Persoonlijk verslag van de belevenissen van soldaat Dieks Scholten uit Zuna

Op 13 maart 2010 bezochten Hajo Groenman en Joost Bruinsma soldaat Hendricus (Dieks) Scholten thuis in Zuna bij Rijssen. Zijn verhaal is aangevuld met algemene informatie en aanvullende opmerkingen.

Klik hier voor een uitvergroting
Hendricus (Dieks) Scholten (13 maart 2010)
Dieks Scholten werd geboren op 3 augustus 1920 in de buurtschap Marle, gemeente Hellendoorn. Marle is een zeer kleine gemeenschap, ruim een millennium oud en gelegen langs de Regge in de provincie Overijssel. Scholten had 4 broers waarvan 1 oudere. Eén van de broers is op 24 jarige leeftijd overleden. Scholten was een, naar zijn eigen zeggen, eenvoudige boerenzoon. Op onze vraag welke opleidingen hij had genoten na de lagere school antwoordde hij lachend: "geen enkele natuurlijk". Scholten werd geacht om na "de Marliaantjes" (de basisschool in Marle) te gaan werken op de boerderij, maar op 15-jarige leeftijd begon hij als arbeider bij de N.S.B.; de Nederlandse StoomBlekerij, de oudste en ooit de grootste stoomblekerij van Nederland aan de P.C. Stamstraat in Nijverdal. Scholten zou daar al met al ruim 18 jaar lang in dienst zijn.

In 1939 werd Scholten opgeroepen voor militaire dienst, lichting 40-II-88. Hij vertelde hierover: "Ik ging met de boemeltrein naar Hoorn, ik was nog niet eerder zo ver van huis geweest." Scholten meldde zich bij de Krententuin op het Oostereiland in Hoorn; een oude rijkswerkinrichting die haar naam ontleende aan het werk dat in de VOC-tijd door de geïnterneerden aldaar werd verricht. Zij sorteerden de aangevoerde krenten op grootte en kwaliteit.

Aan de obligate vijf-en-een-halve maand opleiding in Hoorn had Scholten zeer goede herinneringen. Er werden veel geintjes uitgehaald en de sfeer was weliswaar militair maar zeker niet onplezierig. Ieder deed voor 2 gulden en 2 stuivers per week zijn plicht, meer hoefde je ook niet te doen. Op een bepaald moment hadden ze als grap een maat in zijn slaap ingesmeerd met wapenolie, het resultaat: 3 dagen zwaar arrest. Daarvan leerden ze niet veel, want een andere keer wierpen ze bij wijze van vermaak de bajonet in het houten plafond, zeker geen ongevaarlijk spelletje. En natuurlijk het omkeren van de bedden als iemand lag te slapen. Dat hoorde ook bij de opleiding. Scholten had op de boerderij al wel vaker een geweer gehanteerd. Hij was dus al redelijk vaardig met het schieten. Scholten werd gewoon infanterist met een geweer en 2 bloktassen. "Gewoon bij de zandhazen", zoals hij het zelf verwoordde.

Klik hier voor een uitvergroting
De Nederlandse Stoomblekerij (N.S.B.) in Nijverdal
Na de opleiding kwam hij met een groepje, eveneens afkomstig van de opleiding in Hoorn, terecht bij de parate troep; het Veldleger in Leersum. "We werden ondergebracht in een kazerne in Leersum. Die kazerne was tegenover de Donderberg een weg in en dan ongeveer na een kleine kilometer. Daar zaten we met meer dan honderd man." Mogelijk bedoelde hij de gebouwen van de stoomwasserij De Duif aan de Maarsbergseweg 21-23 die dan als onderkomen voor de militairen moeten zijn ingericht. Er was in ieder geval ruimte voor een hele compagnie. In Leersum werd Scholten geconfronteerd met een korporaal Alberts uit Deventer. Hij had regelmatig bonje met deze korporaal, die naar zijn zeggen vreselijk tekeer kon gaan.

Gedurende die periode in Leersum is men tenminste één maal naar het schietkamp De Harskamp op de Veluwe gegaan om te oefenen met het geweer. Ze werden naar De Harskamp gebracht met de vrachtwagen.

