Dossier curieuze zaken: Rust Wat / Huize Wilhelmina
Inleiding
Van alle gevechten die in de meidagen van 1940 in Nederland plaatsvonden is er geen gevecht (of slag) door de militaire onderzoekscommissie van Defensie zo uitgebreid onderzocht als de Slag om de Grebbeberg. Er zijn vele honderden militairen gehoord of verzocht om schriftelijk te verklaren. Dat gebeurde in het kader van sec krijgshistorische onderzoekingen of omdat onderzoek werd gedaan naar militairen die ter onderscheiding waren voorgedragen. Daarnaast waren er enkele specifieke onderzoeken, die vooral voortkwamen uit de eerste inventarisatie die nog tijdens de oorlog (1940-1941) onder auspiciën van toenmalig luitenant-kolonel Nierstrasz plaatsvond en waaruit curieuze zaken naar voren waren gekomen die nader onderzoek vereisten. Daarmee hielden tevens de onderzoeken verband die werden ingesteld naar de gedragingen van officieren tijdens de meidagen. Zo kon het ook gebeuren dat relatief veel minderen werden gehoord, hoewel dit tevens werd veroorzaakt door de vele gesneuvelde kaderleden. Vanwege deze hoge dichtheid aan verslagen en rapporten vanuit de aan de slag deelnemende onderdelen en het gegeven dat de feitelijke slag in hoofdzaak op een paar vierkante kilometer werd uitgevochten, ontstond een buitengewoon compleet totaaloverzicht van de gevechten die op de drie strijddagen hadden plaatsgevonden. Een absoluut unicum, dat vermoedelijk zelfs in het buitenland nooit of zelden aan de orde zal zijn geweest. De Slag om de Grebbeberg kon daarom tot in hoge mate van detail worden gereconstrueerd.
Ondanks die 'luxe' van zoveel details en beschrijvingen, bleven de onvermijdelijke hiaten bestaan. Elders zagen dergelijke 'gaten' in de reconstructie van gebeurtenissen echter veel vaker op voorname gebeurtenissen, die wegens gebrek aan voldoende verklaringen en rapporten in veel latere jaren maar lastig waren te vullen. Op de Grebbeberg heeft de historicus de luxe op detailniveau te kunnen rechercheren. Dat neemt niet weg dat nog steeds enige hardnekkige enigma's zijn blijven bestaan. Een aantal van die curieuze zaken zijn bijvoorbeeld 'de zaak Migchelbrink', 'de doden van 24 R.I. in de boomgaard', 'de soldaten Krouwel en Van Setten', 'de sluiswacht' en 'de doden bij Rust Wat en Huize Wilhelmina'. In dit dossier gaat de redactie in op laatstgenoemde zaak.
De redactie heeft dit dossier opgebouwd met informatie elders op de website vanuit rapporten en verslagen, aangevuld met fotomateriaal. Daarbij wordt een situatieschets gegeven, tezamen met één of meerdere hypotheses. Uiteraard wordt door de Stichting De Greb op dit dossier verder gerechercheerd, maar het is nadrukkelijk ook bedoeld om bezoekers te prikkelen mee te denken en mee te zoeken. Vragen en/of opmerkingen kunnen worden geplaatst in onze discussiegroep.
Locatie
Legenda: [1] Rust Wat, [2] Huize Wilhelmina, [3] Huize Candia, [4] Grebbeweg 72
De doden bij Rust Wat en Huize Wilhelmina langs de Grebbeweg
Rust Wat was voor de oorlog een pension annex restaurant gelegen aan de noordkant van de Grebbeweg, de doorgaande straatweg van Arnhem naar Utrecht (zie situatieschets hierboven). Thans (2010) is op deze plek gevestigd de uitgaansgelegenheid Bollee (nr. 69). Het oorspronkelijke pand heeft in de na-oorlogse jaren plaats moeten maken voor nieuwbouw.
