Persoonlijk verslag van de belevenissen van soldaat Jan Lohuis uit Aalten

ingedeeld bij de 1e sectie van 1-II-8 R.I.

Klik hier voor een uitvergroting
Dienstplichtig soldaat Jan Lohuis. (1939-1940)
Op zaterdag 22 september 2007 brachten Rutger Bol, Hajo Groenman, Joost Bruinsma en Allert Goossens een bezoek aan de Grebbeveteraan soldaat Jan Lohuis in Aalten. Het verslag van de heer Lohuis aan ons is hieronder verwoord, met daarbij algemene informatie rond zijn onderdeel en het stellingengebied.

De soldaat Lohuis is van 23 augustus 1920, en kwam vervroegd op vanwege de mobilisatie eind augustus 1939. Zijn officiële lichting was 1940-II, maar vanwege de oorlogsdreiging werd hij al op 23 september 1939 geacht zich te melden op het nieuwe 8RI depot in Bussum. Vanwege het feit dat het complex nog niet gereed was, werd zijn opkomst verlaat tot 23 oktober 1939.

In maart 1940 kwam Lohuis bij het parate deel van 8RI dat inmiddels de Grebbeberg als dislocatie had gekregen. Zijn sectie werd gelegerd bij Vreewijk, in nieuwbouw huizen die nog niet bewoond waren en slapen in het uitgespreide hooi was hun deel. Lohuis werd ingedeeld bij de 1ste sectie van de 1ste compagnie van het 2e bataljon van 8RI. Bataljonscommandant was reserve-majoor Jacometti, compagniescommandant was reserve kapitein J. vd Berg, en [1e] sectiecommandant reserve 1ste luitenant H. Emous. In deze periode bij het veldleger werd Lohuis opgeleid voor de gasdienst, met als hoofdtaak onder andere gasontsmetting.

1-II-8RI had een taak in de tussenverdediging, waarbij de compagniescommandopost was gelegen vlakbij de 1ste sectie, achter de boerderij Weltevreden. De 1e en 2e sectie lagen naast elkaar in de eigenlijke tussenverdediging tussen de G-kazematten 26 en 29. De 3e en 4e sectie lagen bij de dijk in het voorterrein daarvan. In hun vak lagen enkele secties van de MC-II en een sectie PAG van 11 Compagnie PAG onder de 1e luitenant Piët.

De soldaat Lohuis was ingedeeld bij de 1e sectie, als gewoon tirailleur. Hoewel hij geoefend was voor de gasdienst - de dienst die onder de gasofficier zich bezig hield met gasdetectie en behandeling van gasbesmette militairen - was zijn rol er dus een van gewone geweerschutter. In de sectie waren drie groepen aanwezig, ieder met een lichte mitrailleur Lewis M.20 en enkele loopgraafgeweren. De groepen vielen onder de sergeanten Vink [rechts], Nijlusing [midden] en Helmens [links].

De sectie was in een V-vorm opgesteld, zoals gebruikelijk, waarbij de rechter en linkergroep de uiteinden van de stelling bezetten, en de middelste groep de naar het oosten gelegen saillant. Direct voor de saillant lag de G-kazemat G.27, bezet door MC-II, en enkele tientallen meters ten zuiden daarvan, G-kazemat G.26, bezet door MC-I, met schootsveld zuidoost richting Hoornwerk. De sectie- en compagniescommandopost waren gelegen bij de boerderij Weltevreden, waar eveneens de munitieopslag voor koepels en compagnie gelegen was.

Soldaat Lohuis komt op

De soldaat Gerrit Jan Lohuis was eind maart 1940 bij de compagnie gekomen, en zou nauwelijks tijd krijgen het terrein en de omgeving te leren kennen. Slechts enkele weken na zijn aankomst zou immers de oorlog al uitbreken.