Meidagen 1940

Toen de oorlog uitbrak in de vroege ochtend van 10 mei 1940 zag Scholten de vliegtuigen overvliegen op weg naar het Westen. Hij gebruikte zijn geweer en schoot op de vijandelijke transportvliegtuigen. Hij dacht "het geweer heeft een bereik van 2.000 meter, dus waarom niet." Van hogerhand werd in de loop van de 10e duidelijk gemaakt dat het weinig effectief was om met het geweer op vliegtuigen te schieten.

In de vroege ochtend rond 4.00 uur vertrok de gehele compagnie van Scholten lopende in de richting van de Grebbeberg. "In de lucht zag het zwart van de vliegtuigen. We liepen in colonne, niet te dicht bij elkaar want anders was het te gevaarlijk. We liepen in koppeltjes, de groep was meer verspreid. Op een gegeven moment daalde er een transportvliegtuig [Ju-52], we schoten erop en hij moest landen. Er kwamen drie Duitsers uit. Een motorordonnans had de motor laten vallen toen hij was beschoten door de Duitse piloten. De motorordonnans had teruggeschoten en hij schoot twee Duitsers dood; die was goed bij. Dat was vlakbij Rhenen." Scholten kreeg van een Nederlandse officier opdracht om het vliegtuig te doorzoeken. Waarschijnlijk ging het hier om een eerder (door luchtdoelartillerie) aangeschoten toestel dat terugkomende uit het Westen in de omgeving van Rhenen een noodlanding moest maken.

Via welke route ze uiteindelijk naar de Grebbeberg zijn gelopen kon Scholten zich niet meer precies herinneren. Prikkeldraadversperringen, wachtposten en wegversperringen heeft hij niet gezien, althans dat zat niet zo meer in zijn geheugen. Bij de opmars richting Grebbeberg hadden ze wel de keukenwagens en ziekenauto's zien staan.

Legeronderdeel

Scholten kon zich over zijn eigen eenheid niet veel meer herinneren. Verder dan het 19e Regiment Infanterie (19 R.I.) kwam hij in eerste instantie niet. De namen van het kader waren hem enige jaren geleden nog wel bekend, maar het antwoord op onze vragen daaromtrent moest hij schuldig blijven. Van zijn sectie kon hij zich de volgende namen nog wel herinneren: soldaat Groen uit Coevorden, soldaat Makkinga uit Ommen, soldaat Hendriks uit Vroomshoop (met hem is Scholten vanuit Leersum op de fiets teruggegaan naar huis) en een soldaat Bruggink.

Met het gegeven in ons achterhoofd dat Scholten pas vlak voor het uitbreken van de oorlog bij zijn uiteindelijke legeronderdeel terechtkwam, zat er voor ons niets anders op dan hem alle ons bekende namen van het kader van 19 R.I. voor te leggen. Uiteindelijk kwamen we op die manier op het gewenste antwoord. Scholten behoorde tot de 2e compagnie van het 2e bataljon van 19 R.I. (2-II-19 R.I.) onder commando van reserve-kapitein Th.J. Besling. Die naam kwam hem bekend voor. Hij zei daar meteen bij dat de zware mitrailleurs achter hen lagen en dat ze de spoorrails voor zich konden zien liggen. Ook bevestigde hij dat ze in de buurt van een grotere villa lagen (mogelijk de villa "Angelus Ridet" aan de Achterbergsestraatweg). Al met al kunnen we met redelijke zekerheid concluderen dat Scholten zich tijdens de oorlogsdagen bevond in de zogenaamde grendelstelling. Deze stelling lag aan (west van) de spoorlijn Rhenen-Veenendaal en liep van Rijn tot kilometerpaal 25 (bij kruising spoorbaan en Achterbergsestraatweg) op welk punt een Nederlands mijnenveld was aangelegd.

Hieronder een korte samenvatting van de inzet van deze compagnie gedurende de meidagen.

Kader:
Commandant: reserve-kapitein Th.J. Besling
Sectiecommandant 1e sectie: vaandrig W.J. Menzo
Sectiecommandant 2e sectie: reserve-tweede luitenant P.H.M.J. Suilen
Sectiecommandant 3e sectie: sergeant G.J.P. Duringhof
Sectiecommandant 4e sectie: reserve-eerste luitenant K.L.A. van der Leeuw

II-19 R.I. fungeerde als divisie-reserve en was op de 10e mei gelegerd in Rhenen. 2-II-19 R.I. in en nabij het Gemeentehuis van Rhenen.