Huize Wilhelmina is de naam van de woning direct naast en ten oosten van het toenmalige Rust Wat, eveneens aan de Grebbeweg. Het huis werd in 1940 bewoond door de familie Klomp, de heer des huizes was aannemer in Rhenen. Deze woning is gedurende de jaren in min of meer oorspronkelijke staat gebleven en heeft thans het huisnummer 71. De naam Wilhelmina heeft overigens geen relatie met de toenmalige koningin, het huis is vernoemd naar de vrouw van de eerste bewoner. Achter de woning bevond zich volgens oud-strijders een grote loods/barak. Deze is echter nog niet te zien op de luchtfoto uit 1939.Documenten opgesteld door sergeant J. Sellies (Geneeskundige Troepen) geven inzicht in de vindplaats van de Nederlandse slachtoffers op en om de Grebbeberg. Voor een opvallend grote groep gesneuvelden geldt dat hier Rust Wat en/of Huize Wilhelmina staat gespecificeerd. Diverse foto's gemaakt in de periode 14-17 mei 1940 bevestigen dit. De omstandigheden waaronder deze militairen zijn gesneuveld is een onderwerp dat al vele jaren als een groot raadsel te boek staat.
Diverse kleine en enige uitgebreidere onderzoeken zijn door ons in de afgelopen 10 jaar uitgevoerd. Deze hebben echter niet tot een sluitende verklaring geleid. Desalniettemin trachten we hieronder door opsomming van de beschikbare gegevens een poging te doen om een aantal scenario's toe te lichten en waar mogelijk uit te sluiten.
De Nederlandse slachtoffers
Volgens deze opgaaf (bron: Rapporten Sellies / Fiolet d.d. 12 augustus 1940) zijn er 17 Nederlandse gesneuvelde militairen gevonden in de directe nabijheid van Huize Wilhelmina en Rust Wat. Vier van hen zijn aan de achterzijde van Huize Wilhelmina gevonden en zodoende vermoedelijk niet vanaf de straatweg te zien geweest (dit i.v.m. evt. beschikbaar fotomateriaal).
Getuigenverslag toenmalige bewoners Huize Wilhelmina
De toenmalige bewoners van Huize Wilhelmina keerden rond 20-22 mei 1940 terug naar hun woning. In september 2008 heeft de dochter de redactie aan de hand van een vragenlijst inzicht gegeven in hetgeen haar moeder bij terugkomst aantrof in en om de woning:
"Waarschijnlijk kwamen wij terug in Rhenen rond 22 mei 1940. Dit is berekend naar de gebeurtenissen en onze ervaringen vanaf 10 mei. De schade aan het huis was beperkt tot enige glasschade en een gat in het hek, mogelijk veroorzaakt door een granaatinslag. In huis waren geen sporen van beschietingen te vinden. In de kelder zijn door ons, naar mij bekend is, geen uitrustingsstukken, munitie, ander militair materieel of bloedsporen gevonden. Let wel: door ons, mogelijk hebben zich in de voorgaande dagen personen (al dan niet onrechtmatig) toegang verleend tot de woning en dergelijke zaken verzameld c.q. verwijderd. Op begane grond vonden we alleen in de achterkamer op de divan een grote bloedvlek. Het slachtoffer was kennelijk op borsthoogte gewond geraakt. Hij is daar waarschijnlijk ook overleden. Er is mij wel eens verteld dat het hier zou gaan om de luitenant Schoonderbeek, maar ik weet niet meer door wie. Buiten in de voortuin waren duidelijk bloedsporen op het pad en in het gras te zien. De plaatsen komen overeen met de positie van de slachtoffers op getoonde foto. Het verhaal over de executie van militairen die uit het huis werden verdreven heb ik wel gehoord, maar ik weet niet meer van wie. Van slachtoffers in de achtertuin is mij niets bekend. Wij hebben geen sporen ontdekt die daar op duiden.