Klik hier voor een uitvergroting
Oorlogszakboekje 8 R.I. (1940)
Lohuis herinnert zich nog zijn eerste vertrek eind oktober 1939 uit Aalten [tussen Doetinchem en Winterswijk], in opmaat naar zijn eerste opkomst te Bussum. Slechts eenmaal eerder had de 19-jarige boerenzoon zijn woon- en geboorteplaats verlaten, toen een schoolreisje naar Artis was georganiseerd. Begeleid door een politieman reisden de nieuwe dienstplichtigen - zo'n zeven man - per trein van Aalten naar Bussum. Lohuis herinnert zich dat hij zichzelf in alle ernst afvroeg hoe hij ooit nog naar huis zou komen, na voor de eerste keer in zijn leven zelfstandig Aalten te hebben verlaten. Het leek een immense afstand die hij aflegde, ver weg van zijn woonplaats...

Bussum was een nieuwe kazerne, waar het depot van 8RI was ingedeeld. Tot kort tevoren was Arnhem, de Menno van Coehoornkazerne, de garnizoenstad geweest van 8RI. Maar de mobilisatie noopte alle legeringsplaatsen oostelijk van de hoofdverdediging naar het westen te verplaatsen, zo ook het depot van 8RI. Zodoende hadden de lichtingen die in oktober opkwamen de eigenlijke garnizoensplaats van het regiment nooit gezien. Dat gemis zou echter goed gemaakt worden, zij het dat de omstandigheden waaronder hen vermoedelijk minder zouden bevallen...

In Bussum werd soldaat Lohuis geoefend in de elementaire militaire zaken. Voordat de opleiding was afgerond werd Lohuis echter in maart 1940 naar de parate eenheden van zijn regiment verordonneerd en zodoende arriveerde hij eind maart bij zijn sectie, die bij Vreewijk was ingekwartierd in een nog onbewoonde nieuwbouwwoning. Het hooi werd zijn nieuwe stede. Zijn sectiecommandant Emous bleek een geschikte man, en een officier die zich normaal en vriendelijk opstelde richting de manschappen. Lohuis was de kleinste en jongste man van zijn groep, en herinnert zich dat hij ook echt als jongste bediende werd benaderd.

De eerste oorlogsdagen

Op 5 mei had Lohuis verlof gekregen, en was zodoende twee dagen in Aalten. De terugreis naar zijn geboorteplaats viel dus in de praktijk alleszins mee. Toen hij op de 7e terugkeerde, was net de strijdvaardigheid tot het hoogste niveau opgevoerd, en dienden de mannen de stellingen te betrekken en daar vlakbij te slapen. Op 9 mei was de strijdvaardigheid 3 weer teruggebracht tot een lagere graad, maar dat zou niet lang duren. In de nacht van 9 op 10 mei was er al vroeg reveille. Alle secties werden paraat gehouden, en de munitie werd opgeladen om naar de stelling te worden gebracht. Geen mens die op dat moment dacht dat het oorlog was; het leek allemaal een zoveelste oefening.

Klik hier voor een uitvergroting
Kaart van de situatie op 12/13 mei 1940 met daarop aangegeven de stelling van Lohuis (rode circel), gelegen even ten Zuiden van boerderij Weltevreden. (12-13 mei 1940)
Rond 0400 uur veranderde dat. Er begonnen steeds meer vliegtuigen over te vliegen, en toen het Nederlandse afweervuur begon te klinken, leken velen te gaan beseffen dat het nu menens was. Tussen 0400 en 0500 werden de secties naar de stellingen bevolen, nadat gereedheidgraad 4 was ingetreden: dat betekende oorlog!

De eerste dag werden allerhande schootsveldverbeteringen uitgevoerd. Het roggeveld voor de stelling werd omgeploegd, zodat een goed schootsveld ontstond en het gewas niet snel meer zou opkomen. De versperring voor de stelling werd gesloten, en enkele proefsalvo's met de lichte mitrailleurs werden afgevuurd. Er gebeurde niet veel meer die dag, behalve het overvliegen van Duitse toestellen.

In de avond werden piketten bij de mitrailleurposten uitgezet en werden de overige manschappen bij de boerderij [Weltevreden] verzameld. De compagniescommandant had daar stro laten uitspreiden, zodat de manschappen zacht en warm konden slapen. Lohuis herinnert zich dit nog goed, en kan zich eveneens de relatief goede slaap die hij kreeg nog voor de geest halen.