In de avond van de 11e op de 12e mei werd het bataljon (inclusief 2-II-19 R.I.) ingezet bij een nachtelijke tegenaanval, die het voorpostengebied weer in Nederlandse handen moest brengen. 2 secties van 2-II-19 R.I. moesten daarbij vanaf de Rijndijk een schijnaanval op de Duitsers doen (de sectie van luitenant Suilen en die van vaandrig Menzo, terwijl de beide andere secties de bataljonsreserve vormden). Uiteindelijk kwam er van deze tegenaanval door allerlei omstandigheden (o.a. vertraging) niets terecht.

Toen op de 12e mei de toestand op de Grebbeberg verslechterde kwam het bevel de geïmproviseerde 3e stelling west van de spoorlijn (de zgn. grendelstelling ) te bezetten. Aanvankelijk verbleef de compagnie op bevel van de commandant van de IVe Divisie in een noodstelling tussen de straatweg en de Rijn. Toen voldoende troepen naar voren waren gegaan om niet meer voor een directe doorbraak te hoeven vrezen, verhuisde men naar de eigen (voorbereide) stelling noord van Rhenen bij kilometerpaal 25 aan de spoorweg Rhenen-Veenendaal.

Men was opgesteld in 3 sectiesteunpunten, één west van genoemde kilometerpaal, één zuid en één ten noorden ervan. Op de 13e mei werd geregeld vuur uitgebracht op de Laarsenberg.

Als gevolg van de Stuka-aanval trok de 4e sectie (stelling west van kilometerpaal 25) zich terug. Beide andere secties bleven ook na de Stuka-aanval ter plaatsen, de 2e sectie onder luitenant Suilen zelfs tot diep (gezegd wordt 17.30 uur) in de namiddag. Dit onderdeel verliet als laatste de stelling. Suilen kwam uiteindelijk met 22 man via Vreeswijk in IJsselstein terecht.

De rest van de compagnie bevond zich ten tijde van de capitulatie in Fort Honswijk en is vandaar afgevoerd in krijgsgevangenschap naar Duitsland.

2-II-19 R.I. telde een gesneuvelde: soldaat G. Nijentap, die slachtoffer werd van eigen vuur bij de Grebbesluis tijdens de afgebroken tegenaanval in de nacht van 11 op 12 mei.

In de grendelstelling

De grendelstelling was de laatste houvast voor de verdedigers van de Grebbeberg en lag achter de stoplijn. Deze stoplijn mocht niet doorbroken worden, zo werd door de legerleiding gesteld. De grendelstelling was een provisorische verdedigingslijn die liep vanaf de Rijn naar kilometerpaal 25 en vandaar verder in noordwestelijke richting. Deze stelling werd bezet door (divisie)reservetroepen (waaronder 2-II-19 R.I.) en gedurende de latere oorlogsdagen ook door andere (in sommige gevallen teruggetrokken) eenheden.

Klik hier voor een uitvergroting
Kaart van de situatie op 13 mei omstreeks 7.00 uur met daarop aangegeven in groen de stellingen van 2-II-19 R.I. en in blauw de spoorwegovergang bij kilometerpaal (Kp.) 25.
Scholten: "We lagen aan de rand van de Grebbeberg en het artillerievuur ging over ons heen. Achter ons vuurden de Nederlandse stukken en voor ons de Duitse. Op een gegeven moment sloeg er vlak achter mij een granaat in die niet afging. Was die wel afgegaan dan was ik weggeweest, dan had ik het waarschijnlijk niet overleefd. Ik heb gewoon geluk gehad."

"Toen ze de (Laarsen)berg opkwamen 's morgens al direct na zonsopkomst kon de schutter van de lichte mitrailleur M.20 ze gewoon neermaaien. Die mitrailleur had 97 patronen in een trommel en de schutter heeft er zeker wat doodgeschoten, maar ja. Dat was heel wat, dat kan ik je niet vertellen. Ik heb zelf ook wel geschoten maar ik durf niet te zeggen of ik wat heb geraakt."

"Naast mij werd Van Oss geraakt door een kogel, achter in zijn bovenbeen. Iets verderop kreeg een soldaat een kogel dwars door de helm heen geschoten. We dachten dus dat de leeuw op de helm een zwakke plek was en daarom moesten velen deze van de helm afsteken."