Opmerkelijk in deze is de volgende ervaring van onze toenmalige buurman dhr. Bollee senior. Hij is inmiddels al lang overleden en is de vader (mogelijk grootvader) van de exploitant van uitgaanscentrum Bollee, het toenmalige Rust Wat. Dhr. Bollee zag enige tijd na de oorlogshandelingen een persoon in burger bij ons hek staan en heel aandachtig naar de voortuin kijken. Hij kwam met deze persoon in gesprek. Deze liet hem een foto zien en vroeg Bollee of hij deze plaats herkende. Het was de foto waarop te zien is het hek met het gat en in de tuin lagen de slachtoffers. Na enig aandringen stond de vreemdeling (sprak hij Duits? Ik weet het niet) de foto aan Bollee af. Deze toonde hem op zijn beurt o.a. aan mij maar stond hem niet af.
Er was geen muurtje aan de voorkant of beide zijkanten van ons terrein. Het witte hek (zie foto) maakte voor een aantal meters deel uit van de gazen afscheiding die de rest van het terrein afzette. Er was ook geen muurtje aan de voorkant bij Rust Wat. Waarschijnlijk wel aan hun westkant, d.w.z. de eerste 5 meter met de openbare weg die daar breder was. Mogelijk liep dit muurtje verder naar achteren door. De woningen in de richting van het viaduct zijn later gebouwd dan Rust Wat, Huize Wilhelmina en het daarnaast gelegen Huize Candia en hadden wel een laag muurtje als afscheiding van de weg.
Een aantal dagen voor Pinksteren (d.w.z. voor de oorlogsdagen) kwam bij ons een militair met de order voor vader: 'Tijdens de Pinksterdagen in dienst voor de schottenarbeid'. Dit hield in dat men paraat moest zijn voor het eventueel uitleggen van houten schotten op de spoorbrug over de Rijn opdat deze geschikt was voor gemotoriseerd militair (weg)transport. Enige dagen later volgde het 'Uit dienst'. Dit herhaalde zich tot de laatste order 'In dienst' direct voor het weekend van Pinksteren 1940. Dat betekende thuis blijven dus. Vrijdagmorgen 10 mei omstreeks 5 uur trokken drommen vliegtuigen over in westelijke richting. Om 13.00 uur verzamelen bij het veerhuis voor evacuatie per schip. Vader bracht ons - moeder en mij - met de fiets weg. Hij sliep die nacht in ons huis. Op 11 mei werd er niet gewerkt aan de spoorbrug en hij ging die avond opnieuw thuis slapen. Ik ben er niet zeker van of op 12 dan wel 13 mei de schotten in recordtijd zijn aangebracht. Tijdens beschietingen van Rhenen verbleef hij in de kelder van apotheek Post (ongeveer naast garage v.d. Horst). Hij moet dan naar Utrecht zijn gebracht en met de groep ondergebracht zijn in de kazerne aldaar."
Militaire rapporten
Nadere gegevens over de situatie bij Rust Wat en Huize Wilhelmina komen in de thans beschikbare militaire rapporten niet voor. De 8e Compagnie Mortieren stond onder commando van de reserve-kapitein J.A.P. van Dijk en bestond uit 3 secties. Twee secties waren opgesteld in het begroeide terrein direct achter (d.w.z. westelijk van) de stoplijn in het vak van I-8 R.I. Sectiecommandanten alhier waren de reserve-eerste luitenant W. Schoonderbeek (1e sectie, noordelijke opstelling) en de sergeant J.G.D.W. Speijers (2e sectie, zuidelijke opstelling). De commandopost van kapitein Van Dijk bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van deze opstellingen. De derde sectie, onder commando van reserve-eerste luitenant J. Vrijs, was meer westelijk opgesteld in het vak van II-8 R.I. en wel langs de Achterbergsestraatweg (nabij de huidige Bergweg).