Vroeg in de ochtend - het was nog donker - werd er ineens intensief gevuurd door Nederlandse mitrailleurs. Uit zichzelf trokken de manschappen naar de vlakbij gelegen stellingen. Hoewel het vuren nog lange tijd doorging, bleek al spoedig dat geen vijand voor de stelling kon worden gesignaleerd.

Rond 0800 uur in de morgen van 11 mei begon de Duitse artillerie met enkele batterijen te vuren. Het Duitse strooivuur kwam ook zo nu en dan in de buurt van de stelling van Lohuis zijn sectie, "maar", zo zei hij, "het maakte weinig echte indruk op me." Wel werd de veldkeuken bij de boerderij geraakt door een treffer, en zodoende werd een provisorische keuken in de sectieopstelling gemaakt.

Die zaterdagmiddag werd, ondanks de aanzienlijke Duitse activiteit in het voorterrein, nog een extra munitievoorraad door een vrachtwagen vlakbij de stelling gebracht. Lohuis kan zich nog herinneren dat dit wel indruk maakte, zo tijdens de strijd om hen heen. Zelf werd hij ingeschakeld bij de distributie van de nieuwe voorraad, en reed zodoende met een kruiwagen voorraden rond naar de diverse groepen.

Van de eerste twee dagen herinnert hij zich niet zo veel details meer. Wel wist hij nog dat de artillerie nauwelijks zweeg, en dat de Nederlandse artillerie beduidend minder actief was.

Er werd in de stellingen geslapen, terwijl piketten en wachten werden uitgezet. Eten klaarmaken gebeurde ook in de stelling, en iedereen hielp mee met de voorbereiding. Lohuis weet nog dat hij aardappels moest schillen.

De strijd komt dichtbij

De derde dag, zondag 12 mei, werd een veel intensievere strijd merkbaar. Er gebeurde van alles, wat hij vandaag de dag soms niet zo goed meer kan plaatsen. Er werd heel veel geschoten om hen heen, vooral ook naar het zuidoosten toe. Lohuis wist niet dat de SS daar al het Hoornwerk had genomen en al op de Grebbeberg was doorgedrongen. Wel staat hem nog voor de geest in de verte Duitsers te hebben gezien, op grote afstand.

De Duitse artillerie vuurde ondertussen veel op de diepere [westelijke] delen van de Grebbeberg en de Laarsche Berg, en zo nu en dan werd ook de tussenverdediging getroffen. Lohuis weet nog dat 's ochtends een van de mitrailleurnesten een voltreffer kreeg, overigens zonder dat dit slachtoffers kostte, want de machinegeweren waren wegens een beter schootsveld vooral op de wering geplaatst en dus uit de nesten gehaald.

Lohuis herinnert zich dat een aanval van Nederlandse vliegtuigen indruk maakte. Hij vertelde: "opeens kwamen drie vliegtuigen van ons over, met oranje stippen erop. Ze doken zomaar omlaag richting Wageningen. Tegelijkertijd begon onze artillerie ook hevig op ze te schieten. Korte tijd zweeg de Duitse artillerie, maar begon al snel weer te vuren. Toen was de onze spoedig stil. Ze waren vast vernietigd...".

Klik hier voor een uitvergroting
Jan Lohuis. (22 september 2007)
Inderdaad vond op 12 mei rond 1700 uur een aanval plaats door drie Fokker G-1's. Aan de westrand van Wageningen werden Duitse gronddoelen aangevallen met de acht neusmitrailleurs die deze jachtkruisers elk bezaten. Na tien minuten gronddoelen in en om Wageningen te hebben beschoten, vertrokken de Nederlandse toestellen weer richting westen. De Nederlandse artillerie die rond deze tijd vuurde op de doelen rond Wageningen, en met name bij Kruiponder en de Haarweg, werd echter niet door het tegenvuur uitgeschakeld. Ze kregen slechts korte vuuropdrachten voor afsluitingsvuren, en zwegen daarna weer in afwachting van een volgend vuurbevel.