Vanaf 9 mei 1940 hadden ze niets gegeten, alleen wat brood wat ze hadden meegenomen en water. Op den duur werden ze sloom, suf en verloren ze alle besef van tijd. De gevechten werden heviger en het werd steeds gevaarlijker. De groepen werden uit elkaar geslagen en zo probeerden ze weg te komen toen de Duitsers verder opdrongen.

Tijdens het vraaggesprek kwam het Stuka-luchtbombardement op de grendelstelling in de middag van 13 mei 1940 ter sprake. Scholten vertelde direct zich daarvan niets te kunnen herinneren. Achteraf bleek dat hij zich dat moment wel degelijk wist te herinneren, maar er op dat moment niet over wilde spreken.

Dat er gebeurtenissen waren voorgevallen waarover Scholten niet wilde en/of kon spreken had hij ons ook al aan het begin van het vraaggesprek aangegeven. Feitelijk heeft hij sinds 1940 gezwegen over deze dagen in mei 1940. Pas in 2010 was hij daarover gaan spreken met zijn familie. Zodoende kregen we naderhand wat meer informatie van zijn dochter over de Duitse luchtaanval. Hij had haar verteld over "veel vliegtuigen met sirenes en een hels kabaal". Over de daarop volgende terugtocht: "er lagen zoveel lijken, dat je moest oppassen er niet bovenop te stappen. Dat wil je allemaal niet eens weten..." Duidelijk werd ons dat die luchtaanval een overweldigende en verschrikkelijke indruk op hem heeft achtergelaten.

Terugtrekken

Onze conclusie was dat Scholten vrij kort na het luchtbombardement moet zijn teruggetrokken. "We zijn teruggetrokken, binnendoor, door de weilanden, van Rhenen richting Veenendaal. Er was daar toen geen mens meer. Toen kwamen wij bij een boerderijtje en erachter stond een stuk zwaar geschut. En ze schoten een man zo achter dat geschut weg. We zijn die boerderij van achter ingegaan en van voren er weer uit. Ergens verderop kwamen we nog bij een ander huis, daar zat een man alleen in huis. Z'n vrouw lag onder het raam, dood, die kon niet begraven worden. Die man wilde niet vertrekken. Ook de burgerbevolking werd beschoten, dat was behoorlijk gevaarlijk. Er lagen ook wel paarden, die waren doorzeefd met kogels, daar liepen we tussendoor met terugtrekken."

Ze zijn toen zo snel mogelijk naar Utrecht getrokken. Op de terugweg heeft Scholten zijn veldfles nog gevuld met koemelk om onderweg wat te drinken te hebben. Hij heeft vervolgens samen met een man of 20 Utrecht bereikt. Het heeft er alle schijn van dat deze groep deel uitmaakte van de 4e sectie van 2-II-19 R.I. Van die sectie is het inderdaad bekend dat deze zich niet lang na het Stuka-bombardement uit de stelling heeft teruggetrokken. Men stond op dat moment onder commando van sergeant Koldewijn omdat de eigenlijke sectiecommandant (reserve-eerste luitenant K.L.A. van der Leeuw) dienst deed als plaatsvervangend compagniescommandant en zich zodoende elders bevond.

Luitenant Van der Leeuw heeft geprobeerd de 4e sectie terug te halen maar is daarin slechts ten dele geslaagd. Twaalf man wist hij weer mee terug te brengen naar de stelling, de resterende 20 (een sectie bestaat uit ca. 30 man) vormden vermoedelijk de groep waarmee Scholten uiteindelijk in Utrecht is terechtgekomen. Een andere aanwijzing dat het hier om de 4e sectie gaat is de mededeling van de familie van soldaat Makkinga, sectiegenoot van Scholten, dat Makkinga zeer waarschijnlijk behoorde tot de 4e sectie van luitenant Van der Leeuw. Volgens Scholten zat Makkinga overigens niet bij de groep waarmee hijzelf in Utrecht terecht kwam. Makkinga zal dus vermoedelijk hebben behoord tot de groep die met luitenant Van der Leeuw weer terugkeerde in de stelling. Uiteindelijk trok ook deze groep zich terug naar Fort Honswijk, werd aldaar krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd naar Duitsland.

