraak, die, blijkens diens eigen handschrift op het papier met de tekst, op 19 mei door Winkelman was goedgekeurd. Wiardi Beckman noemde zijn toespraak "een laatste groet". "Een laatste groet namens het Nederlandsche leger aan strijdmakkers die bij de verdediging van het Vaderland hun leven hebben veloren; een laatste groet namens Nederland, dat de moed en de trouw, door zijn zonen in de dagen van den oorlog betoond, nooit zal vergeten".Over de vijand zegt hij: "De Nederlandsche weermacht weet de moed en de organisatie van den tegenstander te respecteren." Dan brengt hij hulde "aan het taai verweer van de Nederlandsche verdedigers; aan de geestkracht en de moed, die zij hebben getoond bij de verdediging van hun Vaderland. Zij die vielen, hebben hun bloed niet tevergeefs geofferd." En hij eindigt zijn toespraak met het laatste couplet uit het Wilhelmus.
Op 25 juni 1940 wordt Wiardi Beckman met groot verlof gestuurd en is vanaf dat moment actief in het verzet. Vanuit Londen wordt actie ondernomen om Wiardi Beckman naar Engeland over te halen. Eind november 1941 is de eerste poging, velen volgen maar mislukken telkens. In de nacht van 17 op 18 januari 1942 is er weer een poging om vanaf het Scheveningse strand naar Engeland te vertrekken. Het noodlot slaat toe. Een Duitse patrouille vind Frans Goedhart, schepper van het illegale Parool en Wiardi Beckman in hun schuilplaats. Bij Goedhart wordt materiaal gevonden dat de Duitsers duidelijk maakt iemand van de Parool-groep in handen te hebben gekregen en hij wordt uiteindelijk ter dood veroordeeld. Tijdens een transport in augustus 1943 van Vught naar Utrecht ziet hij kans om met behulp van twee 'goede' Nederlandse politieagenten te ontsnappen. Wiardi Beckman heeft minder geluk. Hij zit eerst bijna een jaar in de gevangenis van Scheveningen. Dan gaat hij op 6 november 1942 naar het concentratiekamp Amersfoort. In januari 1943 komt hij terecht in het concentratiekamp Vught. In september 1943 opnieuw naar Amersfoort. In oktober 1943 vertrekt Wiardi Beckman naar Natzweiler, het concentratiekamp in de Elzas. Kort na 14 juli 1944 brengen de Duitsers de gevangenen van Natzweiler naar Dachau, omdat de geallieerden dicht in de buurt kwamen. In de nacht van 14 op 15 maart 1945 sterft Wiardi Beckman aan tyfus.
Bron: boek Stuuf Wiardi Beckman - patriciër en sociaal-democraat, auteur Johan S. Wijne,
uitgegeven door Thomas Rap - Amsterdam / Brussel in februari 1987, ISBN: 90-6005-255-2