Op het moment dat de Nederlandse vliegtuigen Wageningen aanvielen, was net een door de bataljonscommandant van II-8RI georganiseerde tegenstoot vanuit de stoplijn richting het bos op de Grebbeberg, uitgelopen op een mislukking. Majoor Jacometti was gesneuveld bij die actie. De 1ste compagnie was op dat moment nog ongewis van dat feit.

Op een gegeven moment - zo tegen 1800 uur - kwamen er allerlei vreemde militairen in de stelling. Soldaat Lohuis herinnert zich met zekerheid enkele soldaten van de PAG, die door hun karabijnen en hogere leeftijd opvielen. Inderdaad kwamen soldaten van de sectie van luitenant Piët, van 11.Cie PAG naar de stelling van de 1ste sectie alsmede enkele manschappen van de 3e en 4e sectie uit de dijk. Ook enkele MC soldaten van de sectie Barendsen verschenen in de loopgraaf. De PAG mannen hadden even daarvoor twee Duitse pantserwagens beschoten op de autoweg, waarvan er eentje was uitgeschakeld. De Duitse vorderingen rond Kruiponder en zuidelijker - waarop de Nederlandse artillerie rond 1700-1800 uur nog had geschoten - maakte dat de mannen hun stellingen hadden verlaten. Ook de in de boomgaard voor de sectie liggende mannen van II-MC trokken terug, en zodoende kwamen mannen van de MC van vaandrig Barendsen ook bij de 1ste sectie aan. Geen van deze eenheden had de zware wapens mee kunnen nemen.

Spoedig zou blijken dat de Duitsers inmiddels de stelling zeer dicht waren genaderd. Tegen 2000 uur - het was zo goed als donker - waren de Duitsers meester over het gehele oostelijke deel van de Grebbeberg en zaten zij reeds op enkele tientallen meters van de zuid en zuidoost zijde van de opstelling van de 1ste sectie.

Het was rond die tijd dat 1e luitenant Emous werd geïnformeerd door zijn compagniescommandant dat de majoor Jacometti was omgekomen, en dat de compagniescommandant als plaatsvervangende bataljonscommandant zou gaan optreden. Hij werd hiertoe in de bataljonscommandopost verwacht, welke achter de stoplijn in het bataljonsvak lag. Emous werd aangewezen als nieuwe compagniescommandant. Op zijn beurt wees Emous de PAG luitenant Piët aan als de nieuwe commandant van Lohuis zijn sectie. Lohuis zelf kan zich dit niet meer herinneren, maar weet wel dat hij rond die tijd vernam dat zijn bataljonscommandant was gesneuveld. De man waarvan hij zich kan herinneren dat hij hem wel eens statig te paard had zien zitten, maar bij de stellingen had hij hem nooit gezien. Toch maakte het nieuws van zijn sneuvelen grote indruk op de manschappen, weet Lohuis nog.

Ondertussen werd de sectie opnieuw ingedeeld, waarbij de nieuwkomers ook een positie kregen. Lohuis herinnert zich dat zijn nieuw samengestelde groep enkele PAG mannen had, en dat ze onder leiding stonden van een korporaal. Het Duitse vuur kwam ondertussen van alle kanten. Lohuis: "er werd veel geschoten. Twee PAG soldaten - ze waren ouder voor onze begrippen - schoten heel rustig maar fanatiek op de Duitsers. Ze hebben vast wel wat geraakt. Het maakte grote indruk op me."

Het einde van de strijd

Gedurende de nacht sliepen de manschappen in hun stelling, waarbij pikette de mitrailleurs bezetten, en wachten werden uitgezet aan de uitersten van de stelling. Lohuis draaide zelf de laatste wacht, en had daartoe zijn overjas aangetrokken, want koud was het, zo weet hij nog.

Het was niet lang na de zonsopkomst, zo rond 0430 uur, dat de Duitsers weer zeer actief werden. Alom kraakten weer geweerschoten, ratelden de snelle Duitse mitrailleurs en waren explosies van granaten hoorbaar. Lohuis begaf zich ondertussen snel weer in de stelling, en zijn groep - onder leiding van een korporaal - schoot zo nu en dan in de richting van de Duitsers. "We zagen eigenlijk bijna geen Duitsers, maar we wisten dat ze heel dichtbij zaten".