Bij de inspectie die reserve-kapitein Besling in Honswijk hield (hij had inmiddels het bevel over de compagnie weer overgenomen) ontbrak nog een andere vrij grote groep. Dat waren reserve-tweede luitenant Suilen en 22 man van zijn (2e) sectie. Zij hadden tot in de late namiddag van 13 mei in de grendelstelling standgehouden en waren uiteindelijk via Vreeswijk terechtgekomen in IJsselstein.

Capitulatie

"Toen we Utrecht kwamen in een grote zaal, waren we een nacht en een dag onderweg geweest. Daar ook hoorden we van de capitulatie. Utrecht zou worden gebombardeerd, net als Rotterdam. Toen pakten ze ons als groep op en zetten ons gevangen in de Hojel-kazerne in Utrecht. Daar hebben we 3 weken gezeten."

Toen we vastzaten in de Hojel-kazerne was de vrouw van kapitein Prakken er ook, die kwam uit Zwolle. Scholten kon aan de vrouw een brief voor thuis meegeven met daarin de mededeling hij nog in leven was en dat het goed met hem ging. Het gerucht ging dat de Duitsers de krijgsgevangen Nederlandse soldaten op transport wilden zetten naar Polen, maar dat is uiteindelijk voor Scholten niet doorgegaan.

Na de 3 weken mochten ze terug naar Leersum. "Nadat we op zaterdag terugkwamen in Leersum (met vrachtwagens) hebben we op zondagmorgen de fiets gepakt en zijn we naar huis gereden. In Leersum lag ook mijn koffer en mijn herkenningsplaatje. Die was ik vergeten om te doen. In geval van oorlog moest je die verplicht met een koord om de nek dragen, maar er zijn er veel geweest die dat dus niet hadden gedaan. Het werd niet gecontroleerd of zo hoor, er werd bij ons niet eens over gesproken. Ik heb het eigenlijk nooit gedragen, dus als ik was neergeschoten hadden ze mijn naam waarschijnlijk niet geweten.

Onderweg naar huis raakte de koppel los met de lege patroontassen, maar ik ben gewoon doorgefietst. Die was voor de Duitsers. Mijn ouders waren natuurlijk hartstikke blij. Die maandagochtend ben ik naar de burgermeester gegaan, als je werk had mocht je naar huis. Toen ben ik naar de commandant in Leersum gegaan en gezegd dat ik werk had en toen was ik vrij."

Naschrift

Scholten: "Het beeld dat ik heb van de Grebbeberg is van allemaal ellende, schieten en doden, van alles kwam je tegen. Je verhardt, je moet wel, anders ga je zelf. Je wordt helemaal anders hoor. Je komt er zo in één keer in en je moet er maar mee om zien te gaan, anders ga je er aan onderdoor. Er zijn er heel wat die er wat aan hebben overgehouden. Veel mannen waren ook verminkt, je herkende ze niet meer. Als je dan met ze ging praten dan herkende je ze weer. U kunt het zich niet voorstellen."

Aan het einde van de oorlog werd Scholten opnieuw geconfronteerd met een neergestort vliegtuig. Vlak achter hun huis bij de Smeijersdijk in Zuna stortte op 23 september 1944 rond 23.30 uur een Britse Lancaster neer. Het toestel stond in brand en na een tijdje volgde een geweldige explosie waarbij het vuur meteen gedoofd was. Het gevolg was een geweldige krater in de grond. Op last van de burgermeester haalde Scholten toen een lijk uit de restanten van het vliegtuig. Overal zag hij ledematen in de grote puinhoop. In oktober 2006 zijn wrakstukken van het toestel geborgen waarbij nog enkele stoffelijke resten zijn geborgen.

In zijn latere leven werkte Scholten voor de gemeente. Hij ging met pensioen op 62,5 jarige leeftijd. "Ik mocht wel langer blijven, maar dat hoefde voor mij niet. Bij het afscheid zei ik: Ik heb veel gedaan, maar ik heb ook veel werk laten liggen, er is nog veel te doen."

Het is wellicht jammer dat Scholten de gebeurtenissen op de Grebbeberg niet meer volledig naar voren wist te halen. Hij was niet in staat geweest om alles te vertellen, daarvoor waren de indrukken destijds te gruwelijk geweest.

Bron: interview met dhr. H. Scholten,
uitgewerkt door Stichting De Greb

3230