Bij de onderzoeken naar de gebeurtenissen bij de Grebbeberg werden met name officieren gehoord. Met het sneuvelen van zowel de kapitein Van Dijk als de luitenant Schoonderbeek zijn er derhalve slechts twee rapporten voorhanden van de hand van luitenant Vrijs. Aangezien hij gedurende de oorlogsdagen via ordonnansen beperkt contact had onderhouden met zijn kapitein is de informatie in zijn rapporten over de gebeurtenissen rondom de overige twee secties uiterst summier:
"13 Mei 1940 - vak I-8 R.I.: Door de mortieren uit vak I-8 R.I. wordt reeds 's morgen zeer vroeg vuur uitgebracht op 200 à 300 m, daarna op 150 meter. Hevig artillerievuur en ook mitrailleur- en geweervuur van overzijde en linkerzijde van het voetbalveld [Roggeakker], later ook uit andere richtingen. De munitievoorraad raakt uitgeput en aanvulling blijft uit. In de aangrenzende stellingen zijn reeds vele gapingen. Te pl.m. 8.00 uur worden de beide aanwezige officieren door een voltreffer buiten gevecht gesteld, waarna door de anderen de stelling wordt verlaten. Een deel zoekt contact met andere onderdelen en zet de strijd voort, terwijl anderen, waaronder gewonden, trachten een goed heenkomen te zoeken naar achteren."
In een later opgesteld schrijven (1949) meldt Vrijs nog het volgende:
"Met de beide op 13 Mei te 8.00 uur buiten gevecht gestelde officieren bedoelde ik de Kapitein J.H.P. van Dijk en de 1e Luitenant W. Schoonderbeek."
Dienstplichtig sergeant R.D. v.d. Meij (linker groepscommandant 1e sectie 2-III-8 R.I., gelegen in de stoplijn) schrijft in zijn verslag (gedateerd 20 mei 1940) het volgende over de voltreffer:
"Juist toen ik weg wilde gaan werd de kapitein van de mortieren (Van Dijk) door een voltreffer gedood, evenzoo kreeg de luitenant (Schoonderbeek) scherven in de borst, zoodat de mortieren zonder officieren zat."
Sergeant V.d. Meij brengt vervolgens dit nieuws over aan reserve-eerste luitenant P. v.d. Boom. Hij schrijft namelijk in zijn relaas van 9 december 1940:
"Dan komt Sergeant v.d. Meij. Hij heeft zoo juist Kapitein van Dijk van de mortieren zien verpletteren, terwijl ook Luitenant Schoonderbeek (ook van de mortieren) door een voltreffer is geraakt. De mortieren, thans zonder officieren, hebben ook ten slotte hun munitie verschoten en trekken terug."
Uit gegevens van de Oorlogsgravenstichting en archief Dhr. E.H. Brongers blijkt echter dat de kapitein Van Dijk op 17 mei 1940 in het St. Elisabeth Ziekenhuis te Arnhem aan zijn verwondingen is overleden en de dag daarop is begraven op de Algemene Begraafplaats Moscowa, eveneens te Arnhem. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de (vermoedelijk zwaar gewonde) kapitein Van Dijk nog gedurende de oorlogsdagen door Duitse troepen naar achteren is afgevoerd voor verdere behandeling in het ziekenhuis.
Gezien de locatie waar het lichaam van de luitenant Schoonderbeek is gevonden mag worden aangenomen dat hij, hoewel gewond, in staat is geweest samen met een deel van de manschappen naar achteren terug te trekken om uiteindelijk als groep onderkomen te vinden in Huize Wilhelmina.
Via mondelinge overlevering via Epi Driessen (overleden april 2005), in 1940 zelf mortierist bij de sectie Vrijs, was er bij Huize Wilhelmina 1 overlevende, Cor van Zand. Volgens zijn verhaal zou hij de enige overlevende zijn geweest van de groep mortieristen die sneuvelden bij Huize Wilhelmina. Nadat de groep zich in de namiddag van 13 mei 1940 had overgegeven aan Duitse troepen, openden deze op enig moment het vuur op de Nederlandse militairen. Cor van Zand werd hierbij door vier pistoolschoten, twee in buik, een in de rechter en een in de linkeronderarm en door granaatscherf in de nek geraakt, maar overleefde de aanslag als enige. Epi Driessen vertelde indertijd in een interview aan ons dat hij de verwondingen op de handen en armen van Cor heeft gezien, dat Cor altijd bijzonder emotioneel werd bij het aanhalen van deze gebeurtenis en er eigenlijk niet te veel over wilde praten.