Hoe dichtbij bleek spoedig. De Duitsers waren rond 0500 uur aan drie kanten van de positie van Lohuis genaderd, en drongen op onder het werpen van granaten en vuren van hun handvuurwapens. De groepscommandant van Lohuis besloot dat het genoeg was, hoewel door iemand werd tegengeworpen dat overgave landverraad was. De korporaal besloot echter dat overgave de enige zinnige beslissing was, en nadat de wapens waren afgeworpen werden de handen in de lucht gestoken. Iedereen liep achter elkaar met de handen achter het hoofd de stelling uit, waarbij Lohuis als een van de laatste eruit kwam.

Klik hier voor een uitvergroting
De militair met verband om het hoofd en overjas aan is zeer vermoedelijk soldaat Lohuis. (13 mei 1940)
De SS'ers waren vrij driest, hoewel Lohuis zich herinnert dat er geen echt bizarre dingen voorvielen en hij kan zich niet herinneren dat er SS'ers naar drank roken. Wel weet hij nog dat een militair nog door de arm werd geschoten terwijl ze de loopgraaf uitkwamen, maar kan hij dit onmogelijk toeschrijven aan de SS'ers, omdat hij dit simpelweg niet weet. Ook weet hij nog dat de SS'ers zich afvroegen waarom de Nederlanders gifgas verschoten. De Nederlanders ontkenden dat ten stelligste. Beter staat hem nog bij dat hijzelf van achteren met een voorwerp tegen het hoofd werd geslagen, net onder de helm. Hij viel voorover, en was even van slag. Een kleine hoofdwond bloedde hevig, en zijn linkerborst werd rood van het bloed.

Een van de eerste zaken die Lohuis ons toont is zijn militaire zakboekje. "Kijk, de bloedvlekken op dit boekje zijn het bewijs van mijn wond; het is mijn bloed", zegt hij met vastberadenheid. "Ik weet nog dat degene die me sloeg een zwart bandje om zijn mouw droeg, waarop volgens mij 'Der Führer' stond. Het is me altijd bijgebleven." Lohuis kon zich niet herinneren of de Duitsers om hem heen een 'tarnjäcke' droegen; de bekende camouflage overjassen die de gevechtstroepen van het SS regiment veelal aan hadden.

Het dragen van de zwarte "Armälstreifen" aan de ondermouw met "Der Führer" erop gestikt is wel een opmerkelijke zaak. Dit werd normaliter niet vaak zichtbaar gedragen tijdens de strijd. Niet alleen viel het bij de SS troepen onder de camouflage overjas, maar eveneens werd het het vaak als onwenselijk geacht de identiteit van een eenheid duidelijk te maken. Het feit dat dit bij de gevangenname van Lohuis wel gebeurde duidt wellicht op de aanwezigheid van een hogere onderofficier of officier.

Krijgsgevangen - de eerste fase

In de vroege ochtend van 13 mei - de dag die de bloedigste zou worden van de strijd om de Grebbeberg - werd Lohuis samen met zijn groep afgevoerd naar huize Heimerstein aan de Cuneraweg bij de noordoostelijke voet van de Grebbeberg. Bij huize Heimerstein - sinds de avond van 12 mei stevig in Duitse handen - werd hij verbonden door twee Nederlandse soldaten. Ondanks zijn bescheiden hoofdwond, werd zijn hoofd grotendeels met wit verband ingepakt. Vervolgens mocht hij bij zijn kameraden in het gras gaan zitten. Ze werden in enkele rijen opgesteld, samen met andere gevangenen.

Klik hier voor een uitvergroting
Lohuis wordt gewezen op de Duitse foto, gemaakt voor Heimerstein, waarin hij met grote verbazing zijn eigen beeltenis herkent. (22 september 2007)
Bijzonder is dat Stichting de Greb in het bezit is van een foto van krijgsgevangenen in de tuin van Heimerstein. Lohuis wist niet dat er foto's gemaakt werden, maar herkende zichzelf op een uitvergroting van de foto als de militair met de hoofdbandage. Een wonder vond hij het dat 67 jaar na dato een foto opdook die het wellicht meest indrukwekkende moment van zijn leven had vastgelegd, zonder dat hij dit ooit geweten had. Een merkwaardig toeval, dat zoveel moois bij een veteraan kan teweeg brengen...

Ondanks de wat ruige behandeling, was Lohuis niet gefouilleerd. Ook behield hij zijn overjas - wat vrij opmerkelijk was - en zijn persoonlijke bezittingen. Zijn overjas zou hem nog dankbaar van pas komen in de navolgende dagen en weken.

Lohuis herinnert zich geen Duitse fotografen, hoewel vele foto's van de locatie rond deze tijd zijn genomen. Ook geen raderbaren hebben zijn aandacht gekregen. Wel herinnert hij zich dat vrij veel Duitse soldaten op de locatie aanwezig waren.

Rond een uur of zeven werd zijn groep met de handen omhoog afgevoerd naar het sluisje, waar zij eenvoudig via een noodbrug konden oversteken. Hoewel hun begeleiders vrij mat waren, en zij de armen regelmatig mochten laten zakken, werd telkens wanneer een Duitse groep soldaten in opmars naar het front hen tegenkwam opmerkelijk gesnauwd dat de handen weer hoog opgestoken moesten worden. Menige beschimping was hun deel. De soldaten die Lohuis tegenkwam langs de rijksweg richting Wageningen waren vrijwel zeker van 322.IR, die zich gereedstelden voor de beslissende aanval op de stoplijn. De SS'ers wilden deze "concurrenten" van de reguliere landmacht ongetwijfeld van hun prestaties overtuigen en vermoedelijk werd de groep van Lohuis daarom steeds gesommeerd de handen strak omhoog te houden als andere Duitsers werden ontmoet.

Lohuis weet nog als de dag van gisteren dat hem opviel dat vele dode paarden langs de kant van de weg lagen. Hij weet vrijwel zeker dat dit militaire paarden waren, en als boerenzoon is dat oordeel vermoedelijk zeer betrouwbaar te noemen. Inderdaad zijn veel paarden van de troepen in de voorpostenstrook, zoals de afdeling 6-veld, omgekomen op de tweede oorlogsdag. Ook vele koeien sneuvelden als gevolg van de vuurwisselingen tussen de Nederlandse en Duitse troepen. Lohuis aanschouwde het op zijn tocht naar het brandende Wageningen en griefde het in zijn geheugen.

Zuid van Wageningen werd getrokken. Van Wageningen naar Arnhem mocht hij de tocht verder afleggen per bus, aangezien hij gewond was aan zijn hoofd. In de avond bereikten zij de Menno van Coehoornkazerne in Arnhem. Voor vele van zijn kameraden een merkwaardig weerzien; voor Lohuis zelf - als 8RI soldaat - een primeur. Van de primeur zelf genoot hij vooral - zo weet hij nog goed - door "een heerlijke lange nacht slaap. Ik sliep heel vast die nacht."

Neu-Brandenburg

Trots laat Lohuis een Duitstalig boekje zien over het kamp Neu-Brandenburg, het kamp bij Berlijn dat vijf jaar lang dienst zou doen als krijgsgevangenkamp.

Klik hier voor een uitvergroting
Het Duitstalige boekje over het kamp Neu-Brandenburg. (22 september 2007)
Neu-Brandenburg was het einddoel van een lange treinreis naar Duitsland. Lohuis weet dat ze het er niet zo slecht hadden, maar allen verlangden naar huis. De zes weken die zouden volgen maakten meer indruk op hem dan de strijd zelf, althans zo verwoordde hij het.

Na een paar weken in het kamp, mocht Lohuis op een Duitse boerderij aan de slag als knecht. Daar werd hij vrij warm ontvangen en kreeg goed te eten. Zijn gastheren waardeerden hem om zijn vakkundigheid en inzet, en klaagden over zijn Poolse voorgangers. Die waren lui geweest, aldus Lohuis. "De Polen waren niet populair bij de Duitsers; ze waren duidelijk minderwaardig voor ze". Lohuis vertelt nog enig contact met de boerenfamilie in Duitsland te hebben.