Beschikbaar (meerendeels Duits) fotomateriaal
Gesneuvelde militairen op de Grebbeweg Van het beschikbare fotomateriaal van deze locatie tonen een drietal foto's vier gesneuvelde Nederlandse militairen langs de Grebbeweg: drie van hen liggen voor Huize Wilhelmina en één gesneuvelde ligt voor de ingang naar Rust Wat. Het is zeer waarschijnlijk dat deze 4 gesneuvelden zijn: - Dpl. soldaat H.A.B. Dungelmann (Staf-I-24 R.I.) - Adj. O.Off. Instr. J. Klinkspoor (1-22 Grens.Bat.) - Dpl. korporaal Fourier W. van Walraven (Staf-I-24 R.I.) - Dpl. korporaal W.P. Verberne (1-I-24 R.I.) Gesneuvelde militairen in de voortuin van Huize Wilhelmina Twee andere foto's tonen 6 gesneuvelde militairen in de voortuin en oprit van Huize Wilhelmina. Volgens opgaaf zijn er op deze plaats acht gesneuvelden gevonden: - Dpl. soldaat L. Roza (8e Comp.Mortieren) - Dpl. sergeant S.J. Boddé (8e Comp.Mortieren) - Dpl. sergeant J.C. Klomp (8e Comp.Mortieren) - Dpl. soldaat J.H. Bos (8e Comp.Mortieren) - Dpl. korporaal L. Jansen (8e Comp.Mortieren) - Dpl. sergeant J.M. van 't Hof (8e Comp.Mortieren) - Sergeant capitulant K. Gort (8e Comp.Mortieren) - Res. 1e luitenant W. Schoonderbeek (8e Comp.Mortieren) |
||
De foto's geven slechts een gedeelte van de voortuin van Huize Wilhelmina weer. Mogelijk liggen er buiten beeld nog twee lichamen. Het is niet uitgesloten dat W. Schoonderbeek in de woning aan zijn verwondingen is overleden (getuige de bloedsporen op de divan) en aldaar is gevonden.
Volgens opgaaf is de huzaar W. Stammes gevonden in de struiken achter het muurtje voor het huis naast Huize Wilhelmina. Aangezien zowel Huize Wilhelmina als Huize Candia geen stenen muur als erfafscheiding had, blijft als een mogelijkheid over de plek op de hiernaast afgebeelde foto. Hierop is rechts nog net de erfafscheiding van Rust Wat te zien. Ook is goed te zien dat het voetpad vanaf Rust Wat in westelijke richting een stuk breder werd. Het is goed denkbaar dat dit een plek was om tijdens het optrekken richting stoplijn stelling te nemen en/of dekking te zoeken. Van deze plek zijn meerdere foto's bekend: foto 1, foto 2, foto 3 en foto 4. De afgebeelde foto moet echter op een eerder tijdstip zijn gemaakt daar hier de zware mitrailleur nog op de kar staat gemonteerd. Op latere opnamen is deze verwijderd of staat er soms een stuk pag. naast.Theorieën over de gedode mortieristen
- De groep zou gesneuveld zijn door Nederlands vuur vanaf de westzijde van het viaduct (groep Gelderman). Op basis van het beschikbare fotomateriaal kan deze theorie wat betreft de gesneuvelden gevallen in de voortuin van Huize Wilhelmina geen stand houden. Vrijwel alle doden lagen zijwaarts, plat op de buik of op de rug, soms met de armen voor zich uit. Daarbij is het vrijwel onmogelijk om op zo'n afstand met een traagschietende MG zoveel man te treffen. Daarvan is ook geen enkele omstandige aanwijzing te vinden, zoals kogelinslagen in de muren etc.