De terugreis duurde lang, en toen men eenmaal in Nederland was aangekomen met de trein besloot Lohuis - omdat hij relatief dicht bij huis was - direct door te marcheren naar Aalten. Laat in de avond kwam hij daar aan, en in al zijn bescheidenheid en soberheid, overwoog hij nog eerst in het stro ergens te gaan overnachten. "Ze zouden immers wel al in diepe slaap zijn, en ik wilde dat niet verstoren". Hij besloot toch naar huis te gaan, en genoot een warm welkom.

Mevrouw Lohuis

Terwijl Jan Lohuis geïnteresseerd op de PC naar foto's kijkt van de strijd en omgeving van de Grebbeberg, staat zijn vrouw ons in de woonkamer kort te woord. Zij vertelt het opmerkelijke verhaal van hun jeugd en relatie, wat buiten de orde van dit verhaal valt, en daarom prive blijft.

Aandoenlijk is als ze ons vertelt wat we van zovele veteranen en hun families weten. Die paar dagen in mei 1940 hebben een onuitwisbare indruk gemaakt op soldaat Lohuis. "Vooral sinds hij met pensioen ging op zijn 65ste, is hij er erg mee bezig. Ik maak hem regelmatig 's nachts wakker, als hij weer eens droomt en zijn ervaringen herbeleeft."

Zijn ingrijpende ervaringen van mei 1940 hebben hem nooit echt losgelaten. Tijdens zijn werkzame leven was het minder prominent aanwezig, maar na zijn pensionering kwam de emotie weer boven. De details zijn veelal verloren gegaan, maar de diepe emotie van die paar dagen oorlog heeft meer indruk op soldaat Lohuis gemaakt dan hij ons eigenlijk wil laten weten. "Hij is er erg veel mee bezig, en praat er veel over. Misschien wel dagelijks", zegt zijn vrouw ons.

Een prettig gesprek...

De hele familie is verzameld als we aankomen op het prachtige gelegen perceel van de familie Lohuis net buiten de kern van Aalten. De boerderij was altijd opa's lust en zijn leven. Thans wordt de boerderij door zijn kinderen als nevenbedrijf (met zoogkoeien) voortgezet. Opa is, ondanks zijn hoge leeftijd, nog steeds erg betrokken.

Klik hier voor een uitvergroting
Jan Lohuis op de boerderij waar hij nagenoeg zijn hele leven doorbracht. (22 september 2007)
De warme ontvangst heeft als stralend middelpunt de heer Lohuis zelf. Zichtbaar geniet hij van de interesse die uitgaat naar zijn belevenissen, en ondanks zijn respectabele leeftijd praat hij vol verve over zijn belevenissen. Bescheiden meldt hij dat hij veel vergeten is, en dat de chronologie een beetje zoek is geraakt. Even bescheiden is hij over zijn eigen rol en optreden.

Zijn verhaal wordt niet dik aangezet, er wordt niet overdreven. Hij praat met veel respect over zijn kameraden, en zijn luitenant. Bij veel van zijn opmerkingen plaatst hij de kanttekening dat hij het wellicht niet helemaal goed verwoordt. Maar alles wat hij ons vertelt sluit aan bij hetgeen ons bekend is over de strijd en de omstandigheden van zijn eenheid. Zijn persoonlijk gevoelens en ervaringen zijn de verrijking van de zakelijke rapporten die wij kennen.

Tenslotte worden foto's genomen op het erf, en geniet soldaat Lohuis in alle bescheidenheid nog even van de plotselinge overweldigende aandacht van, tot voor kort, volmaakt vreemde mensen. Een prettig gesprek met een warm en opmerkelijk mens komt tot een einde, met dit verslag als resultaat.

Als Stichting de Greb weet je weer waarvoor je het doet, wanneer je niet alleen de kennis van de bezoekers van de website kunt verrijken met de persoonlijke verhalen van hen die daar echt waren, maar eveneens als je door je bezoek en aandacht een bescheiden ode brengt aan de veteraan die als dienstplichtig militair zijn plicht deed voor het vaderland.

Bron: Interview met Jan Lohuis en familie in Aalten,
uitgewerkt door Stichting De Greb

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.40 MB)