- De groep is tijdens de Duitse doorbraak door de stoplijn - nog voor het middaguur van de 13e mei - door een verband SS'ers (restant van III./SSDF) en / of militairen van IR.322 (207.ID) uit het huis gedreven en - al dan niet in paniek - ter plaatse gedood. Twee specifieke zaken geven aanleiding te denken dat een moordpartij aan de orde kon zijn. De opvallende houding van tenminste vier lijken, alle vier met het hoofd naar beneden, liggend op de buik en de handen naast het hoofd (alsof men zo op de grond heeft moeten plaatsnemen) waarbij bovendien - voor zover waarneembaar - opvallende (achter)hoofdwonden bij tenminste twee slachtoffers. Daarnaast het feit dat vijf man vlak bij elkaar liggen en er overigens geen enkele schade van een granaatdetonatie of kogelinslagen in de grond, het huis of het hek zijn waar te nemen. Niet de geringste schade is te zien!
Enkele summiere bronnen melden dat de gesneuvelden als Heckenschütze zouden zijn geëxecuteerd. Vandaag de dag wordt die term gebruikt voor de aanduiding van een (verdekt opgestelde) sluipschutter. Voor de Duitse militair in mei 1940 had die term echter een meer diepgaande betekenis en stond min of meer gelijk aan een franc tireur die (illegale) krijgshandelingen verrichtte achter de linies en waartegen de standrechtelijke executie was geoorloofd. Deze extra betekenis ontstond aan het einde van de Eerste Wereldoorlog toen Duitse troepen door België terugtrokken en de indruk kregen onder vuur te worden genomen door zogenaamde Heckenschütze. Deze theorie zou dus impliceren dat de groep mortieristen bij Huize Wilhelmina het vuur heeft geopend op passerende Duitse troepen en dat ze (na overgave) door de Duitsers zijn geëxecuteerd. Van een intensieve vuuruitwisseling kan echter geen sprake zijn geweest, de beschadigingen aan Huize Wilhelmina waren minimaal. Daarbij is het niet uitgesloten dat de groep bij terugtrekking vanuit de stoplijn de wapens heeft achtergelaten.
In dit verband verdient ook het feit aandacht dat bij een woning aan de overzijde van de straatweg en schuin tegenover (zuidoostelijk van) Huize Wilhelmina in de voortuin drie gesneuvelde Duitsers zijn aangetroffen en begraven. Zie foto 1 en foto 2. Er is echter geen enkele aanwijzing dat er vuurcontact tussen deze twee groepen is geweest. De drie gesneuvelde Duitse militairen kunnen ook gevallen zijn bij de gevechten rondom het hotel De Grebbeberg dat weer noordoostelijk van deze woning lag. - Ze zijn slachtoffer geworden van eigen vuur. In de ochtend van 13 mei was het chaos op deze locatie. De Duitsers waren doorgebroken door de stoplijn, maar tussen de stoplijn en het spoor waren nog vele lokale weerstandpunten van concentraties Nederlandse militairen en twee hardnekkig verdedigde commandoposten (CP I-8.RI en CP 8.RI). In de Stoomhamer - de fabriek ten zuidoosten van het viaduct - zaten al sinds de late avond van 12 mei een paar dozijn SS'ers onder de commandant van III./SSDF. Ook bezette enige SS'ers diverse huizen langs de Grebbeweg. Nederlandse militairen die massaal of in kleinere groepen van de stoplijn terugweken, kunnen de militairen bij Huize Rust Wat / Wilhelmina voor vijand hebben aangezien en op korte afstand op hen hebben geschoten. Uit de ligging van de lichamen in de tuin, zeker de vijf langs het tuinpad, lijkt het vuur uit het noorden te zijn gekomen. Vier van de vijf liggen immers voorover, terwijl de voorste overduidelijk in het achterhoofd een wond heeft (wat overigens ook een uitschotwond kan zijn). Over de mogelijkheid van eigen vuur vanaf het viaduct (groep Gelderman) is in 2006 in onze discussiegroep uitgebreid stilgestaan.
Update: december 2011 verscheen in de Checkpoint een interview met veteraan Will Hulscher waarin hij een verklaring geeft voor het mysterie dat plaatsvond bij Rust Wat en Huize Wilhelmina.
Actuele situatie
|